Vandaag 75 jaar geleden: Wat de moord op Mahatma Gandhi teweegbracht
Hoe de apostel van de geweldloosheid zoveel geweld veroorzaakte
Scholieren gooiden vandaag bloemen naar het standbeeld van Mahatma Gandhi.
foto © Belga/AFP
Vandaag is de verjaardag van de moord op Mahatma Gandhi. Koenraad Elst staat stil bij de minder bekende oorzaken en gevolgen ervan.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementOp 30 januari 1948 om 17u5 Indiase tijd troffen drie kogels uit het geweer van Nathurām Godse de legendarische leider Mahatma Gandhi. Hij gaf een pijnlijke kreun (nee, geen “hé Rām”, in de Gandhi-film vertaald als “oh my God”) en zeeg neer.
Over die moord en haar beweegredenen handelde mijn boek De Moord op de Mahatma (Davidsfonds 1998), heruitgegeven onder de neutrale titel Mahatma Gandhi (Aspekt 2009). Ik werd er op de ochtend van 30 januari 1998 voor uitgenodigd bij zowel het VRT radio- als TV-nieuws, maar door beide in de loop van de dag afgebeld. Maar over die cancel culture gaat het hier vandaag niet, wel over de gevolgen van de moord op lange termijn.
Theoriën
Zoals bij de moord op JF Kennedy was er meteen ruimte voor samenzweringstheorieën, met name dat er uit een ander geweer een vierde kogel gekomen zou zijn. Was premier Jawaharlal Nehru de onzichtbare hand geweest? Hij zou uiteindelijk immers de grote winnaar van deze episode worden. Ook andere schuldigen aan die vierde kogel zijn genoemd, maar het verhaal is weinig plausibel. Alleszins eiste Nathurām Godse in zijn pleitrede fier de alleenverantwoordelijkheid op, terwijl enkele medeplichtigen met consistente getuigenissen zijn versie verder geloofwaardig maakten.
Godse behoorde tot de Chitpavan-brahmaanse kaste, net zoals de Peshwa’s, de vorsten van het laatste grote hindoe-rijk dat in 1818 door de Britten uitgeschakeld was. Zij hadden belangrijke leiders van de antikoloniale strijd geleverd: MG Ranade, GK Gokhale, BG Tilak, VD Sāvarkar, Vinoba Bhave. Godse zelf was hoofdredacteur van een hindoe-gezinde krant in Pune. Hij was een asceet en gezworen celibatair en had al enkele opgemerkte acties geleid, ondermeer tegen de verdrukking van de hindoes in de prinselijke staat Hyderabad door de plaatselijke moslimvorst; maar ook tegen de aloude instelling van de Onaanraakbaarheid, een kaste-discriminatie die voor de hindoe-nationalisten met hun ideaal van nationale eenheid slechts een blok aan het been was. Hij behoorde immers tot de hervormingsgezinde vleugel van de nationale beweging, en daarin zat hij eerder op één lijn met Gandhi.
Verdedigingsrede
Zijn verdedigingsrede tijdens zijn proces was formeel een mislukking, want hij werd toch ter dood veroordeeld. Zijn rekwisitoor tegen Gandhi bleek echter erg overtuigend. Volgens de rechter was de gerechtszaal muisstil na het beëindigen van de rede, en zou het publiek desgevraagd voor een vrijspraak gestemd hebben. De regering liet de tekst dan ook prompt verbieden, het was pas twintig jaar later dat zijn broer Gopal Godse, de toen pas vrijgekomen medeplichtige aan de moord, hem kon laten uitgeven.
Zoals ik in mijn boek heb aangetoond, was zijn kritiek op Gandhi redelijk gelijklopend met die van anderen die de Mahatma gekend hadden. Godse was wel radicaler in zijn veroordeling van Gandhi’s aandeel in de Splitsing van India met naar schatting 2 miljoen dodelijke en ettelijke miljoenen andere slachtoffers, een merkwaardig palmares voor een apostel van de geweldloosheid. Gandhi had zich tegen de Splitsing verzet tot juni 1947, maar was dan, in het zog van de andere Congres-politici, overstag gegaan zonder zelfs maar een poging om tegen de Moslim-Liga zijn beproefde wapen van de chantage via een vasten totterdood te gebruiken.
Hindoes en moslims
Hij had het splitsingsscenario, toen dat nog hypothetisch was, ook veel grimmiger gemaakt dan nodig. De realistische dr. BR Ambedkar had het idee van een politieke scheiding van hindoes en moslims aanvaard en dienovereenkomstig een plan voor een ordelijke Splitsing uitgetekend, inbegrepen een volledige bevolkingsruil onder toezicht van het leger. Dat zou de meeste moordpartijen hebben kunnen voorkomen, inbegrepen alle nog te komen religieus geweld in de religieus gemengd gebleven opvolgerstaten (eenzijdig anti-minderheden in Pakistan, tweezijdig in India). Maar Gandhi met al zijn gezag had zijn veto daartegen gesteld.
Gandhi’s positie was in zoverre uniek dat zijn standpunt geacht werd, het verschil te kunnen maken. Zijn belofte dat de Splitsing slechts over zijn lijk zou plaatsvinden, had de hindoes in de voor Pakistan bestemde gebieden overgehaald om te blijven waar ze thuis waren, in wat nu een slachthuis zou worden. Deze mensen, die op hem gerekend hadden, had hij bedrogen en in de steek gelaten. Gandhi had het nog erger gemaakt met zijn ook weer unieke raadgeving aan de vluchtelingen om naar Pakistan terug te keren en zich te laten afslachten. Weten zijn fans dat eigenlijk wel?
