JavaScript is required for this website to work.

Terug naar Malpertus: satire niet voor doetjes

Koenraad Elst15/11/2021Leestijd 3 minuten
TitelTerug naar Malpertus
SubtitelOver humor in woketijden
AuteurJohan Sanctorum
UitgeverDoorbraak
ISBN9789493242425
Onze beoordeling
Aantal bladzijden126
Prijs€ 20.00
Koop dit boek

Nu Johan Sanctorum over de pensioenleeftijd heen is, vat hij de opgedane kennis samen in enkele boeken die wel een tijd een vaste referentie over hun onderwerp zullen blijven: de lange mars door de instellingen, de manipulatie van de media, en het cultuurmarxisme. Zijn nieuwste  Terug naar Malpertus behandelt het spanningsveld tussen stoute humor en de opdringende meningdictatuur bekend als woke. Rolmodel is de rebelse vos Reynaert, die vanuit zijn ‘burcht’ Malpertus de draak stak met koning Nobel en diens gevolg.

Cancel culture

‘Satire is niet voor doetjes’ (p.84), bezweert hij ons. In dat opzicht was het een goede leerschool dat hem aan het begin van zijn loopbaan een doctoraatstitel ontzegd is: toen uitkwam dat zijn vader fout geweest was in de oorlog. Toen al speelden twee elementen van wat vandaag woke heet: cancel culture ofte uitsluiting van ongewensten, en de onmogelijkheid van verlossing uit je verleden of herkomst. De nazi’s noemden dat laatste Sippenhaftung, en een hedendaagse toepassing is de aansprakelijkverklaring van alle blanken aan de misdaden (hoewel niet de verdiensten) van sommige blanken uit het verleden. Alleszins, Sanctorum heeft ervan geproefd lang voor de huidige orgie van woke (zelf)beschuldigingen.

Woke is dan ook een karikaturale uitvergroting, bijna een zelfsatire, van handelwijzen en attitudes die al veel langer bestaan. Vandaag afficheert het zich vooral als links, maar het is bijvoorbeeld niet eens zo lang geleden dat de katholieke onderwijskoepel zijn werknemers al voor kleine afwijkingen van de rechte leer broodroofde en op de zwarte lijst zette.

Vandaag is het echter onmiskenbaar dat links, na meedogenloze hoogtepunten van spot in de nasleep van 1968 (toen het satirische blad Hara Kiri door Charles de Gaulle verboden werd en, in toespeling daarop maar onder een onheilspellend gesternte, hersticht werd als Charlie Hebdo), een zure vijand van alle politieke humor geworden is, ‘humorloos’ (p.91). Satire geldt nu als rechts, iets voor ’t Pallieterke en ’t Scheldt (waarvan hij het humorgehalte bij alle verdienstelijke onthullingsjournalistiek toch maar pover vindt). Spot via de nieuwe taal van de memes geldt meteen als ‘far-right humour’ (p.80). Komieken die links begonnen zijn, gaan nu de hete onderwerpen uit de weg (bv. Kamagurka, naar eigen zeggen), óf zijn zelf naar rechts opgeschoven, bv. Urbanus.

Jeff Hoeyberghs

Een eindeloze bron van vermaak is het ‘ultrafeminisme” (p.50) uitgedragen door een heir van gesubsidieerde vrouwen en af en toe een ‘excuusguus’ (p.52). Wie daar tegenin gaat met uitspraken die vroeger aan de toog gemeengoed waren, zoals Jeff Hoeyberghs, wordt nu met zijn ‘spontaneïstische satire’ (p.80) het middelpunt van controverse. Het illustreert de wetmatigheid dat satire onverwacht opduikt, niet langs formele kanalen waar het Bestel via de uitlaatklep van brave humor door beroepscomedians (Geert Hoste) de controle probeert te behouden: “Grappen met het opschrift ‘dit is humor’ zijn waardeloos als kritisch genre.” (p.66)

Dit boek is elitair: weliswaar heeft iedereen het recht om humor af te scheiden, maar in de feiten zijn de satiristen in ons land op enkele handen te tellen. Huichelen past niet voor een hekelschrijver en Sanctorum laat onbeschroomd verstaan dat hij tot die keurploeg behoort, maar de meeste lezers niet. Voor velen zal dit een eerste kennismaking zijn met het gezichtspunt van een vakman, die alleen de collega’s die er hun leven voor gelaten hebben, moet laten voorgaan.

Foute meningen

Er is bij de massa wel een democratisering van het gecensureerd worden en van het geklaag daarover: mensen die knus achter hun scherm meninkjes ten beste geven (‘gratispolitiek op de meningenmark’ p.85). Deze doet hen een onschadelijk klein beetje proeven van wat voor anderen een doodvonnis, een daadwerkelijke terechtstelling of op zijn minst broodroof zou betekenen: ze worden door Facebook geband. Want wat in de beginjaren een rijk van de vrijheid leek, een vrijplaats waar je rond de gevestigde media heen stoute standpunten kon verkondigen, staat vandaag zelf bekend om zijn ingrepen tegen foute meningen. Daar kunnen ze dan erg over doen: ‘Ik ben in de Facebook-gevangenis gezet!’ Sanctorum is niet onder de indruk.

Over de carnaval in ‘Ojlst’ (p.87) is hij uitgesproken pro het recht op ongebreidelde spot, inbegrepen de praalwagen die internationaal als antisemitisch weggezet werd. Moet kunnen, maar de vraag die hier niet gesteld wordt, is: was dit wel satire? Werd er een wantoestand gehekeld? Hadden de joden iets gedaan waarmee nu maar eens ongezouten de draak moest gestoken worden? Bij mijn weten was het alleen een uitvergrote toespeling op het ‘sabbatjaar’ waartoe de groep zelf besloten had. Geen opstap tot volkerenmoord, wel een grap zonder pointe.

Zo, daarmee heb ik de recensentenplicht vervuld van ook wat kritiek te geven. Voor de rest wil ik het boek zeer aanbevelen, ook al omdat ik me kan aansluiten bij Sanctorums besluit: ‘Ik ben heel optimistisch. We zullen deze woketijden overleven, net vanuit de wildernis. Vanaf dan is er geen weg terug en kunnen zelfs fatwa’s de dijkbreuk niet stoppen( (p.125). De internettechnologie is immers zodanig dat men tegen alle censuurpogingen in toch altijd sluipwegen kan vinden om het Bestel uit te dagen, een nieuw soort guerrilla. (Alle wegen van de vrijheid leiden naar het internet’ (p.92).

Ten afscheid klopt hij zich op de borst dat hij de lezer ‘het credo geleerd heeft”, zoals Reynaert bij koningsgezant Cuwaert de haas deed. Maar wat die onschuldig ogende uitdrukking hier betekent, daarvoor zult u het boek zelf moeten lezen.

 

 

Koenraad Elst (1959) is orientalist. Hij werkte als politiek journalist bij diverse Vlaamse en Indiase media, van Trends en Punt tot The Pioneer en Pragyata Magazine, als assistant buitenlandbeleid in de Belgische senaat, en als gastprofessor in twee Indiase universiteiten. Zijn eigenlijke roeping vindt men echter in de tientallen onderzoekspapers en een dertigtal boeken, vooral over de belangrijkste hangijzers in de antieke en hedendaagse feiten- en ideeëngeschiedenis van India, en verder over faits divers als de islam.

Commentaren en reacties