JavaScript is required for this website to work.
post

Robert Robinson, kleurling in de Sovjet-Unie

Het leven van Robert Robinson

Ardy Beld6/3/2022Leestijd 5 minuten
Robert Robinson, zwarte Amerikaan in de Sovjet-Unie

Robert Robinson, zwarte Amerikaan in de Sovjet-Unie

foto © Onbekend

De Sovjets predikten ‘vriendschap van alle volkeren’. De zwarte Amerikaan Robert Robinson werd er tegen zijn wil het levende bewijs van.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Doorheen de geschiedenis van de Sovjet-Unie kenden we heel wat overlopers naar het Westen. Maar soms ging het ook omgekeerd. Een van de meest opmerkelijke overlopers was Robert Robinson, een Amerikaan van Jamaicaanse oorsprong. In 1930 kreeg hij als arbeider bij Ford in Detroit een aanbieding van een afgevaardigde uit de Sovjet-Unie om de opkomende automobielindustrie komen versterken. Tegen de achtergrond van de recessie en het racisme in Noord-Amerika ging hij in op de aantrekkelijke voorwaarden.

Jeugd op Jamaica en Cuba

Robert Robinson wordt op 22 juni 1906 geboren in Kingston, Jamaica. Zijn moeder is afkomstig van Dominica dat behoort tot de Bovenwindse eilanden. Ze werkt als hulp bij een Britse arts die ze van haar geboorte-eiland naar Jamaica volgt. Hier trouwt ze een plaatselijke inwoner waarop het gezin naar Cuba verhuist. Zijn vader verlaat het gezin als Robert zes is.

In zijn in 1988 voor het eerst in de VS verschenen autobiografie ‘Black on Red’ vertelt Robinson: ‘Hij liet mijn moeder alleen achter zonder middelen van bestaan in een land waarvan de taal en cultuur haar vreemd waren. Als door een wonder wisten we ons te redden. Mijn moeder vertelde me later dat we kort na het verdwijnen van vader uit huis werden gezet. Ze wilde die nacht zelfmoord plegen door ons beiden te verdrinken in zee. Een man wist haar tegen te houden en we konden terecht bij een kennis van de kerk die haar ook aan werk hielp. Ze ging katoenen broeken strijken en hield daarmee het hoofd boven water.’

Ondanks de zware omstandigheden groeit Robinson op als een pienter baasje: ‘Ik was dol op dingen repareren. Als mijn moeder naar me keek en dacht dat ik luchtkastelen bouwde, was ik in werkelijkheid bezig in gedachten nieuwe machines uit te vinden. Een idee dat in mijn hoofd ontstond in iets nuttigs te kunnen veranderen… Iets boeienders bestond er voor mij niet.’ De jongen spreekt perfect Engels, Spaans en Frans, wat in die jaren een belangrijke rol speelde op Cubaanse scholen.

Naar het rijk van arbeiders en boeren

Op 17-jarige leeftijd verlaat Robert zijn moeder en broer en vertrekt naar de Verenigde Staten. Hij belandt in de wijk Harlem in New York. Daar hoort hij over de Ford-fabrieken in Detroit: ‘Vijf dollar per dag. Dat was voor een arbeider in die tijd een enorm bedrag.’ Hij waagt de stap naar het voor kleurlingen in die tijd zeer vijandige Midden-Westen en meldt zich aan als machinebediende bij het personeelskantoor van de autofabrikant. Robinson wordt uitgelachen en mag ‘maar’ als schoonmaker aan de slag.

Na een interne opleiding neemt de Jamaicaan door personeelsgebrek plaats aan een freesmachine. De voorman weigert hem in te werken, maar als enige zwarte machinebediende onder zevenhonderd man weet hij zich ondanks alles te handhaven. Dagelijkse pesterijen en voortdurende bedreigingen worden zijn deel. De andere bediendes mijden hem als de pest en Robinson is dan ook zeer verbaasd als plotseling een officiële delegatie van onbekende blanken contact met hem zoekt.

Ze vertellen hem dat in de Sovjet-Unie een grote behoefte bestaat aan gediplomeerde vakkrachten. De mannen die zich voorstellen als Russen bieden hem een jaarcontract aan met een betaling van 250 dollar per maand en een appartement op de koop toe. De dood van de broer van een vriend die zojuist is gelyncht door een woedende menigte in een van de zuidelijke staten geeft de doorslag. Robinson besluit de reddende strohalm met beide handen vast te grijpen en vertrekt naar het rijk van arbeiders en boeren.

Grammofoon niet voor apen

Op 4 juli 1930 komt de Amerikaan aan in Stalingrad om in de plaatselijke tractorfabriek te gaan werken. Als enige kleurling onder een contingent arbeiders uit de Verenigde Staten wordt Robinson kort na zijn aankomst door twee blanke Amerikanen in elkaar geslagen. De Sovjetpers pikt het incident op als voorbeeld van racisme onder kapitalisten en Robinson wordt een beroemdheid.

Dat vooroordelen op basis van huidskleur ook in Rusland welig tieren, wordt door de Sovjetjournalisten verzwegen. Zo beschrijft Robinson een dansavond tijdens een verblijf aan de Zwarte Zee: ‘Iedere keer als ik de dansvloer betrad, zette de DJ de muziek prompt uit. Ik besloot weg te gaan omdat men kennelijk niet blij was met mijn aanwezigheid. Eén van de meisjes uit het groepje waar ik mee onderweg was, vroeg de bezitter van de muziekinstallatie waarom hij telkens stopte. De man antwoordde: ‘Ik heb mijn grammofoon niet helemaal uit Leningrad meegesleept om hem hier voor een of andere aap te laten spelen.’

