Weldra zal ik onder de guillotine liggen
Wie zich graag verdiept in de Franse Revolutie, zal de vertaling van de mémoires van Grace Elliott Dalrymple wellicht met enige scepsis lezen. Maar ze maken dit tijdsdocument er daarom niet minder interessant om.
Wie zich graag verdiept in de geschiedenis van de Franse Revolutie, zal de zopas verschenen Nederlandse vertaling van de mémoires van Grace Elliott Dalrymple wellicht met enige scepsis lezen. Bij het waarheidsgehalte van dit getuigenis van een bekende Schotse courtisane die de minnares was van Louis-Philippe d’Orléans, maar ook in bed dook met talloze andere edellieden waaronder de Prins van Wales, mogen we de nodige vraagtekens plaatsen.
Maar ze maken dit tijdsdocument er daarom niet minder interessant om. Zeker omdat het uitgebreide kritische notenapparaat van historicus Joris Verbeurgt, die dit in 1801 op vraag van de Engelse koning George III geschreven document onlangs publiceerde bij uitgeverij Vrijdag, de lezer wegwijs maakt in een doolhof van talloze minder bekende namen en details. Ook voor wie weinig afweet van de revolutionaire periode is dit boek dus een aanrader.
En dat mag een paradox lijken. Want Weldra zal ik onder de guillotine liggen, in 1859 postuum uitgegeven in Londen door Richard Bentley onder de titel Journal of my life during the French Revolution, is slecht geschreven, niet al te best vertaald en van de hand van een — laten we eerlijk wezen — niet al te snuggere vrouw die het meer van haar charmes dan van haar intellect moest hebben. Joris Verbeurgt verwittigt ons hier ook voor in de gedegen introductie die hij opstelde bij de tekst. Grace Elliot betrappen we op vele feitelijke vergissingen met namen en chronologie, wat ook niet anders kan als je weet dat ze haar herinneringen pakweg tien jaar na de revolutie op papier zette.
Ze fantaseert ook al eens, dunkt me. Zo beweert ze in de namiddag van 21 januari 1793, in Meudon waar ze woonde, een van de werklieden van koning Lodewijk XVI te zijn tegengekomen die een met bloed doordrenkte zakdoek bij zich af, gedoopt in het lijk van de die ochtend geguillotineerde vorst. Het kan natuurlijk, maar dit soort anekdotes lijken mij meer van doen te hebben met dichterlijke vrijheid, zeker omdat Grace Elliott wat verder volhoudt dat de koning op 5 oktober nog was komen jagen in haar Meudon, terwijl hij toen al lang gevangen zat.
De Revolutie vreet haar kinderen op
Nee, Mrs. Elliott is geen Laure Junot d’Abrantès, geen Germaine de Staël en geen Gravin de Boigne die zoveel pittigere en uitstekend geschreven herinneringen over de Franse Revolutie achterlieten. De negentiende-eeuwse historicus Michelet vermeldt Elliott niet eens in zijn meer dan 2000 bladzijden tellende Histoire de la Révolution Française. Als vrouwelijk acteur heeft ze ook niet de status van Olympe de Gouges, Madame Roland, Charlotte Corday of Théroigne de Méricourt die de Revolutie aanvankelijk goed gezind waren, maar in tegenstelling tot Elliott niet aan de hakbijl wisten te ontkomen. De Revolutie vrat haar eigen kinderen op en met hun vrouwelijke vijanden hadden de jacobijnen zo mogelijk nog minder medelijden dan met hun gematigde mannelijke opponenten.
Maar de charme van Weldra zal ik onder de guillotine liggen schuilt elders. Want Grace Elliott, die nergens haar contrarevolutionaire gevoelens verdoezelt en dankzij haar lichamelijke charmes altijd een zekere welstand gewend was, bezit de gave om op een uitstekend wijze de sfeer weer te geven die moet geheerst hebben ten tijde van de Terreur, het schrikbewind dat zovele duizenden onschuldigen het leven kostte tijdens de dictatuur van Robespierre en het Comité de Salut Public. Je leest dit boek en het is alsof je Graaf de Custine, Marie-Antoinette en Hertog de Biron voor je ziet sterven op het schavot. Grace Elliott kent geen nuance. In de Franse Revolutie onderscheidt zij het gepeupel en de ‘monsters’ van de edelmoedige koningsgezinden. Ze kiest partij en vergist zich vaak zonder daarom te liegen. Haar oordeel over Lafayette lijkt bijvoorbeeld meer ingegeven door persoonlijke wrok en schrijven dat Lodewijk XVI en Marie-Antoinette na hun mislukte vlucht naar Varennes in de zomer van 1791 ‘vreselijk mishandeld’ werden, mag ook overdreven klinken. De lezer is dus gewaarschuwd.
