Arabisch op school, een intellectueel uitdagende PR-stunt
foto © Wiki/PG
Wie een uurtje Arabisch op school verdedigt, heeft geen kaas gegeten van taalonderwijs. En heeft heel andere motieven dan de intellectuele uitdaging.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementStaat u me toe even terug te gaan in de tijd. We schrijven begin jaren negentig. Ik sleet toen mijn broek op de verweerde banken van de Gentse universiteit, waar ik me vol enthousiasme op de opleiding toegepaste taalkunde Frans-Spaans had gestort. In de eerste kandidatuur – vandaag de eerste bachelor – zat het lessenrooster niet enkel eivol, het oogde ook relatief overzichtelijk. Wekelijks acht uur Frans, acht uur Spaans, vier uur Nederlands en dan nog een handvol zogenaamde algemene vakken.
Een vergelijkbaar scenario de daaropvolgende bachelor- en masterjaren: zes tot acht uur vreemde talen, enkele uren Nederlands en nog één of twee algemene vakken. Toen ik na vier jaar afstudeerde met een masterdiploma toegepaste taalkunde op zak, was mijn kennis van de grammaticale en andere finesses van het Nederlands er met sprongen op vooruit gegaan. En ik sprak en schreef zeer behoorlijk Frans en Spaans, maar van een perfecte beheersing van die talen was er – zelfs na vier jaar zéér intensieve studie op universitair niveau, goed voor in totaal zowat 30 uur per week – nog geen sprake.
In het Leuvense Heilige-Drievuldigheidscollege gaat het allemaal net iets sneller. Leerlingen in het zesde jaar moderne talen worden daar voortaan verplicht om wekelijks ook één uur Arabisch te volgen. Naast – gaat u rustig even zitten – ook nog wat Frans, Engels, Duits en Spaans. De bedoeling daarvan? ‘Om de leerlingen intellectueel uit te dagen.’ Jawel.
Tapas
Nu kan ik als taalkundige uiteraard enkel maar bijzonder enthousiast zijn over een herwaardering van het taalonderwijs, maar dit slaat helemaal nergens op. Al zeker niet vanuit didactisch oogpunt, maar al evenmin vanuit een maatschappelijke of filosofisch-intellectuele optiek. Welgeteld één uurtje per week, en dat voor een taal die geen deel uitmaakt van onze eigen Indo-Europese taalfamilie en dus mijlenver afstaat van alle talen waar de meeste leerlingen mee in contact komen? Je kan hen net zo goed een uurtje per week nucleaire geneeskunde voorschotelen.
Het resultaat zal tien maanden later exact hetzelfde zijn: nihil. Ook maatschappelijk valt deze keuze niet te verantwoorden: op een moment dat almaar meer achttienjarigen in Vlaanderen zich amper nog kunnen uitdrukken in de tweede landstaal is dit een onbegrijpelijke keuze. Een extra uurtje Frans of zelfs Engels zal maatschappelijk én economisch in oneindig meer toegevoegde waarde resulteren.
Blijft de intellectuele uitdaging: die is er ongetwijfeld, maar die is er vandaag met vier andere vreemde talen zeker ook al. Meer zelfs: voor het Spaans geldt – hoewel die taal op wereldvlak véél belangrijker is – net hetzelfde als voor het Arabisch. Met één of twee uurtjes op middelbare schoolniveau kan je in Spanje of Argentinië met moeite een bordje tapas bestellen. Het is dus verloren lestijd, die zinvoller kan worden ingevuld.
Horizon openbreken
En dus is de vraag: waarom neemt een school dit initiatief, en pakt ze er bovendien ook nog eens gretig mee uit in de media? ‘Een groep leerlingen heeft het Arabisch als moedertaal. Het zou een enorme meerwaarde zijn, mochten we een leerkracht met Arabische roots in huis halen. Die kan dan als rolmodel dienen voor die leerlingen’, stelt directeur Frank Baeyens in De Standaard.
Wacht even: gaan we nu lessen Arabisch invoeren voor de leerlingen die die taal niet beheersen en daar in de toekomst ook helemaal niets mee zullen doen, de overgrote meerderheid dus? Of gaan we dat doen voor een kleine minderheid die nood heeft aan ‘een rolmodel’? En is een leerkracht Arabisch met die moedertaal dan echt het soort rolmodel waar leerlingen met migratieroots anno 2024 in dit land nood aan hebben?
Of moeten we daarvoor toch eerder op zoek gaan naar een Arabischtalige die Nederlands geeft, en zich zo heeft ingepast in de logica van dit land? Waar Nederlands de officiële voertaal is, en waar die taal in een multi-etnische gemeenschap de enige lingua franca kan zijn? Beide scenario’s lopen mank, en dus lijkt dit Leuvense initiatief verdacht veel op een goedkope PR-stunt. Want laat ons wel wezen: er is helemaal niets mis met het ‘openbreken van de horizon van Nederlandstalige leerlingen’, zoals de schooldirecteur nog argumenteert. Maar iets zegt me dat de maatschappelijke urgentie om de horizon van Arabischtalige leerlingen hier open te breken vaak nog net iets groter is.
Categorieën |
---|
Personen |
---|
Filip Michiels is zelfstandig journalist/auteur en schrijft voor diverse Belgische kranten, weekbladen en websites. Hij won tweemaal de Citi Persprijs voor economische journalistiek en was eenmaal genomineerd voor de Belfius Persprijs. In 2022 publiceerde hij de biografie van Bessel Kok: "Chaos & Charisma".
Het onderwijsbeleid in ons land moet radicaal anders. Dat blijkt uit een hoogst uitzonderlijke bevraging bij ruim 230 mensen uit het veld.
‘Afgrond’ verhaalt de waargebeurde verhouding tussen Venetia Stanley en de veel oudere Britse premier Henry Asquith, die leidde tot een kabinetscrisis.