JavaScript is required for this website to work.

Ouderenzorg heeft nog toekomst

Pinar Akbas19/11/2020Leestijd 4 minuten

Ann Peuteman schrijft bevlogen en met ambitie over de toekomst van de ouderenzorg in Vlaanderen. Boeiend en uitdagend.

Weemoedige gevoelens overvielen mij, telkens ik een woonzorgcentrum betrad tijdens mijn studie verpleegkunde. Als de muren konden praten dan zou ik ongetwijfeld een relaas van eenzaamheid en pijn te horen krijgen.

Gedesillusioneerd

Niet enkel zou ik mijn bevindingen bevestigd zien. Bevindingen die ik elke dag gedurende 7 uur en 36 minuten maakte tijdens een hectische stagedag van bejaarde mensen wassen, eten geven, begeleiden naar toilet en in bed helpen. Waarschijnlijk had ik na dat relaas nooit mijn studie afgemaakt. Ik had kennisgemaakt met de ouderenzorg in Vlaanderen met haar archaïsche structuren en stugge patronen.

De paniek sloeg mij om het hart. De vraag waar ik toen nachtenlang van wakker lag: ‘Wat met mijn ouders?’. De docenten probeerden ons te motiveren. Ze zeiden dat we met nieuwe ideeën het verschil konden maken. Het leek een beetje op de ethische vernieuwingsdrang van de minister van Justitie: te veel idealisme doodt de ambitie.

We moesten idealisten zijn als we het werkveld betraden, volgens onze docenten. Maar niemand zei ons dat de hiërarchie en de werkdruk in de ouderenzorg ons zou verhinderen om kwalitatieve zorg aan te bieden. Gedesillusioneerd stelden we onze focus bij en richtten onze ambities op de algemene ziekenhuisverpleegkunde. Ouderenzorg was een uitzichtloze, kansloze discipline in de zorgsector.

Precaire reputatie

Verplant, het nieuwe boek van journaliste Ann Peuteman, had misschien onze visie kunnen bijstellen. En hoop kunnen bieden in die tijd. In haar jongste boek toont de auteur aan dat er elders in Vlaanderen gewerkt wordt aan het ouderenbeleid. Met kleine stapjes weliswaar, maar er worden zichtbare inspanningen geleverd. Met het oog op kwalitatieve zorg voor de ouderen die met zin of tegenzin naar hun laatste verblijfplaats verhuizen.

Met een aantrekkelijke subtitel prikkelt de auteur de interesse van de lezer: ‘Waarom het heerlijk wonen kan zijn in het woonzorgcentrum’. Met dit boek tracht Peuteman de visie en de precaire reputatie bij te stellen van de woonzorgcentra in Vlaanderen. Die zijn tijdens de eerste coronagolf tot in de Amerikaanse pers zijn geraakt. Ze erkent de reputatie die duizenden ouderen veeleer doet neigen naar een spuit om er een einde aan te maken dan dat ze nog maar de drempel van een woonzorgcentrum betreden.

‘Wachtkamers van de dood of sterfhuizen worden ze genoemd’, schrijft ze in haar woord vooraf. En ze neemt de nobele opdracht op haar schouders om het beleid, het personeel en de toekomstige generatie ouderen en hun kinderen warm te maken voor een laatste verblijfplaats in een woonzorgcentrum.

Experimenteel 

Het boek is een ideeënboek, soms experimenteel, waar de auteur een woonzorgcentrum beschrijft waarin ze zelf zou willen wonen. Want, zegt ze, een woonzorgcentrum moet bij mij passen en niet andersom. Peuteman brengt variatie in haar boek met getuigenissen van bewoners en personeel. Ze toont hoe ouderenzorg in Vlaanderen anders en beter kan.

Het is misschien wel zo dat een woonzorgcentrum een tijdelijke en laatste halte is in een mensenleven. Maar die ‘laatste halte’ moet zo aangenaam mogelijk georganiseerd worden, zodat mensen nog dagelijks hun eigen onafhankelijke keuzes kunnen maken. Tegenwoordig wordt er veel uit handen genomen van de ouderen. Terwijl er bijvoorbeeld soms ook kwieke ouderen zijn die zichzelf kunnen wassen. Ondanks de ochtendstijfheid die gepaard gaat met ouderdom, waardoor alles een beetje langzamer verloopt.

