JavaScript is required for this website to work.

Grensoverschrijdend gedrag: schuldig tot het tegendeel is bewezen

Pieter de Jonge22/7/2023Leestijd 4 minuten
TitelKapot
SubtitelHoe vilein is de deugindustrie?
AuteurMichiel de Vries
UitgeverUitgeverij Blauwburgwal
ISBN9789493340022
Onze beoordeling
Aantal bladzijden164
Prijs€ 22.5
Koop dit boek

Beschuldigingen van grensoverschrijdend gedrag beëindigden de medialoopbanen van Bart De Pauw en Adriaan Van den Hoof. Politici Conner Rousseau en Assita Kanko worden er eveneens van verdacht. Het voorbeeld van Kanko illustreert hoe breed het begrip is: naast seksueel onwenselijk gedrag kan het ook slaan op een tirannieke omgang met ondergeschikten.

Volgens Michiel de Vries, hoogleraar bestuurskunde aan de Radboud Universiteit Nijmegen, is dat slechts één van de problemen met het begrip ‘onwenselijk gedrag’. Het omvat te veel verschillende zaken. De bezwaren die hij tegen het begrip heeft, en de gangbare manier waarop daarmee wordt omgegaan, beschreef hij in het boek Kapot. Hoe vilein is de deugindustrie?

Onduidelijke term

De term ‘grensoverschrijdend gedrag’ kun je gebruiken voor twee verschillende vormen van wangedrag: seksueel onwenselijk gedrag en ongewenst professioneel gedrag. Of seksueel onwenselijk gedrag nu verwijst naar aanranding of verkrachting, of naar het maken van suggestieve opmerkingen: daarvoor bestaat zedenwetgeving. Of ongewenst professioneel gedrag nu verwijst naar het verzoeken van de werksfeer (een bullebak van een baas, pestgedrag) of niet-integer gedrag (vriendjespolitiek, corruptie): er bestaat al wetgeving voor. Er bestaat een tak van het strafrecht die zich bezighoudt met zedendelicten (seksueel strafrecht), voor arbeidsgeschillen bestaat arbeidsrecht, corruptie brengt je in het vizier van financiële opsporingsdiensten.

Maar sinds een jaar of vijf is simpelweg de beschuldiging van ‘grensoverschrijdend gedrag’ voldoende. Het maakt niet uit dat het een te breed en vaag begrip is voor juristen: de beschuldigde kan zijn reputatie en zijn loopbaan vergeten. Want in tegenstelling tot juridische procedures, hoeft de beschuldiging niet aantoonbaar bewezen te worden. Het is al voldoende dat iemand iets als grensoverschrijdend ervaart. Vanaf dat moment denkt iedereen, zelfs familieleden van de beschuldigde, ‘waar rook is, is vuur’. Beschuldigden verliezen hun baan, hun reputatie, hun sociale contacten, hun zelfbeeld, als gevolg van de bijkomende stress meestal ook hun gezondheid.

De beschuldigde moet zijn/haar onschuld aantonen. En dat is bijkans onmogelijk, want de beschuldiging — de ervaring van het slachtoffer — volstaat als ‘bewijs’ van wangedrag. Niet dat dit proces via een rechtbank verloopt. Veel beschuldigingen uit men op internet of in de media.

Pietluttigheden

Soms betreft het pietluttigheden. Van een leidinggevende werden mails zoals ‘Ja, dat is goed’ of ‘Nee, daar kan ik niet direct mee instemmen’ door sommige integriteitsonderzoekers al benoemd als afgebeten mails, die een angstcultuur kunnen veroorzaken.

Dat foto’s van het eigen geslachtsdeel sturen naar vrouwelijke werknemers ongepast is snapt iedereen, behalve voormalig Ajax-directeur (nu bij Royal Antwerp) Marc Overmars. Maar een bondscoach kreeg het verwijt te ‘prestatiegericht’ te zijn, nadat hij had gezegd dat een roeier weer moest gaan trainen, als die in de selectie voor de Olympische Spelen wilde blijven. Een bewijs dat een directeur een manager een angstcultuur had veroorzaakt: hij had gezegd dat werknemers onder werktijd geen patience meer mochten spelen.

Onderzoeksbureaus

Onderzoek naar grensoverschrijdend gedrag en/of integriteitsschendingen wordt verricht door onderzoeksbureaus, die er rapporten aan wijden. De Vries bestudeerde 87 van die onderzoeksrapporten over voorvallen in het Openbaar Bestuur. De bureaus verrichtten de ene helft tussen 2012 en 2016, de andere helft tussen 2017-2023.

