JavaScript is required for this website to work.
Multicultuur & samenleven

Samenleven in tijden van diversiteit

Christendemocratische bezorgdheden

ColumnHendrik Bogaert19/3/2018Leestijd 6 minuten

In het gepolariseerde debat over identiteit en diversiteit vandaag, is ook een middenweg mogelijk. Hendrik Bogaert pleit voor een respectvolle samenleving.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Een recent interview in Knack met Mieke Van Hecke bevat boeiende stellingnames met betrekking tot het actuele debat over diversiteit en samenleving. Het is essentieel dat er een breed debat gevoerd wordt over de architectuur van onze samenleving. Dat debat moet plaatsvinden zowel binnen als buiten de partijpolitiek. Een zekere tegenstelling hoeft daarbij geen spanningsveld op te leveren, het draagt immers bij aan de rijkdom van de politieke en intellectuele uitwisseling, zolang het debat integer en inhoudelijk blijft.

Inclusieve samenleving

Mieke Van Hecke en ik delen, net als alle andere christendemocraten, dezelfde bekommernis: wij willen meebouwen aan een warme, inclusieve samenleving, met gelijke kansen voor iedereen van goede wil. Het verschil tussen ons beiden ligt in de manier waarop we die gelijke kansen, vrijheid en geïntegreerde inclusieve samenleving willen realiseren. Mieke Van Hecke lijkt de vrijheid van religie te verabsoluteren. Terwijl zij dit fundamentele principe bekijkt als een geïsoleerd, op zichzelf staand grondrecht, zoek ik eerder naar een gezond en stabiel evenwicht tussen vrijheid van godsdienst en de overige verworven vrijheden die onze samenleving schragen.

In mijn recent verschenen essay In vrijheid samenleven heb ik mijn reflectie hieromtrent uitgewerkt. Het betreft een denkoefening, waarbij alle aandacht uitging naar één element, maar waarin ik grondig analyseer hoe mensen en groepen in samenlevingen integreren of segregeren. Een mogelijke segregatie, met name het ‘apart leven’ van bevolkingsgroepen binnen eenzelfde samenleving, baart me als communitarist, gemeenschapsdenker, zorgen. We leven immers niet in een Angelsaksisch politiek model waarbij het ‘ieder voor zich en God voor ons allen’ is. In dergelijke samenleving zou het discours van een bijna onbegrensde godsdienstvrijheid, zoals Mieke Van Hecke stelt in Knack en in haar debat met Darya Safai in Terzake, beter aarden. Het gaat dan immers om gesplitste samenlevingen, waarbij iedere burger in zijn eigen etnische en/of religieuze gemeenschap leeft. Dat zie je in bijvoorbeeld Londen, Birmingham, of Manchester gemakkelijk als je door de straten van de verschillende stadswijken wandelt.

Ambitieuze welvaartstaat

In België leven we daarentegen in een ambitieuze welvaartstaat en doen we er als politici alles aan om die overeind te houden, ondanks grote sociaaleconomische en industriële uitdagingen. In m’n essay In vrijheid samenleven maak ik het verband tussen enerzijds de noodzakelijke solidariteit op sociaaleconomisch vlak, in het bijzonder wat de sociale zekerheid betreft, en anderzijds de levensbeschouwelijke diversiteit. Aangezien we temperen op het ene (we laten binnen de economie bijvoorbeeld geen monopolies toe, en we creëren een vangnet voor kwetsbare burgers), lijkt het me in deze relevant om als overheid ook levensbeschouwelijk te interveniëren. Het hoofddoel van dergelijk ingrijpen is het bewaren van een evenwicht tussen de verschillende vrijheden en grondrechten.