Maar een getuigenis toont aan dat men automatisch zelfs dat uit handen neemt van een bewoner omdat het nu eenmaal sneller gaat. Zelfredzaamheid verliest op die manier zijn emancipatorische waarde voor mensen die tot hun tachtigste altijd voor zichzelf hebben kunnen zorgen.

Red de zelfredzaamheid

Het gaat niet enkel om zelfredzaamheid. Het gaat ook om de inrichting van een kamer in een woonzorgcentrum. Het gaat om het organiseren van een heel leven dat ooit plaatsvond in een ruim huis of appartement. En dat nu in een kamer van enkele vierkante meters groot moet worden geperst. Het gaat om een levensritme van tachtig jaar waarbij de oudere plots zijn gewoontes moet aanpassen aan het ritme van het woonzorgcentrum.

Het gaat om privacy en medezeggenschap, inspraak en eigenwaarde. Het gaat om keuzes blijven en kunnen maken, tot de laatste zucht. Het gaat ook om het vermijden van isolement, het gaat om de buitenwereld naar de woonzorgcentra halen. Hoe kunnen we, op een zo natuurlijke manier, de overgang van een eigen woonst naar een woonzorgcentrum vlotter laten verlopen?

Hoe kunnen we ervoor zorgen dat onze ouderen zich niet overleveren aan de alledaagse verveling? Door het dagelijks leven ook binnen de vier muren te laten doorgaan, zoals het plaatselijke verenigingsleven uit te nodigen bijvoorbeeld. Activiteit en interactie houden de geest namelijk scherp.

Aangenaam en werkbaar

Peuteman reikt dus goede voorbeelden aan vanuit het werkveld waarbij niet alleen de ouderen op de eerste plaats komen. Kwalitatieve zorg kan er immers alleen maar komen als het beleid bereidwilligheid toont. Daarom zien we in sommige woonzorgcentra ook enkele rolverschuivingen waardoor de verpleegkundigen en de zorgkundigen beter op elkaar zijn ingespeeld en de druk op de ketel wat is afgenomen. Pogingen om de hiërarchische structuren te slopen zijn er zeker.

De directeur van een instelling ergens in Vlaanderen zit niet langer meer in zijn kantoor maar geeft zijn gsm-nummer aan de bewoners waardoor hij beschikbaar is. Er wordt gewerkt aan alle disciplines binnen de ouderenzorg, inspanningen om het voor alle betrokkenen zo aangenaam en werkbaar mogelijk te maken.

Wat met onze ouderen? 

Peuteman schrijft op een humane en herkenbare wijze over zorg, eenzaamheid, verdriet, angst, seksualiteit en seksualiteitsbeleving bij ouderen. Ontroerend mooie getuigenissen van bewoners en personeel slepen je mee. Ze doen je nadenken over hoe je je eigen oude dag zou willen inrichten.

Maar toch blijf ik een beetje op mijn honger zitten. Op een bepaald moment zegt een zorgverlener in het boek dat rusthuizen de weerspiegeling zijn van de maatschappij. Helaas gaat ze hier niet dieper op in. Uit alle denkoefeningen die ze gemaakt heeft om de reputatie van de woonzorgcentra op te krikken, heeft ze een bepaald segment van de Vlaamse bevolking over het hoofd gezien. Want het zijn niet alleen de Vlaamse ouderen maar ook mijn (Turkse) ouders die zorg zullen nodig hebben over pakweg vijftien jaar. Misschien is het interessant om hier ook een experimentele denkoefening over te schrijven?

Pinar Akbas (1980) uit Hasselt is een verpleegkundige van opleiding. Een Vlaamse Turkse, actief in de politiek en met een mening over integratie, participatie, gelijke kansen en gender.

Commentaren en reacties