Vandaag, woensdag 5 augustus 2020, vindt in Ayodhyā de Bhumi Pūjan plaats, de 'verering van de bodem', een ritueel dat het bouwen (of hier: herbouwen) van een woning of tempel voorafgaat. In dit geval wordt dat de tempel die de Rāma Janmabhūmi markeert, de 'geboortegrond van Rama'. Dat was een historische figuur behorend tot de Ikṣvāku-dynastie, die realistisch in het -3de millennium geplaatst kan worden, al heeft men het in India vaker over het -13de millennium of nog veel eerder.…
Niet ingelogd - Plus artikel - log in of neem een gratis maandabonnement
Uw Abonnement is (bijna) verlopen (of uw browser moet bijgewerkt worden)
Uw (proef)abonnement is verlopen (of uw browser weet nog niet van de vernieuwing)
Vandaag, woensdag 5 augustus 2020, vindt in Ayodhyā de Bhumi Pūjan plaats, de ‘verering van de bodem’, een ritueel dat het bouwen (of hier: herbouwen) van een woning of tempel voorafgaat. In dit geval wordt dat de tempel die de Rāma Janmabhūmi markeert, de ‘geboortegrond van Rama’. Dat was een historische figuur behorend tot de Ikṣvāku-dynastie, die realistisch in het -3de millennium geplaatst kan worden, al heeft men het in India vaker over het -13de millennium of nog veel eerder. Na zijn dood werd over zijn avonturen het Rāmāyaṇa-epos geschreven, en nog later werd hij vergoddelijkt tot nederdaling (avātara) van de God Viṣṇu.
De Bābar-moskee
Die tempelplek moest van 1193 tot 1992 een moskeegebouw torsen dat daar na de verwoesting van de oorspronkelijke tempel gebouwd was. In 1526 verbleef de Mogol-veroveraar Bābar in Ayodhyā. Terwijl we zeker weten dat moslims in 1030, tijdens de kortstondige bezetting door Salār Masud Ghaznavī, en in 1193, tijdens de verovering door Śāh Zuran Ghaurī, een tempel op die plaats verwoest hebben, is minder duidelijk hoeveel Bābar daar heeft kunnen uitrichten (zijn dagboek voor juist die weken is weggewaaid, zoals hijzelf later beschrijft). Mogelijk was een moskee tijdens het verval van het Sultanaat-regime door de hindoes in gebruik genomen, dus dezelfde situatie als in 1949-92, en werd alleen die hindoe aanwezigheid toen ‘geremedieerd’; mogelijk echter waren zij erin geslaagd een nieuw tempeltje te bouwen en is ook dat toen verwoest. In ieder geval werd de toen herstelde danwel nieuw gebouwde moskee naar Bābar genoemd. Nog in de 16de eeuw beschrijven verschillende hindoes, onder wie Tulsi Dās, de dichter van een moderne Hindi versie van de klassieke Sanskrit Rāmāyaṇa, de moslimbezetting van de site.
Nochtans is er tot de 19de eeuw geen beschrijving van moslimse godsdienstoefeningen ter plaatse. Wel beschrijven buitenlandse reizigers hoe hindoes op die plaats samenkwamen om in het voorjaar Rāma’s verjaardag te vieren. Blijkbaar was er onder de verdraagzame heerser Akbar, einde 16de eeuw, een compromis ontstaan waarbij hindoe het moskeeterrein mochten gebruiken. Tenslotte was het voor hindoes een heilige plaats (niet het gebouw, wel de plaats zelf), terwijl ze voor moslims weinig belang had.
Anderzijds, voor de 19de eeuw weten we zeker dat de hindoes het met een altaartje naast de moskee moesten doen. Na rellen in 1936 had het gebouw op Brits bevel leeggestaan, tot een hindoe in 1949, dus na de onafhankelijkheid, een beeld van Rāma installeerde. Op rechterlijk bevel zou een priester eens per jaar de gepaste rituelen voltrekken, verder bleef het gebouw, nu de facto een tempel, gesloten. Tot de rechtbank in 1986 de deuren opengooide. Sindsdien was ‘de bevrijding van Rama’s geboorteplaats’ alleen nog een kwestie van architectuur. Rajiv Gandhi, premier voor de Congrespartij, was de bouw van een echte tempel genegen, en zijn buitenlandminister Buta Singh woonde de eerstesteenlegging op 9 november 1989 (de dag dat de Berlijnse Muur viel) bij. Gandhi dacht de moslimleiders met wat gunsten af te kopen en zich met de bouw van de tempel bij de hindoes geliefd te maken.
