Thatcher knijpt de bonden dood (5)
De ondergang van de vakbonden in het Verenigd Koninkrijk - deel V
Het beleid van Thatcher deed de vakbonden doodbloeden.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementIn juni 1983 keerde het kabinet Thatcher triomfantelijk terug na de verkiezingen met een tot dan ongeziene meerderheid van 144 zetels. De premier voelde, na de scalp van de Argentijnse junta te hebben omgegord, dat de tijd rijp was om de vakbonden aan te pakken.
De uitputtingsslag wordt voorbereid
Ze voerde onder meer verplichte vijfjaarlijkse bestuursverkiezingen voor de bonden in en ze voerde het oude idee van de ‘secret ballot’ in. In 1984 ging ze een versnelling hoger waarbij ze het toekennen van vakbondsgelden voor politieke doeleinden (lees: steun voor Labour) verbood. De bonden stroopten de mouwen op en maakten zich op voor het beproefde recept van de uitputtingsslag. Opnieuw namen de mijnwerkers het voortouw nadat bekend geraakte dat verschillende koolmijnen voor een volledige sluiting stonden. Arthur Scargill had tien jaar eerder Edward Heath op de knieën gekregen en nu was hij vastberaden hetzelfde te doen met Margaret Thatcher. Minder dan een maand na de verkiezingen van 1983 verklaarde de leider van de National Union of Mineworkers dat hij niet ‘accepteerde we de komende vier jaar met deze regering opgescheept zouden zitten’. De regering bereidde zich subtiel voor op de confrontatie. Nigel Lawson, aanvankelijk minister van Energie, legde sinds 1981 gestaag steenkoolreserves aan bij elektriciteitscentrales om in het geval van stakingen blackouts te voorkomen. Gecamoufleerde olietanks moesten verhullen dat de overheid zich voorbereidde op energieblokkades door de bonden. Thatcher richtte ook een centraal organisatiepunt in om snel waar nodig mobiele politie-eenheden in te zetten tegen illegale stakingspiketten.
The battle is lost
Wanneer de National Coal Board besliste om verlieslatende mijnen te sluiten in 1984 barstte de bom. Officieel had de regering geen uitstaans met de beslissing, maar iedereen wist dat het kabinet erachter zat. Scargill stond niet meer even sterk als in de zeventiger jaren. Steenkool was lang niet meer de voornaamste energiebron, een groot deel van de vakbondsleden zagen langdurige stakingen niet zitten en ze verwierpen verschillende keren de vraag tot staking. De natuurlijke politieke bondgenoot, Labour, lag na de zware verkiezingsnederlaag van een jaar tevoren in de touwen. Scargill zette echter door en riep op tot het neerleggen van het werk zonder bevraging van de leden. Die leden waren zo verdeeld dat er gevechten uitbraken tussen de mijnwerkers onderling over het al of niet gaan werken. Oude arbeidersgemeenschappen vielen uiteen. De vakbond verloor haar sterkste kracht: de solidariteit. Arbeiders in energiecentrales kregen extra loon voor het overwerk en werden gemotiveerd om het land blijvend van stroom te voorzien. Zelfstandige vervoersmaatschappijen transporteerden steenkool van mijnen die openbleven, wat de kracht van de stakers extra ondermijnde. De dokwerkers steunden Scargill, maar niet zo lang als hij had gehoopt. Na tien dagen openden de havens hun poorten weer voor de aanlevering van steenkool.
Thatcher hield vol dat dit een conflict was tussen de National Coal Board en arbeiders, maar haar politieke credibiliteit hing van deze bikkelharde confrontatie af. De overheid zou geen enkele mijn van extra geld voorzien en de premier dreigde er zelfs mee om evenzeer winstgevende mijnen te sluiten indien er geen overeenkomst werd gesloten tussen de werkgevers en de werknemers. Maandenlang had de Britse politie de handen vol met de mijnwerkers en de publieke opinie keerde zich tegen Scargill. Tegen maart 1985 bleek de situatie hopeloos voor de stakers. Meer en meer mannen keerden terug naar hun werk. Scargill verloor de strijd. Slechts 40 procent van de arbeiders kon uiteindelijk aan de slag blijven. De krachtmeting toonde aan dat de overheid niet langer financieel tussenkwam om de boel te redden. De jaren ’70 leken veraf. In 1986 bleek dit opnieuw tijdens de langdurige staking van de drukkers van het dagblad The Sun waarbij de vakbond terug in het stof beet.
De vakbonden doodgeknepen
Tijdens de jaren ’80 halveerde het lidmaatschap van de bonden van ongeveer 12 miljoen leden naar zo’n 6 miljoen. De strijd had de vakbonden klein gekregen. De wetgever legde de syndicale macht aan banden. Op politiek vlak zou de natuurlijke bondgenoot, Labour, wegmarcheren van de ‘unions’. Tony Blair begon te timmeren aan zijn ‘Derde Weg’. Pas met de aanstelling van Ed Miliband kregen de vakbonden opnieuw vat op het Labourleiderschap. Wanneer die de verkiezingen verloor tegen David Cameron in 2015, konden de vakbonden hun oude greep op de sociaaldemocraten herstellen met het voorzitterschap van Jeremy Corbyn. Labour geraakt hierdoor echter enorm verdeeld tussen een rechterflank en de linkerflank. Net als in de jaren 1970.
Thatcher beschouwde haar strijd tegen de vakbonden op dezelfde wijze als haar strijd tegen Argentinië: ‘We moesten de externe vijanden bekampen in de Falklands. Maar we moeten altijd op onze hoede blijven voor de interne vijand, die veel moeilijker te bestrijden is en veel gevaarlijker is voor de vrijheid.’ Haar doorzettingsvermogen en vooral haar geloof in haar eigen gelijk maakten haar hierin succesvol. Die koppigheid werd uiteindelijk ook haar politieke ondergang toen haar omgeving haar één voor één liet vallen in het woelige debat over de ‘poll tax’, maar vooral in haar strijd tegen de Europese Unie.
A battle she didn’t win.
Foto: (c) Reporters – Arthur Scargill (midden) aan het hoofd van de mijnwerkers in 1984.
Categorieën |
---|
Harry De Paepe bezit een grote passie voor geschiedenis en Engeland. Hij is de auteur van verschillende boeken.
In Engeland en Wales wordt er een recordaantal ‘niet misdadige incidenten’ gemeld. De politie verschijnt nu aan de deur voor de meest onnozele zaken.
‘Afgrond’ verhaalt de waargebeurde verhouding tussen Venetia Stanley en de veel oudere Britse premier Henry Asquith, die leidde tot een kabinetscrisis.