1970 – 1974: de jaren van Edward Heath (1)
De ondergang van de vakbonden in het Verenigd Koninkrijk - deel I
Edward Heath beloofde verandering, maar bracht meer van hetzelfde.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementDit is het eerste deel van een reeks, lees zeker ook de inleiding.
De jaren 1970 staan in de Britse geschiedenis geboekstaafd als woelige jaren, ‘depressing’ zelfs. Het beeld van het decennium wordt gedomineerd door onopgehaald huisvuil en energie blackouts. Edward Heath won in 1970 geheel tegen de verwachtingen in (lees: de peilingen hadden het nogmaals fout) een meerderheid in het Lagerhuis. Hij had zelfs dertig zetels op overschot, iets waar bijvoorbeeld David Cameron vandaag van droomt.
For Heath’s a jolly good fellow!
Het land kampte met een torenhoge inflatie en hinkte economisch achterop. De nationale uitgaven moesten ondersteund worden door grote staatsleningen. Het Verenigd Koninkrijk was de zieke man van Europa. Heath was naar de kiezer getrokken met de boodschap dat hij de vakbonden hard zou aanpakken, de belastingen zou verlagen en het land weer gezond zou maken. De regering zou ervoor zorgen dat de uitkeringen terecht kwamen bij zij die de uitkeringen het meest nodig hadden: zieken, ouderen en armen. ‘For he’s jolly good fellow’, zongen de conservatieve aanhangers onder het raam van het partijhoofdkwartier op de avond van 19 juni 1970.
The lights are going out
Maar mooie liedjes duren nooit lang en de vier jaren van ‘Ted’ Heath eindigden in chaos. Het conservatieve kabinet bevroor de lonen van de werknemers en riep een speciaal toezicht op de vakbonden in het leven in 1971: de National Industrial Relations Court (NIRC). De maatregelen botsten uiteraard op luid protest bij Labour en bij de bonden. In juli 1972 veroordeelde de NIRC vijf winkelbedienden omwille van hun illegale staking ter ondersteuning van de dokwerkers. Die veroordeling veroorzaakte dan weer een grote nationale staking waarmee de toon gezet was. De beruchtste protesten waren de stakingen van de koolmijnwerkersbond in 1972 en 1974. Daarnaast vond in oktober 1973 in het Midden Oosten de Jom Kippoeroorlog plaats die leidde tot de eerste oliecrisis. In combinatie met de grote stakingen voerde men de drie dagen week in om energie te sparen en werden bijvoorbeeld de televisieuitzendingen gestaakt om halfelf ’s avonds. De kerstgekke Britten werd gevraagd hun kerstlampjes slechts een uurtje te laten branden en op Trafalgar Square bleef de grootse kerstboom voor het merendeel onbelicht.
De krachtige mijnwerkersbonden
De Conservatives schreven in hun partijmanifest van 1970 dat hun regering zou snoeien in de staatsuitgaven. Maar in 1972, radeloos door het enorme werkloosheidscijfer van meer dan één miljoen en de krachtige staking van de mijnwerkers, nam Ted zijn beruchte ‘u-turn’ en zijn regering begon onder meer enorme bedragen uit te geven in de gezondheidszorg en het onderwijs. Daarnaast nationaliseerde men verschillende bedrijven, regelrecht tegen het verkiezingsstandpunt in. De mijnwerkers onder leiding van de nog jonge Arthur Scargill maakten diepe indruk. Op 10 februari 1972 bewaakten meer dan 14 000 stakers het piket aan de mijnen van Saltely in een grimmige sfeer. Het kabinet voelde zich bedreigd door het syndicale machtsvertoon. De beruchte anekdote achter de beleidsbocht van Heath is de moeite van het vermelden waard. In dezelfde maand ontving Downing Street een telefoontje van de hoofdcommissaris van Glasgow, David McNee. McNee bracht de regering ervan op de hoogte dat zijn politieagenten niet lang meer in staat waren om de orde te handhaven in de stad – waar de werkloosheid hoge toppen scheerde – indien men geen inspanningen deed om het bedrijf van de Upper Clyde Shipbuilders te redden. Heath nam de bocht. De regering investeerde plots £ 35 miljoen. De besparingsriem werd gelost en de vakbonden triomfeerden. Douglas Hurd, op dat moment adviseur van Heath, noteerde in zijn dagboek: ‘De regering loopt op dit moment op een slagveld rond tevergeefs op zoek naar iemand die zich wil overgeven terwijl de regering zelf afgeslacht wordt.’
Who governs Britain?
Edward Heath stuurde ten lange leste in februari 1974 een ongebruikelijke ontslagtelegram naar de Queen, die op dat moment in Nieuw Zeeland zat. Hij was er zeker van dat de Britse kiezer zijn boodschap zou ondersteunen: ‘Who governs Britain – the unions or the government?’ De premier sprak op 7 februari de natie toe:
‘Wilt u een sterke overheid met een duidelijk mandaat voor de toekomst om beslissingen te nemen die nodig zijn? Wilt u dat het parlement en de gekozen regering haar strijd tegen de inflatie onvertogen verderzet? Of wilt u onder druk van een machtige groep arbeiders van die strijd tegen de prijsstijgingen afzien? Deze keer moet het gekibbel ophouden. Alleen u kan het doen ophouden. Het is tijd dat u zich laat horen met uw stem. Het is de tijd dat uw stem wordt gehoord – de stem van het gematigde en rationele Britse volk: de stem van de meerderheid. Het is tijd dat u tegen de extremisten, de militanten en de misleiden zegt: we hebben er genoeg van. Er moet nog veel worden gedaan. In hemelsnaam, laten we aan de slag gaan!’
Op 1 maart van dat jaar werd duidelijk dat het Britse volk de oproep van Heath niet massaal ondersteunde, noch massaal verwierp. Voor het eerst sinds de Tweede Wereldoorlog kende Westminster een ‘hung parliament’, een parlement zonder een duidelijke meerderheid. Labour en de Conservatives waren quasi even groot. Heath besloot een paringsdans uit te voeren om de gegroeide Liberals te verleiden, maar hij liep een blauwtje. Heath nam vervolgens officieel ontslag. Oud-premier Harold Wilson, de voorzitter van de Labourpartij, vormde daarop een minderheidskabinet. Wie echter hoopte op een terugkeer van een sociale vrede onder de sociaaldemocraten van Labour kwam echter bedrogen uit.
Foto: (c) Reporters
Dit is het eerste deel van een reeks, lees zeker ook het volgende deel.
Categorieën |
---|
Harry De Paepe bezit een grote passie voor geschiedenis en Engeland. Hij is de auteur van verschillende boeken.
In Engeland en Wales wordt er een recordaantal ‘niet misdadige incidenten’ gemeld. De politie verschijnt nu aan de deur voor de meest onnozele zaken.
‘Afgrond’ verhaalt de waargebeurde verhouding tussen Venetia Stanley en de veel oudere Britse premier Henry Asquith, die leidde tot een kabinetscrisis.