JavaScript is required for this website to work.
Communautair

Wallonië en de rattachistische gedachte

Een historisch overzicht

Jules Gheude19/2/2016Leestijd 7 minuten

Van het Congres van 1945 tot de enquête van 2008. Jules Gheude schetst de geschiedenis van het rattachisme in Wallonië.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Het Waals Nationaal Congres van 20 en 21 oktober 1945 in Luik, mag in de geschiedenis van de Waalse Beweging een heuglijke dag heten.

In de geesten van de verantwoordelijken van de ‘Wallonie Libre’,[2] was al van bij het begin van de oorlog de gedachte ontkiemd aan een breed samenwerkingsverband van de actieve krachten in Wallonië. Geërgerd als zij waren door de welwillendheid van de Vlaamse Beweging ten overstaan van de bezetter, en door de discriminatie waaronder de Waalse krijgsgevangen leden, waren zij vastbesloten om het Belgische unitarisme op zijn grondvesten te laten daveren zodra de vrijheid was heroverd.

Niets werd nagelaten om van dit evenement een compleet succes te maken. Nooit voorheen was een vergadering even representatief geweest voor de Waalse publieke opinie.

Wat de toekomst van Wallonië betreft, legde men de 1048 deelnemers volgende vier keuzemogelijkheden voor: (1) behoud van de unitaire structuur van België, met formules voor decentralisering; (2) federalisme in zijn diverse vormen; (3) volledige onafhankelijkheid en de creatie van een Waalse staat; (4) aanhechting bij Frankrijk.

Een relatieve meerderheid (488 stemmen) sprak zich uit ten gunste van die laatste mogelijkheid: een voorspelbaar resultaat, gezien de golf van enthousiasme voor la France libre. Het hart had hier gesproken.

Met erbij opgeteld de 154 stemmen die zich voor de Waalse onafhankelijkheid hadden uitgesproken, had men duidelijk, en voor de eerste keer, een anti-Belgisch kiesresultaat!

Fernand Dehousse, professor internationaal recht aan de Luikse Universiteit, gaf toen uiting aan zijn hevige ongerustheid, en wel om de weinig gunstige weerslag die een dergelijke situatie onvermijdelijk zou meebrengen met name in Engeland, en algemeen gesproken in alle Angelsaksische landen: ‘Ik betreur het dat ik mij niet in volle vrijheid hierover kan uitspreken… Er zijn nogal wat zaken die je niet mag zeggen… Ik bezit geen politieke geheimen… maar doordat ik wel wat internationale vergaderingen heb bijgewoond … een stemming als deze is catastrofaal.’

Er werd zodoende besloten om een tweede stemronde te houden, een ronde van het verstand nu, en die leverde, op twaalf stemmen na, een algemeenheid van stemmen op voor de federalistische thesis.

Dit congres kreeg vanzelfsprekend grote weerklank, ook in het buitenland. Zo kon de voorzitter ervan, Fernand Schreurs, naderhand meedelen dat de chef van La France libre het plan had opgevat om inlichtingen in te winnen over de situatie in Wallonië, maar dat een van zijn ministers hem dat uit het hoofd had gepraat. Beeld u inderdaad even in wat voor een impact het had gehad als generaal De Gaulle toen Vive la Wallonie libre! had gelanceerd vanaf het balkon van het Luikse stadhuis …[3]

In zijn boek C’était de Gaulle (1994, de Fallois/Fayard) meldt de Franse oud-minister Alain Peyrefitte wat generaal de Gaulle zei, de 29ste juli 1967: ‘Ik weet ook wel dat na de Bevrijding het had volstaan dat ik met de vingers knipte om Wallonië zijn aansluiting bij Frankrijk te laten vragen, (…) Maar eens de oorlog voorbij, hadden wij al genoeg last met de Engelsen en de Amerikanen om niet ook dit er nog aan toe te voegen. Ik heb mijn bezoekers dan verwezen naar een meer verwijderde toekomst. Ik heb hen gezegd dat de geschiedenis van de volkeren van lange duur is, en zij langer zullen meegaan dan alle artificiële constructies die men hen kan opleggen. En dat op de dag dat Wallonië, bij monde van zijn legitieme vertegenwoordigers, of liever nog via een referendum zou beslissen dat het wil aansluiten bij Frankrijk, wij hen van ganser harte en met open armen zouden ontvangen.’

Na het Luikse congres verkwijnde de Waalse Beweging. De Waalse actie won pas opnieuw aan kracht met André Renard [4] en zijn Mouvement Populaire Wallon, kort na de grote staking van de winter 60-61, en met de oprichting van het Rassemblement Wallon in 1968, als reactie op het «Walen buiten» van Leuven. In beide gevallen beoogde men essentieel de invoering van het federalisme.

Jaren 1990

De keuze voor rattachisme komt pas in het begin van de jaren 1990 opnieuw echt aan de orde, met de oprichting, op initiatief van de Luikenaar Maurice Lebeau, van de Mouvement wallon pour le rattachement à la France, dat zijn eerste congres zal houden in … Rijsel, en wel in aanwezigheid van François Perin[5], Fernand Massart [6] en van de advocaat-schrijver René Swennen.[7] Dit evenement zal ruime aandacht krijgen in de krant Le Monde, die melding maakt van ongeveer 650 deelnemers.