Er moesten echter nog wat gerechtelijke en politieke drempels genomen worden. De toen nog kleine BJP (Indiase Volkspartij) kaapte het thema en won er twee keer de verkiezingen mee. In die van 1989 sprong zij van 2 naar 86 zetels. Daarna gaf zij gedoogsteun aan de nieuwe links-populistische regering van VP Singh. Een betwisting over Ayodhyā leidde echter tot haar val — de eerste van een lange reeks Ayodhyā-slachtoffers. Na de stembusslag van 1991 was de BJP de tweede partij geworden, maar toen die oogst binnen was, liet zij het Ayodhyā-thema vallen. Omdat zij zichtbaar treuzelde en het Hooggerechtshof zijn belofte van een spoedige beslissing niet nakwam, werd de basis ongeduldig. Op 6 december 1992 brak een menigte jonge activisten het moskeegebouw af.
De hele Ayodhyā-sage is een gevalsstudie in desinformatie. Zo had ik als buitenlander en met gebrekkige kennis van het Hindi maar een uurtje nodig om de naam van het meesterbrein achter de technische verwezenlijking van de afbraak te weten te komen. Voor Indiase journalisten was dit kinderspel geweest, en toch is die naam ongenoemd gebleven omdat de verenigde leugenpers besloten had, de schuld op BJP-leider LK Advani te steken. In werkelijkheid kreeg hij een zenuwinzinking toen hij zijn basiswerkers zag revolteren tegen de langzaam-aan politiek van de BJP. De uitleg die hij toen voorlas, was hem in handen geduwd door zijn toenmalige rechterhand, de topintellectueel Arun Shourie.
De geschiedkundige feiten
Een nog veel gevolgrijker desinformatie betrof de geschiedkundige feiten achter de hele kwestie. In 1989, toen de zaak nog in der minne leek te zullen geregeld worden, publiceerde een groep marxistische geschiedenisprofessoren, de zogenaade ‘Eminent Historians’, een verklaring die de hele politieke klasse intimideerde, ‘The political abuse of history’ [‘Het politieke misbruik van de geschiedenis’]. De hele controverse met haar talloze slachtoffers is eigenlijk het gevolg van hun interventie. Daarin deden zij de verwoeste tempel af als een verzinsel voor politiek misbruik, eerst uitgevonden door de Britten, dan overgenomen door de Hindoe-nationalisten. Nochtans was er tot dan volstrekte eensgezindheid over de tempelafbraak, en bevatte hun tekst geen enkele aanwijzing dat die consensus fout was, zelfs geen poging daartoe.
Archeologische opgravingen in de vroege jaren 1970 en, op bevel van de rechtbank, in 2003 (plus nog twee stoemelingse blootleggingen van meer tempelmateriaal tijdens de afbraak van de moskee in 1992 en tijdens graafwerken begin 2020), hebben de fundamenten van een grote tempel en tal van tempelsculpturen aan het licht gebracht. Dat die tempel daar stond is 100% zeker en werd vóór eind jaren 1980 trouwens door niemand betwijfeld. In 1885-86 vond al een proces over het bezit van het terrein annex moskee plaats, en alle betrokken partijen waren het er toen over eens dat de moskee in gewelddadige vervanging van een tempel gebouwd was. Alleen vond de Britse rechter het al te lang geleden om nog aan de status quo te morrelen.
In 1990-92 had de regering al een debat tussen historici georganiseerd om de ware toedracht te achterhalen. Het publiek heeft van de media nooit het resultaat mogen vernemen. Terwijl de pro-tempel geschiedkundigen heel wat documenten tot hun beschikking hadden en er voor de gelegenheid nog nieuwe opgespoord hadden, kwamen de Eminent Historians met lege handen. Zij gedroegen zich alsof zij in de rechterstoel zaten en het bewijsmateriaal van de tegenpartij mochten beoordelen en te licht bevinden, zonder zelf iets te moeten aandragen.