Studie in de oorlog

In 1932 neemt zijn plan om terug te keren vaste vormen aan, maar ze praten hem om en hij tekent toch een jaarcontract met een fabriek in de Russische hoofdstad. Daarna verlengt hij telkens weer zijn contract. In de Amerikaanse pers wordt de zwarte fabrieksarbeider openlijk belachelijk gemaakt als ‘coal black protege of Joseph Stalin’ nadat hij in de Moskouse gemeenteraad wordt gekozen.

In 1937 gelast de regering van de VS Robinson naar huis terug te keren of zijn staatsburgerschap op te geven. De Jamaicaanse Amerikaan kiest er vanwege de aanhoudende depressie voor Sovjetburger te worden. Hij overleeft wonder boven wonder Stalins Grote Zuivering, terwijl veel van zijn buitenlandse kennissen in Moskou verdwijnen. Tijdens de oorlog wordt hij samen met de andere medewerkers van de fabriek geëvacueerd naar Koejbisjev. De omstandigheden zijn bar en overal heerst een grote hongersnood, Desalniettemin stelt de plichtsgetrouwe harde werker alles op alles om terug te mogen keren naar de hoofdstad en verder te kunnen studeren. Uiteindelijk kan hij daar in 1944 zijn studie werktuigbouwkunde afmaken.

44 jaar op de koffers

Na de oorlog breekt een kortstondige periode van politieke dauw aan. Robinson speelt mee in een film over het leven van de Russische etnoloog Mikloeho-Maklaj. Ook wordt naar zijn kennis over het leven van een kleurling in de Verenigde Staten gevraagd bij het maken van een andere film. Robert Robinson probeert meerdere malen een paspoort aan te vragen om de Sovjet-Unie te kunnen verlaten, maar stuit telkens weer op een muur van onwil en bureaucratie.

Hij roept zelfs de hulp in van de zwarte zanger en acteur Paul Robeson die meerdere malen op tournee in de Sovjet-Unie is. De zanger weigert omdat hij vreest dat iedere vorm van hulp aan de zwarte Sovjetburger van Amerikaanse oorsprong zijn tot dan toe uitstekende relatie met het Kremlin zou kunnen schaden. Ook de contacten met collega’s en mensen die Robinson ontmoet tijdens door de fabriek georganiseerde vakanties in het zuiden, verlopen zonder uitzondering zeer stroef.

De fabrieksarbeider lijkt al die 44 jaar op zijn koffers te zitten en te wachten tot zijn echte leven eindelijk gaat beginnen. De enige houvast voor de Einzelgänger lijkt zijn christelijke levensovertuiging en zijn wekelijkse bezoek aan de kerk, waarmee hij zich vooral na de oorlog op gevaarlijk terrein begeeft. Over de Russen zegt hij: ‘Een Rus vertelt je de ene dag het ene en de dag daarop weer iets compleet anders. Bovendien zal hij dan ook nog glashard beweren dat je hem gisteren verkeerd hebt begrepen.’

Te gast bij Idi Amin

Pas in 1973 dankzij een goed woordje van twee Oegandese diplomaten krijgt Robinson het paspoort waar hij al die jaren zo hartstochtelijk naar verlangde. Hierna moet  hij zijn geplande reis naar Oeganda laten goedkeuren door een partijcommissie van de fabriek. De Sovjet-Unie had net vriendschappelijke banden met Oeganda aangeknoopt. De goedkeuring heeft heel wat voeten in aarde, maar uiteindelijk mag hij dan toch een retourticket kopen. Na een eerste mislukte poging, waarbij een douanier hem net voor vertrek terughaalt, komt hij in februari 1974 toch nog op volledige legale wijze per vliegtuig aan in het Afrikaanse land.

Generaal Idi Amin is zeer te spreken over Robinson die zijn persoonlijke gast wordt. Hij biedt hem de Oegandese nationaliteit aan die Robinson weigert. Wel grijpt hij het aanbod te mogen werken als docent werktuigbouwkunde met beide handen aan. Na er een jaar trouwt hij met Zylpha Mapp, een Amerikaanse professor die aan hetzelfde instituut doceert.

Terug naar de Verenigde Staten

Dankzij de inspanningen van een officier van de US Information Service, krijgt de eens door de Sovjets gevierde zwarte fabrieksarbeider toestemming om, na een tussenstop in Jamaica en hernieuwde terugkeer naar Oeganda, naar de Verenigde Staten te komen. Met zijn vrouw vestigt hij zich in Washington D.C. Hij krijgt een ‘green card’ en in 1986 wordt hem opnieuw het Amerikaanse staatsburgerschap verleend. Na zijn terugkeer in Amerika geeft de in Moskou opgeleide ingenieur vele interviews over zijn inzichten in het Sovjetleven.

Robinson sterft op 87-jarige leeftijd, drie jaar na het uiteenvallen van de Sovjet-Unie waar hij volgens eigen zeggen dagelijks te maken had met een racisme dat zelfs in de Verenigde Staten van de jaren dertig niet voorstelbaar was: ‘Ik heb me nooit verzoend met het racisme in de Sovjet-Unie. Racisme stelde mijn geduld voortdurend op de proef en beledigde mijn menselijke waardigheid. Omdat de Russen er prat op gaan vrij te zijn van raciale vooroordelen, is hun racisme wreder en gevaarlijker dan dat waarmee ik in mijn jeugd in de Verenigde Staten te maken kreeg...’

Ardy Beld is vertaler Russisch en Duits en woonde enkele jaren in Moskou. Hij werkt als freelance journalist en auteur.

Commentaren en reacties