Albert I: (anti-) flamingant?
Op maandag 17 februari 2014 is het tachtig jaar geleden dat koning Albert I van de rots in Marches-les-Dames duikelde. Een herdenking van de ‘koning-ridder’ ‘op Doorbraakse wijze’.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementDe omstandigheden van ‘s konings overlijden zijn onduidelijk, wat voor het VTM-programma ‘Royalty’ (16 februari 2014) de aanleiding gaf om zich te verdiepen in de mans dood. Doorbraak grijpt de herdenking aan om in een ander flou dossier over Albert I te bijten: de houding van de koning tegenover de eisen van de Vlamingen zo’n honderd jaar geleden, in volle oorlogstijd.
‘Vlamingen, gedenk de Slag der Gulden Sporen’
Toen de koning aantrad op 23 december 1909 stelde hij een voor die tijd revolutionaire daad: hij legde de koninklijke eed af in het Frans én in het Nederlands. De troonrede was evenwel in eentalig Frans, maar op publieke aangelegenheden in Vlaanderen verraste Albert telkens de omstaanders door ze in het Nederlands aan te spreken. Voor de oorlog baarde vooral Wallonië de koning der Belgen kopzorgen, daar maakte immers een confederale logica meer en meer opgang, wat ook bleek in de beruchte brief van de Franstalige socialist Jules Destrée (‘Lettre au Roi sur la Séparation de la Wallonie et de la Flandre’).
Een blind geloof in de koning
De oorlog bracht radicale verandering. In royalistische propaganda richtte men zich uitdrukkelijk tot de Vlaamsgezinde opinie en de vorst zou hier ook beroep op doen in zijn schrijven aan de Vlamingen bij het begin van de oorlog (‘Vlamingen, gedenk de Slag der Gulden Sporen’). Dit deed velen vermoeden dat de koning hun programma zou steunen, met de erkenning van het Nederlands voorop.
Tot de jaren 1970 was men, ook in de Vlaamse Beweging, ervan overtuigd dat Albert I voor de Vlaamse eisen pleitte, maar dat hij desondanks op een muur van weerstand botste binnen zijn regering. De open brief van de Frontbeweging, het zgn. IJzertestament (11 juli 1917) toonde aan dat men dacht dat de koning wel zou luisteren. Enkele zinnen bewijzen die blinde hoop: ‘Sire, vol vertrouwen in U die, bij het ingaan van den wereldoorlog, de Vlamingen aan het Guldensporenfeest herinnerdet, komen wij tot U, wij, de Vlaamsche soldaten, het Vlaamsche leger, het leger dus van den Yser, om U te zeggen wat wij lijden, waarom wij lijden, om U te zeggen dat we ons bloed voor ons land veil houden doch dat het niet dienen mag om de boeien van ons volk nauwer toe te halen maar het vrij te laten ademen, vrij te laten leven.(…) In u hebben we nog vertrouwen, in u alleen. (…) Koning Albert, kampioen van het recht, verdediger van ’t lands eer!’
Eerder, in augustus 1915, reageerde Albert op een soortgelijke boodschap verzonden door de in Nederland wonende activist René De Clercq. Die had in een telegram gepleit voor een eentalig Vlaanderen. Albert, die geloofde in de tweetaligheid van Vlaanderen, dankte voor de telegram en beloofde dat de Vlaamse zaak de nodige aandacht zou krijgen na het beëindigen van de oorlog. Over het antwoord schrijft historica Sophie De Schaepdrijver: ‘De berisping die onder de ijskoude beleefdheid van het antwoord verborgen was, ontging De Clercq niet.’
Zand in de ogen of compromissen zoeken
Het is historicus Lode Wils die in 1974 brak met het Vlaamslievende beeld van Albert I. Volgens Wils was het vooral koning Albert I die elke toegeeflijkheid aan de Vlaamse vragen afblokte en daarvoor ook de Veiligheidsdienst inzette om een intimidatiecampagne tegen de Frontbeweging op te zetten. Wils noemde de koning zonder meer anti-Vlaamsgezind en geloofde dat het voorkomen van toegevingen aan het flamingantisme een van zijn politieke prioriteiten was. Historicus Luc Schepens (in ‘Koning Albert, Charles de Broqueville en de Vlaamse Beweging tijdens de Eerste Wereldoorlog’) weet de houding van de koning dan weer veeleer aan zijn zoektocht naar het compromis tussen de verschillende standpunten die leefden aan het front. Dit zorgde ervoor dat er niet geluisterd werd naar de roep van de Vlaamse soldaten, vooral door toedoen van Franstalige regeringslieden die de angst voor het wallingantisme aanwakkerden, waardoor Albert niet durfde te handelen.
Realpolitiker
Albert vreesde nog steeds de Waalse Beweging, die sterk op bondgenoot Frankrijk gericht was. Men mag ook niet vergeten dat er in bepaalde kringen pro-Duitse verdachtmakingen over Albert (wiens moeder gelinkt was aan het Duitse vorstenhuis) en zijn Beierse vrouw (gelinkt aan het Oostenrijkse vorstenhuis) bestonden. Het ondersteunen van de Vlaamse Beweging lag niet goed bij de Fransen, die geen onderscheid maakten tussen pro-Duitse activisten of koningsgezinde flaminganten. Zij zagen in elke mogelijke pro-Vlaamse ingreep een pan-Germaans complot. De ridder-koning zou in de praktijk Nederlandsonkundige officieren beschermen tegen de verstrengde taalmaatregelen van minister van oorlog en generaal Armand de Ceunink. Met de steun van Albert trad diezelfde minister keihard op tegen de Vlaamsgezinden aan het front om de eenheid van het leger te bewaren. Albert probeerde in februari 1918 te bewerkstelligen dat zijn regering zich duidelijk zou uitspreken in de Vlaamse kwestie aan het front, in de hoop om aan de eisen tegemoet te komen. Hij had hierbij voornamelijk het minimumprogramma, zoals verdedigd door passivist Frans Van Cauwelaert, voor ogen.
De houding van Albert I was dus veel genuanceerder dan voorheen werd aangenomen, noch pro-Vlaams, noch anti-Vlaams. De ‘Nieuwe Encyclopedie van de Vlaamse Beweging’ vat in één zin het beleid van de koning samen: ‘Albert was een Realpolitiker, die een doel voor ogen had maar dit indien nodig aanpaste aan nieuwe krachtvelden.’
Foto: © Reporters
Categorieën |
---|
Tags |
---|
Harry De Paepe bezit een grote passie voor geschiedenis en Engeland. Hij is de auteur van verschillende boeken.
In Engeland en Wales wordt er een recordaantal ‘niet misdadige incidenten’ gemeld. De politie verschijnt nu aan de deur voor de meest onnozele zaken.
Jack London was een veelschrijver én avonturier. Zijn omzwervingen overtuigden hem van de noodzaak van een socialistische samenleving, een idee dat hij verwerkte in zijn boeken.