Didier Pacquot en de toekomst voor Wallonië: Vooral veel vraagtekens
De Waalse econoom Didier Paquot op doortocht in Vlaanderen.
Didier Paquot, hoofdeconoom bij de denktank Institut Jules Destrée
foto ©
Didier Paquot, hoofdeconoom bij de denktank Institut Jules Destrée sprak voor de Vlaamsgezinde netwerkorganisatie Pro Flandria.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementVoor vele Franstaligen is het een nachtmerrie, dan wel een “fout idee” om in Vlaanderen te gaan spreken voor een “Vlaamsgezind” publiek. De doortocht van Didier Paquot, hoofdeconoom bij de denktank Institut Jules Destrée, in de leeuwenkuil van ProFlandria, de Vlaamsgezinde netwerkorganisatie van academici en ondernemers, is daarom niet onopgemerkt verlopen.
Van zenuwachtigheid was weinig te merken in de toespraak van dhr Paquot. Al jarenlang is hij actief als econoom, eerst bij Fortis, dan bij UWE (de Waalse werkgevers) en nu bij het Institut Jules Destree, een denktank die in Wallonië wel wat gewicht heeft. Zoals het een econoom past, was hij gewapend met een batterij slides vol cijfers en grafieken over de economische toestand in Wallonië.
Luik en Henegouwen
Vooreerst is Wallonië op zich niet het rampgebied. Wel de provincies Luik en Henegouwen, waar men het jobverlies van de jaren ‘80 en ‘90 nog altijd niet verteerd heeft. Neem Henegouwen en Luik weg uit de vergelijking en er is eigenlijk geen fundamenteel probleem meer tegenover Vlaanderen. Als je de cijfers van Paquot bekijkt, dan hebben de andere provincies sinds 2000 wél het Vlaamse tempo van jobcreatie bijgehouden. Waals-Brabant en Luxemburg op kop. Vooral in Pharmaceutica (GSK) en IT (Odoo) zijn er nieuwe industrieën ontstaan en moet Wallonië nauwelijks onderdoen voor Vlaanderen.
Waar Wallonië echter wel collectief de rol heeft moeten lossen, is in productiviteit: de meerwaarde die per werknemer gecreëerd werd, is in Vlaanderen sneller gestegen dan in Wallonië. En die kloof wordt alsmaar groter. Waarom dat gebeurt, is moeilijk precies te becijferen, maar de significant grotere tewerkstelling bij de overheid en niet in de private sector zal daar wellicht voor iets tussen zitten.
Maar als puntje bij paaltje komt, draait het altijd uit op één groot probleem: een té lage werkgelegenheidsgraad. Te weinig mensen die belastingen betalen en teveel mensen die sociale bijdragen ontvangen. En een politiek systeem dat vooral gericht is op ondersteunen en niet op aan het werk te zetten.
Plannen, plannen, plannen
Aan plannen was er anderzijds over de jaren geen gebrek. Het ene ontwikkelingsplan volgde het andere op, zonder veel zoden aan de dijk te zetten. Met telkens grote investeringsbudgetten, die relatief weinig resultaat gaven.
Vraag is natuurlijk waarom het volgende plan dan eigenlijk wél zou werken? Als je dan de Waalse verantwoordelijke politici ter verantwoording roept wat er met al dat geld van de vorige plannen gebeurd is? Waarom zou het met het zoveelste plan nu beter gaan dan met al die vorige plannen? De Waalse politici “ont une capacité de ne pas répondre, qui est formidable.”
Staatshervorming
Men kan daarom in Wallonië ook moeilijk om met de Vlaamse vraag naar een verdere splitsing van bevoegdheden. Het is niet moeilijk om te begrijpen waarom men daar in Wallonië niet erg warm voor loopt. ‘Laat ons verder proberen om onze economie uit het slop te trekken in plaats van tijd en energie te spenderen aan het verder splitsen’, is daar de duidelijke boodschap. En natuurlijk is er ook de permanente vrees voor verdere verarming.
Maar ook het gebrek aan gemeenschappelijke visie speelt mee. Wallonië en Brussel zijn geen eenheid. En in tegenstelling tot Vlaanderen, waar er wel degelijk een ‘Vlaams’ gevoel bestaat, zijn er in Wallonië vooral provincies. De hoofdstad Brussel heeft daarenboven weinig of geen voeling met wat er in Wallonië gebeurt en omgekeerd. Een gemeenschappelijke Franstalige strategie is daarom veel minder evident dan men in Vlaanderen eigenlijk wel denkt.
En dan is natuurlijk het logische gevolg dat er eigenlijk alleen consensus is rond de idee om gewoon niét te bewegen. On n’est demandeur de rien. In de meeste landen in Europa zijn er significante transfers. Paquot beseft wel dat er een probleem ontstaat wanneer de Vlaamse gemeenschap niet langer bereid zou zijn om solidair te zijn met de Waalse provincies. Die bereidheid vermindert wel, maar – hopelijk voor Wallonië – blijft het toch nog even duren. Lang genoeg om uit het slop ter geraken.
Vraagtekens
Dat België op deze manier niet verder kan is evident. Een institutioneel kluwen en oplopende begrotingstekorten zijn geen recept voor de toekomst. Maar wat er in de plaats moet komen en hoe we daar geraken, dat is dat minder duidelijk. Ook van Paquot kreeg Vlaanderen geen conrete voorstellen. ‘Misschien moeten we van beide kanten een paar knappe koppen bij mekaar steken: juristen, economen, professoren,… Die kunnen dan een paar scenario’s ontwikkelen , volledig doorrekenen en op het publieke forum brengen.’
Veel vraagtekens dus en weinig voorstellen en antwoorden. Of de politiek er in 2024 dan wel uitgeraakt, is een nog veel groter vraagteken…
Categorieën |
---|
Dirk Laeremans (1968) werkt al sinds 1997 mee aan Doorbraak. Als bedrijfsleider liggen zijn interesses vooral in internationale economie en economische vraagstukken. Dirk leidt de zakelijke kant van Perruptio bv, uitgever van Doorbraak.
Stip 4 december aan in uw agenda. Doorbraak nodigt u uit voor het sponsordiner met Derk-Jan Eppink.