Toneelwetten voor politici
Titel | Toneelwetten voor politici |
---|---|
Auteur | Boris van der Ham |
Uitgever | Prometheus |
ISBN | 9789035141667 |
Onze beoordeling | |
Aantal bladzijden | 136 |
Prijs | € 14.95 |
De Nederlander Boris van der Ham is zowel acteur als politicus. Hij is opgeleid aan de toneelacademie in Maastricht en zat van 2002 tot en met 2012 voor D66 in de Tweede Kamer. In een charmant boekje heeft hij een aantal toneelwetten beschreven die ook voor de politiek gelden.
De Nederlander Boris van der Ham is zowel acteur als politicus. Hij is opgeleid aan de toneelacademie in Maastricht en zat van 2002 tot en met 2012 voor D66 in de Tweede Kamer. In een charmant boekje heeft hij een aantal toneelwetten beschreven die ook voor de politiek gelden.
‘Eens in de zoveel jaar breekt in elke politieke partij een vreselijke machtsstrijd uit, die deze dan haast tot de afgrond brengt. Vaak ligt de oorzaak in het ontbreken van de wil om iemand tot koning te spelen. Leiders van politieke partijen worden vrijwel nooit ten val gebracht door de baas van een andere partij, maar altijd door dit soort paleisrevoluties,’ schrijft Van der Ham. De RTL-journalist Frits Wester ‘vertelde me dat hij vaak geamuseerd gadeslaat hoe ambtenaren zich gedragen ten aanzien van hun minister in cafés rond het Binnenhof, na afloop van een debat.’ In het Binnenhof in Den Haag is de Nederlandse Tweede Kamer gevestigd. ‘Neemt hun bewindspersoon een bronwater, dan nemen zij ook iets non-alcoholisch. En als hij aan het bier gaat, volgen zij opnieuw. Ik heb ook het omgekeerde zien gebeuren. Als het gezag van de bewindspersoon, fractievoorzitter of partijleider afneemt, zie je de omstanders zich steeds minder van hem aantrekken, en dichter in de buurt gaan staan van de nieuwe belofte.’
Een andere wet komt van de Amerikaanse schrijver Arthur Miller die geschreven heeft dat acteurs en politici allebei een onbekend publiek tot een eenheid moeten smeden. ‘Net als in het theater of een bioscoop is ook een land afhankelijk van de bereidheid van mensen om zo’n gemeenschap aan te gaan,’ schrijft Van der Ham. ‘Ook het stemmen op partijen, het afvaardigen van volksvertegenwoordigers en het eerbiedigen van papieren wetten zijn in wezen net zo kunstmatig als het accepteren van een geschminkte acteur en het applaus na afloop van een voorstelling.’
Van der Ham pleit voor logopedielessen voor politici om zich beter te kunnen presenteren voor hun kiezers. ‘Een beroemd voorbeeld van iemand die veel baat heeft gehad bij logopedielessen was Margaret Thatcher. Toen ze haar entree in de Britse politiek maakte had ze een heel hoge kakelstem, maar met behulp van een acteur en een stemcoach van het National Theatre in Londen bracht ze haar stem 46 megahertz naar beneden en leerde ze langzamer spreken.’ Een stem moet zakken, anders klink je kortademig en weinig overtuigend.
‘Een goed toneelregisseur, schrijver of acteur zal proberen het verhaal niet te “vertellen”, maar het verhaal te laten zien. Een acteur kan beter laten zien dat hij op een stoel gaat zitten dan dit aan het publiek meedelen. Dit uitgangspunt wordt door de scenario- en toneelschrijvers Show, don’t tell genoemd. Informatie moet zoveel mogelijk omgezet worden in handelingen, acties en dialoog. De gedachte erachter is dat de kijker in staat wordt gesteld het verhaal zelf te ervaren en zich daardoor nauwer betrokken voelt. Een acteur en een politicus hebben gemeen dat ze een “idee” om moeten zetten naar iets concreets.’
‘De politiek wordt vaak terecht onder vuur genomen over loze theatraliteit. Parlementariërs zouden Kamervragen alleen maar stellen om te kunnen scoren in de media.’ Maar, ‘omdat het theater van de politiek zich in de werkelijkheid bevindt zullen de noodzakelijke handelingen altijd minder gepolijst zijn dan in het echte theater, zeuren, breken en duwen zijn essentieel om een discussie verder te brengen. Het is dus zaak om niet te snel op te geven. Daarnaast blijkt dat veel hardnekkige problemen in de samenleving niet opgelost worden door het “grote gebaar”. Bij veel belangrijke zaken worden inhoudelijke botsingen zelfs angstvallig vermeden. Zo was het in de jaren tachtig en negentig taboe om kritisch te spreken over de integratie van immigranten of over de positie van de islam in Nederland. Politici die dat wel deden, werden zowel voor als achter de schermen ontweken. Door deze onderwerpen zo lang uit de weg te gaan, gingen diegenen die het taboe wél wilden doorbreken steeds heftiger taal gebruiken om hun punt onder de aandacht te brengen. Toen gevestigde partijen het onderwerp begin deze eeuw wel aandurfden was het debat inmiddels al flink uit het lood geslagen.’
‘Verander je van standpunt,’ schrijft Van der Ham, ‘dan zal je worden afgemaakt door journalisten en concurrerende partijen, was het devies. Mocht het toch onontkoombaar zijn om te moeten veranderen van standpunt, dan kon die “draai” het beste worden uitbesteed aan iemand anders. Door een rapport te laten schrijven door een externe commissie, bijvoorbeeld, kon de publieke opinie zorgvuldig worden voorbereid op een wijziging van standpunt en kon je vervolgens achter de brede rug van zo’n commissie zelf van richting veranderen. In het theater heet zo’n truc een deus ex machina.’
‘Politiek en acteren vergt evenwichtskunst. Er moet leiderschap getoond worden, maar tegelijk moeten de oren gespitst worden als er onvrede klinkt onder het publiek. Soms moet er meegebogen worden, en soms moet men zich juist schrap zetten om de tijdgeest tegen te spreken. Overdrijving kan passend zijn om een onvergetelijke entree te maken, of om een vastgeroeste gewoonte open te breken. Maar als ze in overdrijving volharden, dreigt het gevaar een karikatuur te worden. Een politicus heeft het in het vinden van dat evenwicht nog moeilijker dan een acteur.’
Een boekje om te lezen en te overpeinzen, en dat niet alleen voor politici.
De Nederlandse publicist Henk Jurgens (1942) is politicoloog (UvA). Hij schrijft regelmatig in Doorbraak over Nederland en de Nederlandse politiek.
Jan Renkema probeert de ‘Nederlander’ is een beperkt aantal pagina’s te doorgronden.