JavaScript is required for this website to work.

Srebrenica revisited

Henk Jurgens1/8/2015Leestijd 4 minuten
TitelSrebrenica revisited
AuteurJoris Voorhoeve
UitgeverAtlas/Contact
ISBN9789045029610
Onze beoordeling
Aantal bladzijden424
Prijs€ 21.99

Tijdens de val van Srebrenica was Joris Voorhoeve in Nederland minister van Defensie. Aan de hand van zijn aantekeningen die hij toen dagelijks maakte, heeft hij in zijn nieuwe boek Veilige Gebieden de gebeurtenissen die leidden tot de val van Srebrenica minutieus beschreven.

Vanaf mei 1992 tot en met mei 1995 leidde Naser Orić in Srebrenica het Bosnische regeringsleger. Naar de vallei waren veertigduizend Bosnikken, Bosnische moslims gevlucht. Op de heuvels rond de vallei lag het Bosnisch-Servische leger onder commando van Ratko Mladić. De Verenigde Naties hadden Srebrenica tot ‘safe area’ verklaard, tot ‘veilig gebied’. Er waren blauwhelmen gestationeerd, VN-militairen die alleen al door hun aanwezigheid er voor zouden moeten zorgen dat het gebied niet aangevallen werd, ‘deterrence by presence’. Nauwkeurig omschreven had de Veiligheidsraad het niet. De blauwhelmen beschikten niet over een mandaat om de safe area zo nodig met geweld te verdedigen. ‘De gedachte dat hierdoor veiligheid werd geschapen bleek een illusie,’ noteert Voorhoeve.
De blauwhelmen in Bosnië maakten deel uit van de UNFROPOR, de United Nations Protection Force. In januari 1994 nam Dutchbat de taken van de Canadezen over.
‘Twee jaar lang keek UNPROFOR toe hoe Orić en zijn mannen vanuit een zogenaamde gedemilitariseerde stad tientallen Servische dorpen in de omgeving aanvielen, op zoek naar eten en wapens voor de uitgehongerde enclave,’schrijft Voorhoeve. ‘ In het voorbijgaan sneden ze honderden Serviërs de keel door. Een video-opname van Serviërs die hij met zijn mes had onthoofd, toonde Orić trots aan buitenlandse journalisten. Orić gewapende eenheden ondernamen gewelddadige operaties tegen het Bosnisch-Servische leger in Oost-Bosnië. Minstens vijftig Bosnisch-Servische dorpen en nederzettingen in de gemeenten Bratunac, Srebrenica en Skelani werden platgebrand of op andere manieren vernietigd, met duizenden Bosnisch-Servische vluchtelingen als gevolg. Filmopnames die hij zelf liet maken, laten zien dat tijdens de viering van het Servisch-orthodoxe kerstfeest een dorp werd geplunderd, waarbij minstens honderd Bosnisch-Servische burgers de dood vonden.’
In juli 2008 werd Naser Orić in hoger beroep door het Joegoslavië-tribunaal in Den Haag wegens gebrek aan bewijs vrijgesproken. Dit jaar werd hij in Zwitserland op verzoek van Servië en Bosnië gearresteerd. Op 25 juni 2015 leverde Zwitserland hem aan Bosnië-Herzegovina uit.

‘De Nederlandse militairen zouden zich bij een aanval door de Serviërs in een hopeloze positie bevinden. De enclave was militair onverdedigbaar. Maar de blauwhelmen konden de enclave ook niet verlaten; dan zouden ze de Serviërs de vrije hand geven ten aanzien van de moslimbevolking.
Het beste is gewoon te blijven doen wat Dutchbat deed, namelijk langs de bestandslijnen patrouilleren en beide partijen tot matiging bewegen, en daarmee de internationale onderhandelaars steunen die een vredesakkoord trachtten te bereiken. De aanwezigheid van Dutchbat had als positief effect dat de humanitaire hulverlening aan de burgerbevolking beter verliep dan zonder de aanwezigheid van blauwhelmen.’
Wel was de Nederlandse regering door de VN herhaaldelijk verzekerd dat Dutchbat vanuit de lucht beschermd zou worden. Op 27 januari 1994 had de secretaris-generaal van de VN Boutros-Ghali op een persconferentie gezegd: If we receive a request, I will certainly give the green light after a consultation with the Security Council. In my interpretation consultation means that I will inform the Security Council concerning the first time one uses air force.
Maar al in september 1994 schreef Voorhoeve in zijn aantekeningen: Srebrenica is an impossible mission. De Verenigde Staten hielden zich afzijdig. Ze waren, zoals zo vaak bij conflicten waarbij ze geen direct belang hebben, voor een ‘life-and-strike’ politiek: het opheffen van het wapenembargo, wapens leveren aan het Bosnische leger en het trainen en adviseren van hun militairen.