Dergelijke interventies zijn geen nieuwigheid in onze samenleving. Waarom zouden we immers geen polygamie toestaan, indien dat vanuit sommige levensbeschouwingen toegestaan of aanbevolen is? En verder, behoort polygamie niet tot de vrijheid van religie? Neen. We beseffen dat een functionerende, harmonieuze samenleving, gestoeld op klassieke cultuurchristelijke normen en waarden dit niet kan aanvaarden. Daarvoor hoef je geen doctoraat in de mensenrechten te behalen; je ziet meteen dat vrijheid van religie, hoewel een fundamenteel mensenrecht, ook haar grenzen kent en zeker niet absoluut is. Wanneer morgen iemand het kannibalisme wil bepleiten uit naam van zijn of haar levensbeschouwing, weten we meteen dat we de ratio verlaten hebben en het een onzinnig voorstel is – ook dan kan je je niet beroepen op artikel 9 van het EVRM.

Manke vergelijkingen

De sereniteit was helaas zoek in de tweet die Bart De Wever postte naar aanleiding van deze discussie. De analogie tussen hoofddoeken op school en een pastavergiet op het hoofd is om verschillende redenen inaccuraat. Eén, niemand vraagt het recht aan om een vergiet te dragen. Twee, het gaat niet om een erkende eredienst in België. Deze discussie is te belangrijk om in het belachelijke te trekken.

De vergelijking tussen de Joodse gemeenschap en de moslims in onze samenleving loopt ook mank. Ten eerste is de chassidische gemeenschap in Antwerpen slechts één deel van de diverse joodse wereld (net zoals de salafistische islamitische gemeenschappen en individuen zich afzonderen van de maatschappij). Ten tweede kan men het feit dat deze mensen volledig gesegregeerd leven, met alle respect, toch niet als inclusief samenlevingsmodel promoten… Is dat De Wevers visie voor Antwerpen, en Vlaanderen? Dat staat alleszins erg ver af van mijn communitaristische visie, waarbij gezamenlijk burgerschap de sleutel is tot werkelijk samenleven. Enkel het kleine aantal van de chassidische gemeenschap kan tellen als argument dat de inclusieve samenleving niet in gevaar is. Niet de houding op zich van gesegregeerd leven.

Debat

De vrijheid van godsdienst kan niet verabsoluteerd worden. Beleidsmakers horen dit grondrecht steeds af te toetsen – er zijn immers ook nog andere fundamentele rechten en vrijheden in onze samenleving, en de maatschappelijke context mag niet uit het oog verloren worden. Vandaar dat het hoogste Europees gerechtshof met betrekking tot de mensenrechten, in Straatsburg, een marge van appreciatie laat aan lokale overheden, nét om die plaatselijke context, geschiedenis, en evolutie een rol te laten spelen bij beleidsbeslissingen. We mogen als politici bijvoorbeeld niet blind zijn voor de sociologische druk en demografische elementen. Grote religieuze symbolen, door burgers gedragen, zijn immers cultureel en religieus geladen. Naïviteit is hier niet op haar plaats en de verdediging van het humanisme en het cultuurchristendom is een taak van een partij die een ‘C’ in haar naam draagt. Talrijke onderzoekers bestudeerden de hijab en haar maatschappelijke implicaties. Sommigen, zoals de Franse socioloog en schrijver Emmanuel Todd, stellen dat het symbool vooral endogamie bevordert (i.e. het frequenteren van individuen exclusief binnen het eigen culturele en levensbeschouwelijke milieu waardoor er enkel binnen die gemeenschap wordt gehuwd).

Anderen wijzen op het gevoel van onbehagen dat veroorzaakt wordt indien grote groepen burgers een groot religieus teken dragen in bepaalde wijken of steden.

Voor de vader van het liberalisme, John Stuart Mill, doet wie zich in de publieke ruimte begeeft, een ‘social act’. Aangezien ook anderen geïmpacteerd kunnen worden, is het de vrijheid van ieder om zich te uiten over de ‘social act’ van anderen. Je mag je dus volgens die redenering – binnen de regels van de beleefdheid – enthousiast maar ook eerder afwijzend opstellen tegenover elke vorm van ‘social act’, dus ook tegenover het dragen van een groot religieus teken. Je mag een groot, opvallend religieus teken zoals een groot kruis of een hoofddoek dus lief vinden of je mag het ook een vorm van ongewenste reclame vinden. Het belerende argument ‘je moet je er maar over zetten’ schiet dus filosofisch duidelijk tekort.