Nadien hervatte echter het gerechtelijk proces, begonnen in 1950. Het provinciaal hooggerechtshof in Lucknow maakte eindelijk werk van de zaak en verordende in 2003 professionele opgravingen van de Rāma Janmabhūmi. Reeds begin jaren 1970 hadden gedeeltelijke opgravingen de funderingen van de tempel blootgelegd, maar dit keer was het bewijsmateriaal overweldigend. Toen riep het de Eminente Historici naar het getuigenbankje. Ze mochten eens komen uitleggen waarom ze destijds, met al hun gezag, het bestaan van de tempel ontkend hadden. Stamelend vielen ze één voor één door de mand: ‘Ja maar, ik ben eigenlijk geen archeoloog’, ‘Ja maar, ik ben nooit in Ayodhyā geweest’, ‘Jamaar, ik heb die verklaring maar getekend omdat mijn collega’s het deden’. Ze kregen van de rechters te horen dat hun bluf over niet-bestaand bewijsmateriaal op ‘contempt of Court’ neerkwam. Sindsdien zingen ze meestal een toontje lager, en de stilzwijgende afspraak in de leugenpers is om de geschiedkundige betwisting niet meer te vermelden.
De islamitische reactie
De afbraak van het als tempel gebruikte gebouw leidde tot moslimwraakacties, honderden doden, tegengeweld, en tenslotte een nieuwigheid die wereldwijd gevolgen zou hebben. Moslimterroristen pleegden bomaanslagen op een aantal plaatsen binnen één stad: toen in Mumbai (ondermeer het beursgebouw) later Delhi, Nairobi, New York, Parijs, Londen, opnieuw Mumbai, Brussel enz. Ook de heilige stad Vārāṇasī en Ayodhyā zelf werden door bomaanslagen getroffen. Nog in 2002, toen de Ayodhyā-betwisting schijnbaar bekoeld was, staken moslims in Godhra een wagon met terugkerende pelgrims in brand; 59 doden.
Het is nochtans hun versie die als enige de Ayodhyā-berichtgeving in de wereldmedia én zelfs onder universitaire India-specialisten bepaald heeft (en die eerlijke wetenschappers heel wat ellende opgeleverd heeft). Één Nederlandse professor slikte zelfs zijn eigen ontdekkingen die het tempelverhaal bevestigden, in om op dezelfde lijn te komen als de Eminente Historici. Inderdaad, ik kan veilig voorspellen dat hun versie zelfs vandaag nog zal opduiken in heel wat achtergrondduiding van de Bhūmi Pūjan. Zo zullen zij schrijven dat ‘hindoes beweren’ dat er de moskee op een verwoeste tempel gebouwd is. Nee, de wetenschap ‘beweert’ dat, en hindoes zeggen het haar maar na. De tegengestelde bewering (nagepraat door de wereldmedia gedurende decennia) is niet zomaar een ander standpunt, maar is de welbewuste glasharde ontkenning van een weelde aan archeologisch en documentair bewijsmateriaal.
Vandaag
Vandaag vindt dus de viering plaats, een levende demonstratie dat een moslimverovering niet definitief hoeft te zijn. Bij hindoe-festivals volgt men meestal astrologische raadgevingen, maar dat is hier niet het geval. Een stichtingsakte, een bruiloft of een eerstesteenlegging, alles wat een groei moet inluiden, vindt normaal bij wassende maan plaats. Hier hebben we een afnemende maan, net als bij de stichting van de Indiase republiek op 15 augustus 1947, en de reden daarvoor is ook dezelfde. Destijds wou Brits onderkoning Louis Mountbatten de verjaardag vieren van de Japanse capitulatie (15-8-1945) in Douglas McArthurs’s en zijn eigen handen; nu wil premier Narendra Modi de verjaardag vieren van de onverwachte integratie van de vervreemde provincie Kasjmir op 5-8-2019. Of dat nu goed of slecht is, er is merkbaar een verschuiving van het religieuze naar het politieke.
Om het belang van de gebeurtenis te illustreren: onder meer premier Modi en de deelstaatpremier, eerwaarde Yogi Adityanāth, nemen aan de ceremonie deel. Voor wie dat een schending van de lekenstaat zouden vinden: ook in België woont de vorst het Te Deum bij. Drie moslimpresidenten van India zijn, in functie, op bedevaart naar Mekka geweest. Een president en een premier die het Sikh-geloof aanhingen, zijn in functie naar het Sikh-heiligdom in Amritsar geweest. Franse politici die zich om het katholieke geloof in de verschijningen en mirakels te Lourdes een aap lachen, hebben de Lourdes-bedevaart altijd gefaciliteerd. Hindoes willen gewoon kunnen doen wat voor anderen als vanzelfsprekend geldt.