En toch mag deze bevallige courtisane over een gezonde dosis gezond verstand beschikt hebben. Ik vermeldde al dat ze onder meer de maîtresse was van Louis-Philippe d’Orléans, neef van Lodewijk XVI die de geschiedenis inging als Philippe Egalité omdat hij partij koos voor de Revolutie en in de Nationale Conventie voor het doodvonnis van de koning stemde alvorens ook zelf op het schavot te belanden. Grace Elliott, die als koningsgezinde de revolutionaire ideeën van Philippe Egalité niet deelde, moet deze door de geschiedenis veroordeelde liederlijke figuur graag gezien hebben. Maar dat weerhoudt haar er niet van om hem streng te beoordelen voor zijn lafheid ten opzichte van zijn neef. Samen met de paginalange ontroerende beschrijving van hoe ze Markies de Champcenetz, de voormalige ter dood veroordeelde gouverneur van de Tuileriën, bij haar thuis verbergt en helpt te ontsnappen, behoren de passages over Philippe Egalité tot de boeiendste details die Grace Elliott ons over haar verblijf in revolutionair Frankrijk vertelt.
De Revolutie was een bloedbad
Zelf belandde Grace wegens haar relatie met Philippe Egalité ook in de gevangenis op verdenking van samenzwering met de Engelsen. Dat ze de cel deelde met Mme du Barry, de vroegere maîtresse van Lodewijk XV, mogen we betwijfelen. Dat de houten stoelen in de gevangenis ‘nog steeds de sporen droegen van het bloed en de hersenen van de eerbiedwaardige oude priesters’ die slachtoffer werden van de zogenaamde Septembermoorden in 1792, zullen we ook maar in het midden laten. Memoires zijn zelden rigoureus en exact. Daarom lezen we ze ook. Hun subjectiviteit is een mooie aanvulling op droge geschiedschrijving. Het einde van de Terreur en de val van Robespierre zorgden er uiteindelijk voor dat Grace Elliott niet op het schavot belandde. Haar manuscript eindigt daar ook.
De Franse Revolutie was een bloedblad, beklemtoont Michel Onfray die enkele jaren geleden met La Force du sexe faible – une contre-histoire de la Révolution Française een prachtig essay schreef om de rol van de vrouwen in de strijd voor de vrijheid in de verf te zetten: 100 000 slachtoffers van massamoorden en executies; 16 594 mensen onthoofd op het schavot; 20 000 à 30 000 ‘contrarevolutionairen’ gefusilleerd; 50 000 mannen, vrouwen en kinderen afgeslacht door de revolutionaire legers in de Vendée; duizenden mensen levend verdronken door Carrier in Nantes. ‘Met zo’n fanatisme kan je ver gaan in misdaden tegen de menselijkheid’, schrijft Joël Schmidt, een biograaf van Robespierre die nochtans weigert om ‘l’Incorruptible’ te veroordelen.
Ook de memoires van Grace Elliott herinneren ons aan dit fanatisme. Ondanks al hun detailfouten en subjectiviteit, mogen we er dus dankbaar voor zijn dat daar nu een kritisch becommentarieerde Nederlandse vertaling van voorligt.
Koen Dillen (1964), studeerde in 1987 af als vertaler Frans-Duits en heeft een passie voor Frankrijk. Hij schreef onder pseudoniem opgemerkte biografieën over Nicolas Sarkozy en François Mitterrand en publiceerde, in samenwerking met Frank Vanhecke, Al bij al heb ik gelukkig geleefd', het levensverhaal van wijlen Marie-Rose Morel.
Marine Le Pen koos ervoor de Franse regering te doen vallen. Het valt nog te bezien of haar partij daar ook beter van wordt.