JavaScript is required for this website to work.

Filosofische lofzang over het rooms-katholicisme  

Jos Vranckx25/6/2023Leestijd 5 minuten
TitelHet Rooms-Katholicisme
SubtitelEen ongelofelijke godsdienst
AuteurHerman De Dijn
UitgeverHalewyn
ISBN9789085286912
Onze beoordeling
Aantal bladzijden248
Prijs€ 25.01

Je moet het maar durven, als filosoof een positief boek schrijven over het katholicisme als een ‘totaalkunstwerk’ en een bron van zinvol leven. Nu het secularisme met zijn ‘vloeibare waarden’ in alle hoeken en gaten van onze samenleving is doorgedrongen, en de kerk virtueel in de touwen ligt, vindt Herman De Dijn het tijd om het rooms-katholicisme uit de verdomhoek te halen met zijn nieuwe boek Het Rooms-Katholicisme.

In de jaren 1980-90 verkeerde intellectueel en christelijk Vlaanderen in een veranderingskoorts. Het was de tijd dat afrekening met het katholieke verleden om zich heen greep en ‘conservatief’ een scheldwoord werd. Professor Herman De Dijn, Spinoza-expert en kenner van de Verlichting, liet zich toen al opmerken door zijn volkomen tegendraadse visie over de vermeende noodzaak het geloof te doen aansluiten bij de moderniteit en de wetenschap.

Postmodernisme

Met zijn nieuw boek Het Rooms-Katholicisme zet De Dijn zijn filosofische uitgangspunten van destijds kracht bij in een nieuwe tijd, nu de moderniteit zelf wordt ondermijnd door een losgeslagen, postmoderne cultuur. Het boek komt in een periode dat de rooms-katholieke Kerk voor hete vuren staat, nu het wereldwijd synodaal proces wordt afgerond en paus Franciscus in Rome een tandje bijsteekt in zijn ambitieuze hervormingsoperaties. Intussen zijn onze Vlaamse bisschoppen in de kijker gelopen als progressiefste van de hele wereld.

De auteur schrijft echter niets over de actuele kerkpolitiek. Integendeel, hij hoopt tegenstellingen progressief-conservatief te overbruggen. Daartoe zet hij in zijn boek een — bijna adembenemend — filosofisch-antropologisch kader uit, dat ver boven de waan van de dag uitstijgt. Als lezer moet je er wel serieus voor gaan zitten. Maar je wordt beloond met verrassende inzichten. Dat de sociologische ineenstorting van de machtige katholieke zuil met al zijn vertakkingen zo snel verliep, is volgens De Dijn niet te wijten aan aanvallen van buitenaf maar uitholling van binnenuit.

Geloof bij de tijd

Bedoeling van het Tweede Vaticaans Concilie (1962-65) was het geloof bij de tijd te brengen en zo nieuwe bezieling op te wekken. Maar in de daaropvolgende jaren vloog het hek van de dam. Kritische rationaliteit werd zowat de toetssteen van het geloof (ontmythologisering). Eeuwenoude tradities en rituelen bleken niet te rijmen met de tijdgeest. De mirakels van het geloof waren onnozel vergeleken bij de wonderen van de technologie.

Veel theologen, priesters, geëngageerde leken en basisgroepen vervingen het traditionele geloof door Bijbelse herbronning en terugkeer naar de eerste christenen, los van de ballast van de kerkgeschiedenis. De klemtoon lag op mensenrechten, gelijkheid, sociaal activisme en de Derde Wereld. ‘Als de Kerk niet dient, dient ze tot niets’, klinkt het.

De jezuïet Karel van Isacker, auteur van de bestseller Mijn land in de Kering, had in zijn pamflet Ontwijding eerder al gefulmineerd tegen het ‘uitkleden’ van de liturgie en de uitverkoop van het prachtige erfgoed dat de Vlaamse cultuur zo diepgaand had getekend sinds de Middeleeuwen. Maar tegenover de verlokkingen van de vooruitgang kon zijn nostalgische noodkreet niet op.

Misverstand

Voor De Dijn was het van het begin duidelijk dat de strategie van rationalisering en aanpassing niet kon werken: ‘Men had het kunnen weten, had men gekeken naar de vrijzinnige christelijke kerken die al eerder die toer waren opgegaan. Uiteindelijk blijft er niets over.  Aanpassing is immers een straatje zonder eind, het houdt nooit op, grenzen worden voortdurend verlegd zoals we nu zien in de richting van transhumanisme.’

Aan de basis ligt volgens de Dijn een tragisch misverstand. Dat de waarheid van wetenschap en de waarheid van de godsdienst met elkaar moeten klikken. ‘Maar ze zijn fundamenteel verschillend. Het is helemaal niet nodig godsdienst cognitief aanvaardbaar te maken, want existentiële ervaringen zijn totaal anders dan cognitieve waarheden. Een pas bevallen moeder die haar baby een wonder vindt, is niet “irrationeel”. Evenmin geldt dat voor nabestaanden die het lichaam van een pasgestorvene met eerbied begroeten. Of als we stil worden bij grote kunst, een bloem of een schitterend landschap. Dat het leven zelf een wonder is, daar kan wetenschap niets zinnigs over vertellen.’