Bij dergelijk onderzoek draait het om validiteit en om betrouwbaarheid. Het eerste betekent dat je uitzoekt wat uitgezocht moet worden. Wie aangifte doet van verkrachting, heeft weinig aan onderzoek naar inbraak. Het tweede houdt in dat onderzoekers hun onderzoek onafhankelijk konden uitvoeren, of de onderzoeksmethode navolgbaar is en of een tweede onderzoeker, die op dezelfde wijze te werk gaat, tot dezelfde conclusie zou komen. Niet alle onderzoeken voldeden aan beide punten.

De standaardstructuur moet normaliter bestaan uit vijf onderdelen: inleiding, normenkader, feitenrelaas, analyse en conclusie. Het goede nieuws: alle 87 onderzoeksrapporten hadden een inleiding. Het slechte nieuws: bij de helft daarvan ontbrak telkens één of meer van de andere vier.

Objectiviteit

De meest gehanteerde onderzoeksmethode was het afnemen van interviews met betrokkenen. Wat als betrokkenen niet meewerken? Wat als andere betrokkenen maar al te graag meewerken? Hoe representatief zijn de geïnterviewde personen voor de organisatie als geheel? Hoe betrouwbaar en volledig is hun herinnering aan het onderzochte voorval?

Goede onderzoekers hebben methoden om de objectiviteit en de betrouwbaarheid na te gaan. Maar valt het onderzoeksbureau in de categorie die naam vergaarde door de kwaliteit van het onderzoek, of in de categorie die de door de opdrachtgever gewenste uitkomst garandeert?

Opdrachtgevers en respondenten kunnen bijbedoelingen hebben. Het vertrek van een directeur opent carrièrekansen voor ambitieuze ondergeschikten. Leidinggevenden kunnen een werknemer als lastig ervaren.

Een vrouwelijke directeur werd gefilmd toen ze zich in haar kantoor omkleedde. Een jaar later werd zij beschuldigd van seksueel overschrijdend gedrag: de werknemer had haar string gezien. Over het ongevraagd filmen oordeelde het rapport niet.

Een kop, afgelopen februari, in NRC Handelsblad: Kun jij geen MeToo’tje verzinnen? In Amsterdam was een D66-raadslid (links-liberaal) ongeliefd bij zijn VVD-collega’s (rechts-liberaal). Of de VVD-politica hem wilde beschuldigen van seksuele intimidatie. Ze weigerde en meldde dit binnen de VVD. Toen de pers er lucht van kreeg, belde de Amsterdamse VVD-voorzitter haar of ze de zaak wilde ontzenuwen.

Volgens De Vries zijn slecht 5 van de 87 onderzochte onderzoeksrapporten prima.

Redactie

Redactioneel minpuntje in het boek: de auteur haalt alsmaar een handjevol voorbeelden aan. Op den duur weet je het wel, van die oud-directeur van de politievakbond…

Het grootste deel van het boek bespreekt hoe de werkwijze van de onderzoeksbureaus tekortschiet, zowel wetenschappelijk als juridisch en vaak ethisch. Titel en achterflap zijn polemisch. Wie een serieus bestuurskundig verslag wil, schrikt daar misschien van. Wie door de achterflap wordt aangetrokken, kan veel van de tekst droog vinden. Het is alsof de inleiding en het slot op verzoek van de uitgever werden geschreven, nadat de auteur de rest had geschreven. En de balans is zoek.

Conclusie

De Vries ontkent in het boek niet dat machtsmisbruik en onwenselijk gedrag bestaan. Dit boek bekritiseert de onderzoeksbureaus. Die hanteren dubieuze methoden, trekken ondeugdelijke conclusies en krijgen van opdrachtgevers meestal een gewenste uitkomst mee. Zijn advies aan wie zich ten onrechte geviseerd voelt: WERK NIET MEE. Want alles wat u zegt kan niet, maar zal tegen u worden gebruikt.

Kapot. Hoe vilein is de deugindustrie? van Michiel de Vries is verkrijgbaar bij onze webwinkel.

Pieter de Jonge is historicus. Hij publiceert regelmatig op www.historiek.net en is Nederland-correspondent voor Doorbraak.be.

Commentaren en reacties