Ondanks herhaaldelijke verzoeken om luchtsteun in juli 1995 bleef deze toen de enclave door de Bosnisch-Serviërs onder de voet werd gelopen, uit. De Britten en de Fransen hadden op 27 en 28 mei met medeweten van de Amerikanen besloten geen bombardementen meer uit te voeren omdat er Britse en Franse blauwhelmen door de Bosnisch-Serviërs gegijzeld waren. De documenten zijn inmiddels boven tafel gekomen. Waarschijnlijk waren de Serven van het besluit op de hoogte. Nederland wist van niets. ‘Nederland doet er goed aan bij inzet van eigen troepen in vredesoperaties altijd zelfstandig inlichtingencapaciteit op te bouwen, zowel militair als politiek, om niet volledig afhankelijk te zijn van andere landen, zelfs niet van vertrouwde bondgenoten. Het ontbreken van goede inlichtingen heeft Dutchbat en Srebrenica extra kwetsbaar gemaakt,’ concludeert Voorhoeve. ‘De gedachte in Nederland dat enkele honderden lichtbewapende blauwhelmen een groep van 40.000 vluchtelingen effectief tegen militaire agressie zouden kunnen beschermen, was een illusie,’ schrijft hij. ‘En, “Afschrikking door aanwezigheid” werkt alleen als het om militairen gaat van een grote mogendheid, wanneer die zich in een goed verdedigbare positie bevinden en ze niet kunnen worden gegijzeld.’

Voorhoeve trekt zijn ervaringen met Srebrenica in een groter verband. Hij is meer wetenschapper dan politicus. Als hoogleraar Internationale Organisaties heeft hij onder andere colleges gegeven bij Pol en Soc in Antwerpen. Voorhoeven wil begrijpen hoe het in Srebrenica zo gruwelijk fout heeft kunnen gaan en probeert daaruit lessen voor de toekomst te trekken. In zijn boek probeert hij ‘de vraag te beantwoorden hoe in een oorlog bijeengedreven vluchtelingen en fataal bedreigde bevolkingsgroepen beter kunnen worden beschermd. Doel is vast te stellen wat noodzakelijk is voor de internationale “gemeenschap” en haar lidstaten om minder vaak te falen.’ Naast het gedetailleerd beschrijven en analyseren van de gebeurtenissen rond de Srebrenica-enclave heeft hij in zijn boek ook colleges opgenomen over Koerden in Irak, Cambodja, Rwanda, Kosovo, Libië, Darfur en nog enige andere gebieden waar de internationale gemeenschap de burgerbevolking moest beschermen. Zijn conclusies zijn duidelijk, hoewel vaak voor de hand liggend.
‘Er bestaat in de politiek helaas een wet: misstanden en slecht beleid zullen eerst erger moeten worden voordat de problemen worden opgelost. Want aanvankelijk kijkt men de andere kant uit en denkt men dat “doormodderen” nog zo gek niet is. Totdat niemand meer kan ontkennen dat er sprake is van een ramp en er eindelijk brede steun ontstaat om betere maatregelen te nemen.’
‘Waar het om gaat is dat er “blufpoker” wordt gespeeld door te dreigen de tegenstander grote schade te berokkenen indien hij aanvalt – schade die niet opweegt tegen het mogelijk voordeel van de voorgenomen actie.’
‘Het hoogste mensenrecht is het recht op lichamelijke veiligheid, dus bescherming tegen geweld, honger en ander dringend fysiek gebrek. De Responsibility to Protect is daarop gebaseerd. Hoewel deze doctrine nog niet is erkend als universeel geldend volkenrecht, is ze direct af te leiden uit de wel universeel geldende verdragen voor de rechten van de mens die sinds 1965 zijn gesloten en die door vrijwel alle staten, religies en levensbeschouwingen zijn onderschreven. Omdat thans ruim 600 miljoen mensen in oorlogsgebieden leven, en 1600 miljoen (van de wereldbevolking van 7200 miljoen) door ernstige armoede levensbedreigend fysiek gebrek lijden, is het noodzakelijk dat landen als Nederland zich inspannen deze dringende vraagstukken te helpen oplossen. Dit kan gerealiseerd worden door gezamenlijke inspanning van regeringen, bedrijven en maatschappelijke organisaties.’

De Nederlandse publicist Henk Jurgens (1942) is politicoloog (UvA). Hij schrijft regelmatig in Doorbraak over Nederland en de Nederlandse politiek.

Commentaren en reacties