Godsdienst

Christendom is geen leer of ideologie maar een godsdienst, beklemtoont De Dijn uitvoerig: ‘Godsdienst is een verzameling mythen, praktijken, riten die de mens helpen te leven, om te gaan met vreugde en rouw, schuld en boete, liefde en lijden, goed en kwaad, … Dat veronderstelt innerlijk vertrouwen en overgave, zoals tegenover een geliefde. Godsdienst is geen zaak van het hoofd maar van het hart. Zoals de wiskundige Pascal wist: Het hart heeft redenen die de rede niet kent.’

Dat betekent dat je er je hoofd niet over hoeft over te breken hoe bijvoorbeeld de Hemelvaart van Jezus precies verlopen kan zijn: ‘Het gaat om de betekenis van het verhaal voor het leven. Waarom leven we, hoe omgaan met verlies, het lijden, de dood? Dat zijn de echte vragen, waar de wetenschap geen antwoord op kàn geven. Wetenschappelijke twijfel loslaten op geloof haalt de ziel eruit.”

Herontdekking

Vandaar dat De Dijn opkomt voor een herontdekking van de begrippen die het katholicisme volgens hem fundamenteel typeren: sacrament — als ontmoeting met het goddelijke — en gemeenschap. Zoals het bij de offerande van de mis luidt: ‘Gij deelt ons menszijn en neemt ons op in Uw Goddelijk Leven.’ ‘Waar het op aankomt is niet welke opvattingen of meningen iemand heeft, maar de participatie in de eredienst en in het leven van een gemeenschap.’

Het christelijk geloof wordt door sceptici afgewezen omdat het verhaal van Jezus totaal ongeloofwaardig is. ‘Maar je kan de redenering net zo goed omdraaien: precies omdat het verhaal te ongelooflijk is om te verzinnen, is het geloofwaardig.’ Vandaar de ondertitel van het boek: een ongelooflijke godsdienst.

Cultuur

Volgens De Dijn heeft het geen zin de strijd van het modernisme vandaag voort te zetten, aangezien we intussen zijn terechtgekomen in een postmoderne cultuur, gericht op het bevorderen van eigen autonomie en identiteit, aangeblazen door de neoliberale markteconomie. We zijn terechtgekomen in een tijdperk van het expressieve individualisme: de mythe van grenzeloze zelfontplooiing. Volgens de auteur nog gevaarlijker voor wat van de kerk overblijft, dan het modernisme.

Dat lijkt paradoxaal, aangezien er toch een toenemende belangstelling is voor spiritualiteit en meditatie, voor diepere zingeving, openheid voor wat ons overstijgt (ietsisme)? Met religie hebben deze trends niets te maken, legt De Dijn uit. ‘Spirituele ervaringen zijn vandaag koopwaar geworden, gericht op kicks en emotie. Het moet “nuttig” zijn. Het omgekeerde van wat echte religie is.’

Mirakel

Een voorbeeld is de recente tv-serie Mirakel n° 71, waarin mediafiguur en (sinds tien jaar) MS-patiënte Nathalie Basteyns op zoek gaat naar een mirakel in Lourdes. Vooraf gaat ze ‘shoppen’ langs het therapeutisch-spiritueel aanbod, aangemoedigd door een Nederlandse neuroloog die op hersenscans laat zien dat religieuze ervaringen inderdaad gezondheid en levensduur bevorderen. Nathalie probeert psychedelische paddo’s uit, Tibetaans boeddhisme, meditatie, zelfhypnose, tarotkaarten… om uiteindelijk in Lourdes te belanden.

Maar wat een culminatiepunt moest worden, blijkt een afknapper. Lourdes wordt als een (‘lelijk’) curiosum bekeken, vanuit de hoogte, oppervlakkig, zonder een poging om tot het ‘geheim’ door te dringen. Als kijker heb je een dik aangezette emo-show gezien, bijna exhibitionistisch, zonder enige diepte. Jammer voor Nathalie.

Toekomst

Toch ziet De Dijn in de huidige, soms wanhopige zoektocht naar zingeving en houvast aanknopingspunten voor een nieuwe ‘katholieke’ toekomst, als mensen de schat aan verhalen, symbolen, riten, beelden, gebouwen, gezangen en gebeden kunnen herontdekken. De auteur citeert de Nederlandse schrijver (en bekeerling) Willem-Jan Otten, die de kerk van Rome beschrijft als ‘een oudere vrouw met een duister verleden, die niettemin onweerstaanbaar is’.

Een positieve trend ziet de auteur in de groeiende groep mensen die niet ‘cognitief’ geloven maar wel van ganser harte de katholieke liturgie meevieren (‘belonging without believing’). Verder stelt hij zijn hoop op de overgebleven Vlaamse kloosters en abdijen, dat die de authentieke godsdienst  kunnen blijven koesteren en de vlam doorgeven. De weg vooruit voor het katholicisme is geen terugkeer naar vroeger, geen ‘restauratie’, maar integendeel door de oppervlakkigheid en eenzijdigheid van het secularisme heen te breken. En zo ruimte te maken voor de ervaring van het wonder in het leven. Een weg naar het hart.

Jos Vranckx is oud-journalist van Gazet van Antwerpen.

Commentaren en reacties