JavaScript is required for this website to work.

Hoe de islamitische hoofddoek het Belgische compromis in gevaar brengt

Luckas Vander Taelen29/9/2022Leestijd 6 minuten
TitelNeutralité ou Laïcité?
SubtitelLa Belgique hésite
AuteurNadia Geerts
UitgeverLuc Pire
ISBN9722875422699
Onze beoordeling
Aantal bladzijden142
Prijs€ 16

Nadia Geerts geeft een overzicht over de evolutie van de verhouding tussen Kerk en Staat en hoe de hoofddoek secularisme verhindert.

In Iran woedt een ware bevrijdingsoorlog tegen het theocratische islamistische regime, na de dood van een jong meisje dat volgens de kledingpolitie haar hoofddoek niet op de juiste manier droeg. In een nooit geziene uitbarsting van publieke verontwaardiging trokken duizenden vrouwen de straat op en verbrandden er openlijk het symbool van hun onderdrukking: hun hoofddoek.

Terwijl de Iraanse vrouwen op gevaar van hun leven vechten tegen de islamistische voorschriften, lekte in Frankrijk een rapport uit van de veiligheidsdiensten dat onthulde hoe fundamentalisten jonge moslima’s onder druk zetten om religieus-correcte kleding te dragen op school en te eisen om tijdens de schooluren te mogen bidden.

Iranian Lives Don’t Matter

West-Europese progressieve groeperingen riepen luid op tot actie na de politiemoord op Georges Floyd in de Verenigde Staten, maar de trieste dood van de 22-jarige Iraanse Mahsa Amini, met tientallen neergeschoten protesterende vrouwen tot gevolg, leidt niet tot activistische koorts en oproepen tot grote betogingen. Voetbalsterren zullen voor haar niet knielen. Iranian Lives Don’t Matter.

Het is tekenend voor de merkwaardige terughoudendheid van links voor alles wat met islamisme te maken heeft, ook in dit drama dat over de onderdrukking van vrouwen gaat. Sinds de moslims tot het nieuwe proletariaat werden uitgeroepen, zijn er duidelijk twee maten en twee gewichten in gebruik. Elke bedenking bij fundamentalistische eisen wordt als stigmatiserend afgedaan.

Samuel Paty

De Brusselse filosofe Nadia Geerts is een geëngageerd expert op het vlak van de hoofddoek. Ze schreef er twee boeken over. Sinds lang houdt zij zich bezig met de ‘laïcité‘, wat wij in het Nederlands best vertalen als ‘secularisme’, het streven naar een neutrale staat die zich ontdoet van elke invloed van religies.

Geerts heeft een bewogen aantal jaren achter de rug. Ze was lesgever aan een Brusselse hogeschool toen de Franse leraar Samuel Paty de keel werd overgesneden door een islamitisch fanaticus. Toen zij naar analogie met de bekende Charlie Hebdo-slogan, ‘Je suis Samuel Paty’ op Facebook postte, werd zij overladen met haatberichten. Dat werd nog erger een paar maand later, nadat de Franse Gemeenschap het dragen van een hoofddoek had toegestaan op de hogescholen.

Toen Geerts daarover een korte opmerking maakte op de sociale media, schoot het hek van de dam. Ze werd op een ondraaglijke manier aangepakt met ongehoord grove taal en ontving doodsbedreigingen. Geerts vreesde dat zij wel eens het lot van Paty zou kunnen ondergaan. Paty werd vermoord door een buitenstaander, die geposte berichten tegen de leraar had gelezen en zichzelf zag als een wreker van onrecht. Toen Geerts’ directie de berichten niet wou verwijderen van de Facebook-pagina van de school en zich niet echt solidair verklaarde met haar, werd het teveel. Ze nam ontslag.

Secularisme in de grondwet?

Na een tijd haast ondergedoken geleefd te hebben, kreeg Nadia Geerts een aanbieding waar ze op inging. Sindsdien werkt ze voor het studiecentrum van de Franstalige liberalen. Haar tegenstanders maakten van die beslissing dankbaar gebruik om haar met aanvallen ad feminam als een rechtse opportunist te diaboliseren en haar werk verdacht te maken. Geerts verdedigde zich met het argument dat de MR (samen met het kleinere Défi) zowat de enige partij is die nog duidelijk streeft naar een seculiere staat en dat ook zo wil inschrijven in de Belgische Grondwet.

Evolutie van kerk en staat

In haar nieuw boek Neutralité ou Laïcité. La Belgique hésite onderzoekt Geerts hoe onze staat zich sinds ontstaan in 1830 tot de religie verhoudt. Het is een grote verdienste van de auteur om een historisch overzicht te bieden van de manier waarop de scheiding tussen kerk en staat in België georganiseerd is. De strijd voor onafhankelijkheid en de afscheiding van de noordelijke provincies was mede ingegeven door de zuidelijke afkeer van de het staatsmonopolie op het onderwijs, dat de protestante Willem I had ingesteld.

Dat had tot gevolg dat de vrijheid van onderwijs en godsdienst een essentieel onderdeel werd van de eerste Belgische Grondwet. Daarin werd de scheiding tussen kerk en staat ingeschreven, maar ook het subsidiëren door diezelfde staat van de godsdiensten. Het katholicisme werd niet de staatsgodsdienst van België, maar door de genereuze wettelijke regelingen zou de invloed van de kerk – vooral op vlak van het onderwijs – enorm zijn. De liberalen zagen dat te laat in en probeerden daar verandering in te brengen. Die strijd zou meer dan een eeuw duren en afgerond worden met het Schoolpact in 1958.