Het is dan wachten tot 1995 voor er in het arrondissement Luik, ter gelegenheid van de Waalse parlementsverkiezingen een rattachistische lijst wordt ingediend. Maar ze oogst slechts 2.492 stemmen (0,8 procent), waarvan er 1800 naar Henri Mordant gaan, oud-televisiejournalist en initiatiefnemer van de onderneming.

François Perin had er geen steun aan verleend, zoals hij ook in 1999 tevergeefs zal proberen om Paul-Henry Gendebien [8] ervan af te brengen om de partij Rassemblement Wallonie-France (RWF) te stichten:

‘Omdat zij per definitie geen enkel programma kan hebben, is deze partij tot mislukken gedoemd en zal zij fataal precies het omgekeerde bereiken van wat zij als doel nastreeft: ze zal het wiskundige bewijs leveren dat negenennegentig procent van de Walen de aanhechting van hun regio bij Frankrijk niet onder ogen neemt. Dat is absurd want bij het publiek dat om diverse reden voor de traditionele partijen kiest, uit principe, of omwille van het sociale, economische, fiscale programma bijvoorbeeld, zitten er veel kiezers die hun twijfels hebben bij het eeuwig leven van België, en die uw einddoel goedgunstig zouden bekijken.’

De feiten zullen die woorden bevestigen. ‘Mocht België barsten, dan wil één Waal op twee zich wel Fransman weten’, titelt Le Soir op 29 juli 2008, bij de publicatie van een IPSOS-peiling, en dat terwijl het RWF er niet in slaagt om van de grond te komen. De dag na de verkiezingen van 2014, met de slechtste score ooit behaald (0,48 procent), verlaat men met stille trom het pand.

In Frankrijk mag de publieke opinie dan openstaan voor aanhechting van Wallonië (66 procent, en tot 75 procent in de grensstreken), en mogen op persoonlijke titel allerhande publieke figuren zich gunstig uitlaten, maar de officiële autoriteiten wachten zich er wel voor om een standpunt in te nemen. François Hollande, toen kandidaat bij de socialistische voorverkiezingen in de aanloop naar de presidentsverkiezing, liet zich bij een bezoek aan Brussel op 5 mei 2011 even gaan in dromerijen: ‘Als ik de socialistische stemmen zie die in Wallonië uitgebracht worden … al die stemmen … die wij soms tekort zijn gekomen … die zouden we daar maar voor het grijpen hebben …’

Vandaag

Vandaag wordt de strijd om hereniging [9] enkel nog gedragen door de Gewif (Groupe d’Études pour la Wallonie intégrée à la France) en de AWF (Alliance Wallonie-France). Het is hier niet de plek om aan electoraal opbod te doen, maar wel om door beschouwende overwegingen de francofone ogen te openen.

Binnen de diverse traditionele families telt men vooraanstaande figuren die niet aarzelen om, publiek of op persoonlijke titel te getuigen van hun rattachistische gevoelige snaar. Denken we met name aan Claude Eerdekens,[10] met zijn beruchte uitval in de Kamer op 10 juli 1996.[11]

Toen in 1995 Jean Gol [12] overleed, was François Perin bijzonder geschokt: ‘Hij was, zoals ik het zie, de enige Belgische politicus van het vereiste formaat om in Parijs gehoor te vinden in geval België ontwricht zou raken.’

En Paul-Henry Gendebien – hij was toen hoofdafgevaardigde van de Franse Gemeenschap in Parijs – maakte nog melding van een onderhoud dat hij met Jean Gol had gehad in de Franse hoofdstad: ‘Hij bekende me dat hij niet langer geloofde in de Belgische natie, noch zelfs in de staat. Een lange periode van afwezigheid van de macht had zijn kritische geest opnieuw aangescherpt, en vooral was hij gekwetst door de “opstoot” van nationalisme bij de Vlaamse liberalen, waar zich overigens een van de vleugels van de Volksunie bij had aangesloten in de uitverkoop. (…) En toen, en dat kon tellen, voegde hij er nog aan toe wat ik moeiteloos al geraden had: te weten dat hij vond dat onze toekomst, die van ons Walen en Brusselaars, Frans zou zijn. In wat voor omstandigheden, onder welke vorm en wanneer? Daarover kon geen van ons precieze gissingen maken, tenzij met een volgehouden en voorbarig lef. Niettemin konden we al heel snel, door te manoeuvreren met een aantal hypotheses ­– nu eens al spelend en dan weer heel nauwgezet anticiperend – het aantal departementen berekenen, hoeveel departementale en regionale bestuurders en volksvertegenwoordigers er aan Wallonië zouden toekomen. Meedogenloos werd hij pas goed toen bepaalde politieke vrienden van hem ter sprake kwamen, die een nieuw baantje moesten krijgen in de Assemblée nationale. “In elk geval, voegde hij toe, zullen ze trots zijn met hun tricolore sjerp, en een paar decoraties erbovenop doen dan de rest …” We spraken ook over een aantal formules van associatie en re-integratie in de Franse Republiek, waarbij het precedent van Elzas-Lotharingen niet zonder belang was.’