Een ander argument in de discussie is dat voor velen een groot religieus symbool dragen een onontvreemdbaar element van hun geloof en identiteit uitmaakt, en als zodanig verdient het ook onze aandacht.

Maar Mieke Van Hecke lijkt de volgende redeneringen te willen afdwingen. Het feit dat iemand openstaat voor religie als dusdanig, moet automatisch betekenen dat die persoon sympathie zal betuigen voor álle uitingen van religie van welke aard dan ook. Het feit dat je voorstander van religie in de publieke ruimte bent, betekent automatisch dat je voor álle uitingen van religie in de publieke ruimte moet zijn zonder de toets van de redelijkheid te kunnen doen. Dit is een standpunt dat noch filosofisch noch partijpolitiek te aanvaarden is. Het één is nu eenmaal níet gelijk aan het ander. Elk genuanceerd denken valt weg indien we dat moeten aanvaarden. Dit zou ook betekenen dat iemand zijn kritische zin – kenmerk van verlichtingsdenken – aan de kant moet zetten omdat hij openstaat voor spiritualiteit. Dit gaat in tegen wat moderne filosofen zoals professor Michael Sandel – nochtans niet de meest rechtse professor – schrijven en zeggen over het steeds opnieuw moreel in vraag stellen van belangrijke maatschappelijke principes.

Integratie

Onze omgang met de vele geloofsuitingen vormt een moeilijk debat dat inhoudelijk gevoerd moet worden. Wij mogen daarbij slechts één einddoel voor ogen houden: het verder bouwen aan een sterke en inclusieve maatschappij.

In deze discussie mogen we dus geen thema’s, noch taboes, uit de weg gaan. We moeten blijven toezien op de evolutie van onze samenleving, en mijns inziens koste wat het kost vermijden dat we komen tot een gesegregeerd Vlaanderen, waarin bijvoorbeeld moslims enkel contact hebben met andere moslims.

Integratie is een proces dat enkel kan slagen als de hele samenleving bijdraagt. Als Vlamingen zijn wij burgers met een open blik op de wereld, en we mogen verwachten dat onze medeburgers ook diezelfde openheid aan de dag leggen. Dáár ligt de sleutel tot ware solidariteit en tot een constructief perspectief voor ons land: samen, niet apart. Uiteraard komen die solidariteit en samenhorigheid tot stand doorheen persoonlijke contacten. Maar als de overheid beperkt moet interveniëren door bijvoorbeeld de godsdienstvrijheid gematigd in te perken, zeker in een educatieve context, dan ben ik bereid die prijs te betalen. Indien een schooldirectie zou merken dat het wijdverspreid dragen van opvallende religieuze symbolen de vrijheid van sommigen dreigt in te perken, is een preventieve tegenmaatregel mijns inziens geoorloofd. Dit alles om tot een werkelijk inclusief én geïntegreerd Vlaanderen te komen. Mijn model, dat ik als de respectvolle samenleving definieer, en dat ik tussen de Franse laïcité en het Angelsaksisch gesegregeerd individualisme plaats, kan daartoe een aanzet geven, of alleszins het debat inhoudelijk voeden.

Hendrik Bogaert (1968) is Kamerlid, oud-burgemeester van Jabbeke en oud-staatssecretaris voor CD&V.

Meer van Hendrik Bogaert

Geen religieuze diensten meer op tv? De vrijzinnigen in dit land zouden wat meer respect mogen hebben voor diversiteit en pluralisme, vindt Hendrik Bogaert.

Commentaren en reacties