Onaanraakbaar
Maar of daaruit een doodstraf volgde die Godse buitengerechtelijk voltrokken had, was nog maar de vraag. Het morele argument tegen moord ligt voor de hand, maar hij had zich ook enkele strategische bedenkingen kunnen maken. Met de moord sloeg hij immers spectaculair zijn eigen ruiten in.
Het eerste gevolg stond al vast zodra de moord bekend gemaakt werd. Behalve in de ogen van de rechtstreekse slachtoffers van de Splitsing werd Gandhi een heilige, ‘onaanraakbaar’ voor elke kritiek. Na zijn mislukte ‘Quit India’-agitatie in 1942 was zijn ster tanende en had hij in de onafhankelijkheidsstrijd geen rol meer gespeeld, maar door de moord werd hij onsterfelijk. De wet van de onbedoelde gevolgen in actie.
De volgende dagen vond een grote pogrom op zijn eigen kaste plaats. In het officiële relaas wordt altijd doodgezwegen hoe ook in naam van Gandhi gemoord kon worden. In de politieverslagen is door de overheid toen grote schoonmaak gehouden, dus het echte dodencijfer is moeilijk te achterhalen. Er circuleren schattingen van achtduizend doden, maar we weten het gewoon niet. Deze pogrom was zeer gelijkaardig aan die op de sikh-gemeenschap in 1984, uit wraak voor de moord op premier Indira Gandhi door een sikh-lijfwacht. (Voor wie vragen heeft bij haar familienaam: zij was Nehru’s dochter maar droeg de familienaam van haar man, een parsi genaamd Feroze Ghandy, door haar omgespeld om in het aureool van de Mahatma te delen.)
Minachting voor democratie
Er waren twee politieke gevolgen, of eigenlijk drie. Ten eerste werd binnen de Congrespartij de toen nog omstreden positie van de socialist Nehru enorm versterkt, tegen de grote conservatieve meerderheid van de partij in. Het premierschap van Nehru was trouwens ook één van Gandhi’s wapenfeiten, en zijn enorme geopolitieke en economische beschadiging van India (lang verhaal) mag dus mee op Gandhi’s kerfstok. Toen vóór de onafhankelijkheid een commissie van Congresprominenten de kandidaat-premier verkoos, stemden 12 op de 15 voor Sardar Vallabhbhai Patel, bij drie onthoudingen. Gandhi, die van zijn minachting voor de democratie nooit een geheim gemaakt had, gebruikte zijn gezag om op Patel in te praten zodat die zijn kandidatuur introk. En zo toonde Nehru hoe je met nul stemmen een verkiezing kan winnen.
Ten tweede marginaliseerde hij zijn eigen politieke beweging. Het hindoe-nationalisme had na de Splitsing, waartegen zij zich altijd verzet had en waarvan zij de gruwelen juist ingeschat bleek te hebben, enorm de wind in de zeilen. Realistisch had zij tegen de verkiezingen van 1962 aan de macht kunnen komen. Die hoop werd nu volkomen de grond in geboord. Haar kantoren werden gesloten en vele ambtsdragers voor lang de gevangenis ingedraaid. Alles was te herbeginnen, en een groot deel van het kiespubliek was voortaan immuun voor ‘de moordenaars van de Mahatma’.
Erfzonde
Ten derde, en wat men veel minder beseft, ook in India: de moord zou de politieke hindoe-beweging veel minder hindoe maken. Bijna alle studies van die beweging zijn hopeloos anachronistisch en citeren teksten uit de jaren 1920-1947 alsof die haar beleid van vandaag zouden verklaren. Toen haar jongste incarnatie, de BJP of Indiase Volkspartij, uiteindelijk dan toch de verkiezingen won (1996: voor dertien dagen; 1998-2004: in coalitie; 2014-heden: alleen en met comfortabele meerderheid), had zij nauwelijks nog een hindoe agenda.
Twee beperkte pro-hindoe maatregelen, de regularisatie van religieuze vluchtelingen uit de islamitische buurlanden en de normalisering van het statuut van de overwegend islamitische deelstaat Kasjmir, zijn tot nu toe louter formeel gebleken, zonder uitvoering op het terrein. Maar er is geen enkele nieuwe wet of nieuw beleid dat de door Nehru en Indira ingestelde discriminaties tegen de hindoes ongedaan maakt. De BJP gaat er zelfs prat op dat zij de Congrespartij overtreft in haar aloude appeasement van de minderheden. Met de hindoe-beweging van vóór de moord was dat ondenkbaar geweest.
Voor wie dit allemaal te ver van zijn bed vindt: vergelijk het met het effect van een andere erfzonde op de Vlaamse beweging. Hoeveel verder zou die niet gestaan hebben als een belangrijk deel ervan destijds niet… Het verschil in India is echter dat het hier ging om de daad van één man (met een handvol medeplichtigen), die ten onrechte afstraalde op een hele politieke stroming.
Koenraad Elst (1959) is orientalist. Hij werkte als politiek journalist bij diverse Vlaamse en Indiase media, van Trends en Punt tot The Pioneer en Pragyata Magazine, als assistant buitenlandbeleid in de Belgische senaat, en als gastprofessor in twee Indiase universiteiten. Zijn eigenlijke roeping vindt men echter in de tientallen onderzoekspapers en een dertigtal boeken, vooral over de belangrijkste hangijzers in de antieke en hedendaagse feiten- en ideeëngeschiedenis van India, en verder over faits divers als de islam.
Verrassing: de Nederlandse rechtse politicus Thierry Baudet sprak zich recent uit pro islam. Daarbij ziet hij een belangrijk element over het hoofd.
Frédéric De Gucht ziet de Brusselse onderhandelingen afspringen en de federale doodbloeden. ‘Ze lijken een ander verkiezingsresultaat te willen.’