Dat er nooit veel enthousiasme was om België om te vormen tot een seculiere staat, wijdt Geens ook aan de wil van de ‘vrijzinnige’ politieke partijen om ook gelovigen aan te trekken. Dat was duidelijk, toen de liberale partij omgevormd werd tot de PVV en duidelijk op zoek ging naar de stemmen van katholieke Belgen. Ook de socialistische partijen wou geen gelovige kiezers voor het hoofd stoten. Dat er bij de ecologische partijen nooit enthousiasme is geweest voor een secularistische strijd kan gemakkelijk verklaard worden door het feit dat het overgrote deel van hun militanten afkomstig zijn uit christelijke middenveldorganisaties.

‘Zo helpe mij God!’

Na de Tweede Wereldoorlog werden een reeks hervormingen doorgevoerd die beantwoordden aan de evolutie van de maatschappij die langzaam seculariseerde. Het is interessant de lijst te lezen die Geerts maakt van de aanpassingen, die ons nu een evidentie lijken. Zo moest men tot 1974 bij een officiële eed de hulp van God inroepen met het bekende ‘Zo helpe mij God’. Slechts in 1987 werd overspel gedepenaliseerd. Daarop volgden de wetten over abortus, euthanasie en de toelating van het homo-huwelijk. Het duurde tot 2004 voor de kruistekens weggehaald werden uit de rechtbanken.

Maar het verschil tussen het Belgische systeem en het Franse blijft zeer groot. Frankrijk is de enige Europese staat die zichzelf uitdrukkelijk ‘seculier’ noemt. De wet van 1905 is de basis van het ‘universalistisch’ karakter van de ‘République laïque‘ die enkel de burger als individu met rechten erkent, zonder rekening te houden met afkomst of religie. Geloof is een louter individuele keuze. De Franse wet waarborgt wel een vrijheid van cultus, maar de godsdiensten worden niet betoelaagd.

Die totale scheiding tussen kerk en Staat blijft in België vooral aan Franstalige kant een voorbeeld. Het zijn vooral MR en Défi, die de ‘laïcité ‘ in de Grondwet willen inschrijven. Geerts wijst erop dat door de politieke aarzeling om dit te doen, het beleid over het dragen van religieuze tekens eigenlijk bepaald wordt door rechtbanken. Omdat politici geen standpunt durven innemen, leggen verongelijkte moslims gemakkelijk klacht neer. Dat heeft een tsunami van uitspraken tot gevolg, die voor veel onduidelijkheid zorgen.

Verdampt anti-clericalisme

In Vlaanderen is de invloed van het Angelsaksische model veel groter. Groen en Vooruit hebben er geen probleem mee dat ambtenaren een hoofddoek dragen, zelfs als ze in contact zijn met het publiek. Bij de Open Vld zijn traditionele vrijzinnigen als Patrick Dewael duidelijk in de minderheid.

Bart Somers zei hierover dat het traditionele anti-clericalisme van zijn partij ‘verdampt is met de moderniteit.’ Premier De Croo zei dat hij liever een gesluierde vrouw aan het werk ziet, dan dat ze omwille van die sluier thuis zou blijven. Dat is in feite niets meer dan toegeven aan de meest conservatieve patriarchale strekkingen binnen de islam, die vinden dat elke vrouw gesluierd moet zijn.

Belgische aarzelingen

Geerts betreurt de ‘Belgische aarzelingen’, over hoe ‘neutraal’ de staat moet zijn. In België is er zoals op vele andere vlakken een neiging tot compromis, met ‘redelijke aanpassingen’. Het is op dat vlak dat de maatschappelijke discussie over de eisen van moslims in verband met het dragen van religieuze tekens en het rituele slachten moet gezien worden.

Het is onder invloed van de radicaliserende islam dat het in België steeds moeilijker wordt de evolutie naar een echt seculiere staat vol te houden. Uit puur electoralisme gaan sommige partijen pleiten voor het herbekijken van de regels voor het dragen door ambtenaren van religieuze tekens.

Geerts vreest dat onder het mom van ‘inclusie’ onze samenleving opnieuw geconfessionaliseerd wordt. Die vaak opportunistische neiging om toe te geven aan godsdienstige eisen bleek overduidelijk toen het Brussels Parlement niet wou ingaan op een verbod op onverdoofd slachten en een parlementair daarbij zelfs een goddelijke argument inriep. Het deed sommige commentaren vrezen dat de Belgische democratie stilaan op een theocratie begint te lijken.

Ideologisch offensief

Geerts toont ook aan dat er door de tegenstanders van neutraliteit een bewust ideologisch offensief gevoerd wordt, waarbij het verbod op het dragen van religieuze tekens afgedaan wordt als een gebrek aan tolerantie van de kant van de verdedigers. Aanhangers van een seculiere staat worden daarbij als fanatici gestigmatiseerd, die niet beter zijn dan fundamentalisten. De schrijfster stelt dat door het weigeren van religieuze tekens net niemand zich uitgesloten kan voelen, omdat iedereen aan dezelfde regels van neutraliteit onderworpen is.

Zelf stelt Geerts geen herformulering voor van de Belgische grondwet naar het Franse seculier model, maar eerder het verduidelijken van enkele artikels, waarbij ingeschreven zou worden dat de rechten van minderheden nooit tegen de bestaande wetten mogen ingaan en ambtenaren de tekens van hun religieuze overtuiging niet mogen dragen. Dat zijn kleine aanpassingen, die ondubbelzinnig het neutraal karakter van de Staat zouden bevestigen. De vraag is of de huidige politieke klasse nog de moed van haar overtuiging kan opbrengen of zich liever plooit in een pijnlijk electoraal opportunisme.

Luckas Vander Taelen (1958) werkte als tv-regisseur, en was voor Groen schepen, Vlaams en Europees Parlementslid en senator.

Commentaren en reacties