JavaScript is required for this website to work.

De toekomst van de EU

Koenraad Elst7/6/2014Leestijd 3 minuten
TitelDe toekomst van de EU
AuteurErik De Bom (red.)
UitgeverPelckmans
Onze beoordeling
Aantal bladzijden248
Prijs€ 21.5

De bekendste auteur is allicht oud-minister Frank Vandenbroucke. Hij betoogt dat de EU, door vele eurosceptici reeds als te socialistisch gehekeld, juist een echt sociale dimensie behoeft. De lidstaten hebben zelf al een sociaal stelsel uitgebouwd, maar onder meer het bestaan van een muntunie vergt het tot stand komen van een geharmoniseerd sociaal beleid. Net zoals zij een economische en politieke eenmaking impliceert. Het is of dat hele pakket of terug naar de nationale munten.

Het probleem van de Europese identiteit onderzoekend, pleit Marin Terpstra van een ‘identiteit die geen identiteit is’. Dat zullen de belgicistische culturo’s vast toejuichen. Inderdaad: de EU is een België in het groot. ‘Er is geen Europese dèmos, dus geen democratie’, zo klagen verschillende auteurs. Maar op de boekvoorstelling in Leuven vond Bea Cantillon dat natiegevoel althans in taalopzicht overbodig: laat de Europese instellingen maar de natuurlijke veeltaligheid weerspiegelen, wat moeilijk met een EU-wijd democratisch debat bemoeilijkt. Nog daar werd een ander argument door Ivo Belet geformuleerd, met beroep de bekende wijsgeer Jurgen Habermas: schep gewoon structuren die werken, en het volk zal zich daarin thuis gaan voelen, ongeacht toogpraat als het ‘natiegevoel’. Ziedaar het ‘grondwetspatriottisme’ in actie: de EU behoeft geen volk, alleen een ‘waardengemeenschap’ die zich in de door de elite geschapen structuren inpast. Tegen hen allen in gelooft Philippe van Parijs wel in het belang van een dèmos, alleen moet deze nog geschapen worden, en wel via het Engels als gemeenschappelijke tweede taal.

Anya Topolski valt de ‘mythe van de Europese eenheid’ aan. De economische crisis heeft pijnlijk duidelijk gemaakt dat de EU geen echte politieke gemeenschap is, en maar goed ook: ‘De Unie die sommige Europese landen middels de EU proberen te smeden, lijkt gevoed te worden door een oude en gevaarlijke droom van macht door eenheid.’ Die zienswijze is geen rechts-populistische stemmingmakerij, maar een observatie van linkse inspiratie, want zij beschrijft de EU als ‘een neoliberale hegemonische macht gedomineerd door enkele rijke noordelijke regeringen’. Zij voert dit ideaal van eenheid terug op de christelijke notie van Corpus Mysticum en op het beleid van de middeleeuwse kerk, met de inquisitie als model voor de modernere massamoorden. Alva, vader van de EU! Zij herinnert ons eraan dat er naast een links- en een rechts-populistische euroscepsis ook een links-doctrinaire variant bestaat. (Ons aller PVDA was lange tijd tegen de EU, onder meer omdat deze ‘de Sovjet-Unie wou aanhechten’. De recente bemoeienissen van Guy ‘baby Thatcher’ Verhofstadt met Oekraïne schijnen haar alsnog gelijk te geven.)

We krijgen in nogal wat bijdragen varianten op het standpunt van het Bestel. Conformistisch ten voeten uit is bijvoorbeeld de bijdrage van Ronald Tinnevelt en Peter Bal. Zij thematiseren het ‘democratisch tekort’ van de EU. Dat is inderdaad een cruciaal bezwaar tegen de huidige Unie, en vormt het belangrijkste argument van de eurosceptici. Maar in plaats van met deze doorgewinterde critici in debat te gaan, bespreken zij enkel de mening van wat regimevriendelijke politologen. Net als de politici blijken zij de democratie onvoldoende ernstig te nemen, een zeer beperkte definitie van democratie te hanteren, de macht van het EU-parlement te overschatten en het meerderheidsbesluit te wantrouwen.

Erik De Bom zelf behandelt het heikele onderwerp van de EU-grenzen. Hij meldt terloops dat het stichtende Verdrag van Rome wel degelijk het lidmaatschap van niet-Europese landen toelaat. Het zal vooral die eurocraten verrassen die Marokko’s aanzoek afwezen met het argument dat Marokko niet in Europa ligt. Maar anders dan sommige collega’s pleit deze politiek filosoof niet voor een verbreding, wel voor een verdieping van de nu nog zwakke EU. Zijn ‘enerzijds, anderzijds’ over de uiteindelijke grenzen van de EU komt niet neer op open grenzen, maar ook niet op een ‘fort Europa’.

Koenraad Elst (1959) is orientalist. Hij werkte als politiek journalist bij diverse Vlaamse en Indiase media, van Trends en Punt tot The Pioneer en Pragyata Magazine, als assistant buitenlandbeleid in de Belgische senaat, en als gastprofessor in twee Indiase universiteiten. Zijn eigenlijke roeping vindt men echter in de tientallen onderzoekspapers en een dertigtal boeken, vooral over de belangrijkste hangijzers in de antieke en hedendaagse feiten- en ideeëngeschiedenis van India, en verder over faits divers als de islam.

Commentaren en reacties