JavaScript is required for this website to work.
Religie

Welkom in het humanistische Vlaanderen van Spinoza

Hoofddoekverbod op school vanuit een humanistische traditie

Koen Tanghe31/12/2019Leestijd 5 minuten
Het beeld van de bedachtzame Spinoza, inspireert nog steeds

Het beeld van de bedachtzame Spinoza, inspireert nog steeds

foto © Reporters

Koen Thange legt uit waarop het recente verbod op hoofddoeken in scholen van het Antwerpse Hof van Beroep gerechtvaardigd is.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Het recente hoofddoekverbod is een stap in de richting van een meer verdraagzame en menslievende samenleving. Het past in de geest van Spinoza’s ‘moderne humanisme’, ondanks de bitse kritiek vanuit religieuze hoek.

Heftig hoofddoekenverbod

Zoals te verwachten was, viel het recente arrest van het Hof van beroep van Antwerpen inzake het dragen van hoofddoeken in het gemeenschapsonderwijs (GO!) in slechte aarde bij Othman El Hammouchi. Het Hof heeft immers geoordeeld dat GO! wel degelijk een verbod op het dragen van levensbeschouwelijke tekens mag instellen. Eerder hadden de ouders van elf meisjes van de scholen Atheneum Maasland (nu: GO! Maxwell) en de Nikola Tesla Middenschool in Maasmechelen nochtans gelijk gekregen van de rechtbank van eerste aanleg van Tongeren: een verbod zou een schending van hun godsdienstvrijheid uitmaken.

In zijn stuk ‘Welkom in Vlaanderen, het Iran aan de Noordzee’ gaat El Hammouchi zelfs zo ver om Vlaanderen te vergelijken met Iran, louter omwille van dit arrest. Vlaamse rechters zouden, zoals hun Perzische collega’s, in naam van een hogere macht, ‘alle grondrechtelijke beschermingen’ opzijschuiven, ‘als leefden we nog in het tijdperk van vorstelijk absolutisme.’ Sarcastisch heet het dat het ‘volkomen toevallig’ is dat ‘de uitspraak komt van het Hof van Antwerpen, de Vlaamse hoofdstad van racisme en haat.’ Dat is natuurlijk de hyperbool ver voorbij. De interpretatie die het Hof van beroep gegeven heeft aan bestaande, Europese rechtspraak inzake de godsdienstvrijheid, is juridisch gezien perfect legitiem. Meer nog: ze lijkt me zelfs logisch superieur aan de eerdere interpretatie. Filosofisch gezien knoopt ze bovendien aan bij het denken over multiculturaliteit van een van de belangrijkste vaders van de Verlichting.

Hoofddoek versus individuele ontwikkeling

Het Hof van beroep heeft inderdaad enkel een andere interpretatie gegeven aan een arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHVRM). Volgens dat arrest is een verbod op het dragen van levensbeschouwelijke tekens slechts toegestaan indien het nodig is voor het vrijwaren van de openbare orde, de gezondheid of de zedelijkheid, of noodzakelijk voor de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen. Het Hof van beroep heeft nu geoordeeld dat het verbod van het GO! aan deze regel beantwoordt, aangezien het de rechten en vrijheden van alle leerlingen en hun ouders wil vrijwaren.

Het verwijst daarbij naar problemen die opdoken in een aantal andere scholen van het GO!. In de athenea van Antwerpen en Hoboken werd met name eerder al een verbod op het dragen van de hoofddoek ingevoerd nadat er groepsdruk ontstond om een hoofddoek te dragen. Dat volstaat volgens het Hof om een algemeen verbod in te voeren voor deze scholengroep. ‘De leerlingen moeten hun persoonlijkheid kunnen ontwikkelen in een vrije omgeving, zodat ze zelf een oordeel kunnen vormen over de eigen identiteit, ook op religieus vlak, en die van de anderen. Het Hof meent dat het creëren van een leeromgeving, vrij van levensbeschouwelijke tekens, daaraan kan bijdragen.’

Dit is een legitieme interpretatie van het arrest van het EHVRM. Al klopt het natuurlijk wel dat het Hof daarbij ingaat tegen eerdere rechtspraak van de Raad van State. Die oordeelde namelijk dat je incidenten in verband met het dragen van een hoofddoek in een bepaalde school niet kunt gebruiken voor een verbod in een andere school of voor een algemeen verbod op het dragen van de hoofddoek. Volgens de Raad van State mag je met andere woorden niet preventief te werk gaan bij het instellen van een verbod op het dragen van levensbeschouwelijke tekens, enkel repressief.

Het Hof van beroep van Antwerpen, daarentegen, vindt dat een school of een seculiere scholengroep zoals het gemeenschapsonderwijs wél preventief te werk mag gaan. Die laatste aanpak lijkt me wel degelijk de beste en meest logische. Het is alsof de Raad van State zou zeggen dat de overheid enkel een lagere snelheid mag opleggen aan autobestuurders op een gevaarlijke plaats, nadat daar al ongevallen gebeurd zijn. Het Hof van beroep, daarentegen, stelt dat die beperking al opgelegd mag worden, nog voor er zich ongelukken voordoen.