En Paul-Henry Gendebien besloot: ‘In de loop van de week vernam ik uit goede bron dat Jean Gol – diezelfde dag en de dag daarop – ontmoetingen had gehad met mensen die in de Franse politiek er niet zomaar bijlopen.’

Er mag ook gewezen worden op het project Belgique française, dat Daniel Ducarme[13], minister van staat en oud-voorzitter van de MR, in 2007 voorstelde. Toen hij de resultaten van genoemde de IPSOS-enquête ter kennis had gekregen, zag hij met plezier dat de situatie tot rijpheid kwam.

En Frankrijk zelf?

Frankrijk, dat moeten we in herinnering brengen, heeft ten aanzien van ons altijd een politiek van niet-inmenging gevoerd, wat vooral niet met onverschilligheid mag worden verward.

Als antwoord aan Jacques Thibau, de Franse ambassadeur in België, die hem ervan op de hoogte bracht dat hij benoemd was tot Commandeur in het Erelegioen, vond François Perin volgende precisering op zijn plaats (29 januari 1985): ‘Wat mijn geloofwaardigheid betreft, heb ik geen andere wapens dan mijn eerlijkheid en onafhankelijkheid. Maar ik zal heftige tegenstanders hebben. De eerbetuiging die mij vandaag wordt bewezen, en die ik met ontroering aanvaard, zou door hen, zij het geheel ten onrechte, geïnterpreteerd kunnen worden als een aanwijzing, zoal niet als een bewijs – enkel in hun hoofden en volslagen denkbeeldig, wij zijn allebei goed geplaatst om het te weten – voor een heimelijke overeenkomst met de Republiek.’

Eén ding in elk geval staat vast: de studies die wij in 2009 hebben uitgevoerd, ter gelegenheid van de Staten-Generaal van Wallonië, hebben duidelijk aangetoond dat enkel een integratie, een unie van Wallonië met Frankrijk, in een speciaal statuut, een geloofwaardige oplossing zou zijn ingeval België ontwricht zou raken. Het is nu enkel nog aan de Waalse elites om groen licht te geven!

Zoals Jacques Attali, vroeger nog raadsman van president Mitterrand, het schreef op zijn blog van 9 september 2008: ‘Het is een mooi debat. Laat het beginnen!’

Jules Gheude is politiek essayist. Hij publiceerde onder meer Petit guide de l’après-Belgique (Editions Mols, 2010) en François Perin – Biographie (Editions Le Cri, 2015)


————————————

[3] De avond van 24 juli 1967 sprak De Gaulle de bevolking van Montreal toe vanaf het balkon van het stadhuis, en eindigde met « Vive Montréal ! Vive le Québec ! Vive le Québec… libre ! Vive le Canada français et vive la France ! ». Dat werd een diplomatiek incident, en zijn bezoek aan Canada werd ingekort.

[4] André Renard (1911-1962)

[5] François Perin (1921-2013), volksvertegenwoordiger en minister.

[6] Fernand Massart (1918-1997), volksvertegenwoordiger (PS, daarna RW) en burgemeester van Beez.

[7] René Swennen (1942) Luiks advocaat en schrijver.

[8] Paul-Henry Gendebien (1939) volksvertegenwoordiger, later EU-parlementslid.

[9]le combat réunioniste” kan ik enkel zo vertalen. Er staat immers niet “rattachiste”.

[10] Claude Eerdekens (1948), socialistisch kamerlid, fractievoorzitter, burgemeester en Waals minister.

[11] Claude Eerdekens: ‘Als een meerderheid van de Vlamingen erover denkt zoals u, dan zijn de uren van dit land geteld. Wij Walen zijn fier dat we naast een groot land als Frankrijk liggen. Als u wilt dat Frankrijk aan de poorten van Brussel ligt, ga dan uw gang!’ Rik Daems: ‘U wil Frankrijk, wel ga dan naar Frankrijk!’

[12] Jean Gol (1942-1995), liberaal vicepremier onder Martens.

[13] Daniel Ducarme (1954-2010) burgemeester van Thuin en minister voor de MR. Ten onder gegaan in financiële en fiscale schandalen.

 

Vertaling: Marc Vanfraechem

Jules Gheude (1946) is oud-medewerker en biograaf van François Perin. Hij publiceerde meerdere essays over de Belgische communautaire kwestie. In 2009 was hij voorzitter van de Staten-Generaal van Wallonië, een burgerinitiatief om de Waalse geesten van het post-Belgische tijdperk bewust te maken. Sinds 2010 bezielt hij de Gewif (Groupe d’Etudes pour la Wallonie intégrée à la France). Van 1982 tot 2011 was hij directeur aan Wallonie-Bruxelles International (WBI).

Commentaren en reacties