Het Europese Hof voor de Rechten van de Mens veroordeelde België op 5 september omdat de gerechtelijke achterstand in Brussel in strijd is met de vereiste redelijke termijn in juridische procedures. 'Mijn eerste reactie was "weeral", en de tweede "weeral in Brussel"', reageert Peter Callens, voorzitter van de Orde van Vlaamse Balies. 'Dit is een zwarte dag voor de Belgische Justitie. België wordt keer op keer veroordeeld wegens schending van de mensenrechten, zoals ook voor zijn asiel- en gevangenisbeleid. In…
Niet ingelogd - Plus artikel - log in of neem een gratis maandabonnement
Uw Abonnement is (bijna) verlopen
Uw (proef)abonnement is verlopen (of uw browser weet nog niet van de vernieuwing)
Het Europese Hof voor de Rechten van de Mens veroordeelde België op 5 september omdat de gerechtelijke achterstand in Brussel in strijd is met de vereiste redelijke termijn in juridische procedures. ‘Mijn eerste reactie was “weeral”, en de tweede “weeral in Brussel”‘, reageert Peter Callens, voorzitter van de Orde van Vlaamse Balies. ‘Dit is een zwarte dag voor de Belgische Justitie. België wordt keer op keer veroordeeld wegens schending van de mensenrechten, zoals ook voor zijn asiel- en gevangenisbeleid. In plaats van landen als Hongarije en Polen aan te vallen op hun inbreuken, zou ons land beter letten op het handhaven van zijn eigen rechtsstaat.’
De zaak in Straatsburg werd ingesteld door Tom Van den Kerkhof. Op 15 december 2015 daagt de man de verkoper van een appartement en zijn makelaar voor de Franstalige rechtbank van eerste aanleg in Brussel. Hij vraagt de ontbinding van de aankoop van een onroerend goed. De rechtbank stelt in 2017 een deskundige aan, waartegen de verdedigende partij in beroep gaat.
In juli 2018 meldt de griffie van het Brusselse hof van beroep dat dit dossier kan behandeld worden in maart 2026. Van den Kerkhof vraagt in september 2018 aan de eerste voorzitter van het hof van beroep om de datum van de pleidooien in zijn dossier te vervroegen. Hij krijgt als antwoord dat de termijnen inderdaad ‘abnormaal lang’ waren, maar dat het niet mogelijk was om de datum te wijzigen. Alleen in zeer uitzonderlijke gevallen kan prioriteit kon worden gegeven: bijvoorbeeld de ernstige ziekte of hoge leeftijd van de partijen, het risico op insolventie of het risico op instorting van het gebouw.
Uiteindelijk handhaaft het hof de beslissing in eerste aanleg in 2021 en verwijst ze het dossier terug. De zaak voor de rechtbank van eerste aanleg wordt vastgesteld in november 2023. Intussen had Van den Kerkhof een klacht ingediend bij de Hoge Raad voor Justitie (HRJ). Die oordeelde in 2019 dat de vertraging een weerspiegeling was van een ‘disfunctie van de rechterlijke macht’. Ook de Europese Commissie en de Raad van Europa hadden al kritiek op de gerechtelijke achterstand in België. Ons land was hiervoor in 2008 al eens veroordeeld door het Hof voor de Rechten van de Mens.
Het hof laakt in zijn recente arrest ‘de buitensporig lange duur van de procedure in het gerechtelijk arrondissement Brussel’. Die is ‘van structurele aard’. De vertraging is een inbreuk op artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, dat Europese burgers het recht garandeert op een eerlijk proces binnen een redelijke termijn.
‘Het hof van beroep van Brussel heeft al meer dan dertig jaar een achterstand’, weet Callens. ‘De hoven in Antwerpen en Gent hebben veel minder dat probleem. De juiste diagnose voor de Brusselse problematiek is nooit gevonden. Misschien behandelt het hof in Brussel grotere dossiers dan de ander. Ook overkoepelt het hof het Marktenhof, dat beroepen behandelt tegen regulatoren, de Raad voor de Mededinging en de FSMA, toezichthouder op financiële diensten. Maar daar kreeg het hof nieuwe magistraten.’
Het Hof voor de Rechten van de Mens vraagt aan de Belgische overheid ‘maatregelen te nemen die nodig zijn om het recht te garanderen om binnen een redelijke termijn berecht te worden in het gerechtelijk arrondissement Brussel’. Welke maatregelen zouden dat kunnen zijn? Meer personeel is mogelijk. ‘Dat kan pas als er een degelijke werklastmeting is geweest’, pleit Callens. ‘Daar wordt wel aan gewerkt. Een begin van de oplossing is de fusie van de rechtbanken van eerste aanleg, de arbeids- en ondernemingsrechtbanken en ook die van hun beroepsinstanties. Dat zou de werklast correcter verdelen. Op termijn kan ook overwogen worden om in heel België slechts twee hoven van beroep in Brussel in te richten, één per landstaal.’