Baarmoederbewaking

Antropologisch gezien is een impliciete of expliciete verplichting, voor vrouwen, om een hoofddoek te dragen duidelijk geïnspireerd door wat in de literatuur bekend staat als het ‘male cuckoo syndrome’: de angst, bij mannen, dat hun partner(s) bevrucht zou(den) worden door andere mannen. Zoals het Latijnse recht al proclameerde: ‘mater semper certa est’: de moeder is altijd zeker. Iets wat van de vader niet gezegd kan worden. Vandaar dat mannen, in de loop der tijden, op allerhande manieren de probabiliteit van hun vaderschap hebben proberen maxi-maliseren. Een van de meest drastische strategieën, in dit verband, bestaat er eenvoudigweg in om vrouwen op te sluiten (harems, bewaakt door eunuchen). Of men probeerde de vrouwelijke seksualiteit te controleren via de vrouwenbesnijdenis, een praktijk die soms vergeleken wordt met het pijnlijke insnoeren van voeten. Een andere strategie bestaat erin om vrouwen minder aantrekkelijk te maken, bijvoorbeeld via een verplichting tot het dragen van een hoofddoek.

Het spreekt voor zich dat mensen (nog) andere (vermeende) redenen kunnen hebben om zich naar deze archaïsche praktijken te (blijven) voegen. Het Chinese insnoeren van voeten was bijvoorbeeld mede ingegeven doordat kleine voeten en de erbij horende waggelende manier van lopen als aantrekkelijk beschouwd werden aan het keizerlijke Hof (Tang-dynastie: 618-907). In moderne, westerse samenlevingen zijn de hoofddoek en aanverwante klederdrachten wat dit betreft paradoxaal genoeg functioneler geworden, precies omdat ze zo afsteken ten opzichte van de inheemse klederdracht.

Godsdienst als in-group

Veel geleerden zijn het er immers over eens dat religies dienen om de sociale cohesie binnen groepen te bevorderen, iets wat bijna onvermijdelijk ten koste gaat van de verstandhouding met andere groepen. Anders gezegd: een zekere vervreemding van, en (potentiële)  vijandigheid versus, andere groepen is de schaduwzijde van het benadrukken en cultiveren van de eigenheid van de ‘in-group’. Dit laatste zou onder meer bewerkstelligd worden door een gemeenschappelijk geloof in een specifieke supernatuurlijke realiteit: die strekt de sociale band uit tot na de dood. Een andere manier waarop religies de sociale cohesie voeden, in het bijzonder in grotere populaties, is het opleggen van dure ‘signalen’. Door die signalen (toch) uit te zenden, onderstrepen gelovigen immers hun betrokkenheid bij de groep. Dat leidt tot de gezegde paradox: hoe schever de hoofddoek bekeken wordt, hoe functioneler hij is als religieus signaal.

Toch denk ik dat het wel degelijk aangewezen is om die hoofddoek en, meer in het algemeen, levensbeschouwelijke tekens, niet toe te laten in bepaalde openbare ruimtes of voor bepaalde openbare functies. Deze overmatige cultivatie van de ‘in-group’ is dysfunctioneel geworden in moderne samenlevingen en kan maar tot op zekere hoogte toegelaten worden. Wie zich op die manier afzondert en afkeert van de samenleving moet in elk geval de consequenties van dit gedrag aanvaarden en zijn of haar afwijkende gebruiken niet altijd en overal willen opdringen. Regina Sluszny, de nieuwe voorzitster van het Forum der Joodse Organisaties (FJO) drukte het onlangs als volgt uit: ‘Als een moslima een hoofddoek wil dragen, moet niemand zich daarmee bemoeien, zoals orthodoxe Joden zich mogen kleden zoals ze willen, zolang ze mij niet zeggen hoe ik er moet uitzien. Maar niet alles is hetzelfde. Joden hebben in de loop van de geschiedenis geprobeerd om niet op te vallen. Dat zie ik minder bij moslims.’

Spinoza’s multiculturele samenleving

Daarmee volgden de Joden de raad van hun vrij onorthodoxe (en daarom uitgesloten) geloofsgenoot Baruch Spinoza (1632-1677). Geconfronteerd met het religieus geweld van zijn tijd, maakte hij, in zijn blauwdruk van een ideale multireligieuze samenleving, een onderscheid tussen een officiële religie en niet-officiële religies. De publieke beleving van die laatste religies mocht vooral niet te ostentatief gebeuren. Opvallende religieuze kledij of gebouwen waren uit den boze. Daarbij waarschuwde hij ook zijn eigen geloofsgenoten.

De samenleving diende volgens hem gedirigeerd te worden door een simpele en universele religie, gekenmerkt door rechtvaardigheid en menslievendheid. Niet iedereen is het eens met deze kwalificatie, maar het moderne humanisme kan precies als dat soort religie beschouwd worden. Ze staat terecht de beleving van Spinoza’s niet-officiële religies toe, maar dan wel binnen bepaalde, humanistische perken. Het arrest van het Hof van beroep van Antwerpen kan in dit verband als een stap in de goede richting beschouwd worden.

 

Koen Tanghe is verbonden aan de UGent, waar hij werkt rond de geschiedenis en de filosofie van de levenswetenschappen. Hij bestudeert onder meer het concept 'gencentrisme' en publiceerde verder ook over de moderne evolutietheorie en over de eerste, Britse bloei van evolutief denken in het Edinburgh van de eerste decennia van de negentiende eeuw.

Commentaren en reacties