JavaScript is required for this website to work.
post

Bert Kruismans: ‘In tegenstelling tot andere landen is Belgisch nationalisme altijd in vraag gesteld’

Harry De Paepe21/7/2018Leestijd 5 minuten
Bert Kruismans, comedian en auteur, treedt op in de hele Benelux.

Bert Kruismans, comedian en auteur, treedt op in de hele Benelux.

foto © Doorbraak

De boekenkast van komiek, auteur en ‘slimste mens ter wereld’ Bert Kruismans.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

In onze zomerreeks over boekenkasten plubiceren we vandaag, op 21 juli, het interview met Bert Kruismans. Hij had nog maar net een boek over België geschreven.

De stand-upcomedian en auteur van onder meer België voor beginnelingen blijkt een veellezer. Hij leest meestal iedere avond en heeft een impressionante bibliotheek ­veel boeken kocht hij aan een zeer scherpe prijs in kringloopwinkels. ‘En ik ben ook zo iemand die de plaatselijke parochiebibliotheek heeft uitgelezen’, vermeldt Kruismans verder.

In 2015 publiceerde Kruismans Ons 200-jarige koninkrijk – de waarheid over België en Nederland. Hij wilde hiermee deze verloren herdenking graag in de kijker zetten. ‘Ik vond het straf dat er niets rond het 200-jarig bestaan zou gebeuren. Het Verenigd Koninkrijk is altijd een weeskind geweest. Niemand wilde daaraan herinnerd worden. Voor de Nederlanders was het een mislukking, volgens hen is Nederland ontstaan in 1813. Kijk toch eens naar de feiten, denk ik dan. Ze worden er echt niet graag aan herinnerd.’

‘Geschiedenis is bij ons iets waar mensen mee bezig zijn’

Het boek vertelt de geschiedenis van beide landen, maar Kruismans tekent een ander scenario uit dat evengoed waar had kunnen zijn. Een verhaallijn waarbij onze koningin Mathilde trouwt met de Nederlandse koning Willem-Alexander. Het doet ietwat denken aan Het land dat nooit was: een tegenfeitelijke geschiedenis van België (2014). Volgens Kruismans is dit eigenlijk het eerste counterfactual history-boek in het Nederlands. ‘Ik heb gehoord dat er echt koudwatervrees was bij de auteurs die daaraan meewerkten. Ze gaven tien alternatieve, maar plausibele scenario’s over hoe de geschiedenis van België anders had kunnen lopen, maar vroegen zich aanvankelijk af of ze zoiets wel konden doen. Zelf heb ik daar geen last van; ik heb geen reputatie te verdedigen.’

‘’s Lands glorie, een geïllustreerde geschiedenis van België van illustrator Jean-Léon Huens gebruik ik vaak in mijn lezingen. Dat is zo boeiend. Eigenlijk is dat bedoeld om te zeggen dat dit land er altijd al geweest is. In werkelijkheid weet je natuurlijk dat grenzen fluctueren. Elke natie probeert namelijk te zeggen dat het altijd een gemeenschap is geweest die uniek is van zijn buurlanden. In dit boek zie je dat ook. Maar op een bepaald moment kom je natuurlijk in de problemen, want waarom splitsen de Nederlanden dan? Het is dan eigenlijk de schuld van Willem I die geen rekening hield met de gevoelens van de mensen hier. Hoe die Fransen in dit boek ook als dronkaards worden afgebeeld … Het zwelgt van Belgisch patriottisme. Het Belgische nationalisme is wel altijd in vraag gesteld, in andere landen heb je dat niet. Je merkt dat vooral in Nederland, dat zijn eigen geschiedenis zeer slecht kent. Er is daar nooit discussie over geweest. Geschiedenis is bij ons iets waar mensen mee bezig zijn, want als ze voor of tegen België zijn hebben ze argumenten nodig.’

Kruismans leest veel over geschiedenis en vooral over oorlog. ‘Ik houd wel van oorlogsboeken. Alles wordt er intenser. Alle fictie die gemaakt is over oorlog kan ook nooit op tegen de werkelijkheid.’ Het boeit hem ook om te lezen hoe de grote geschiedenis verweven zit in persoonlijke verhalen. Hierover zal hij enkele titels bespreken, na zijn halte bij Louis Paul Boon. Iemand die volgens Kruismans de titel van stadsbiograaf overstijgt.

Louis-Paul Boon

Het blijkt een voordeel voor hem om als lezer in Aalst te wonen. ‘Als je van zijn streek bent, ken je zijn taal beter. Omdat je de Kapellekensbaan en de fabrieken kent. Al heb ik dit soort Aalst, die fabrieksstad, niet meer gekend. Ik denk wel dat je hem iets beter kan doorgronden als je zijn achtergrond kent. Als je een lezer bent van pakweg Delfzijl, boven Groningen en je bent nog nooit in België, laat staan in Aalst geweest, dan denk ik dat het toch veel moeilijker is. Aalst was een klein stadje dat ontploft is. Je ziet dat nog goed aan de rafels van Aalst. Daar zie je de overgang van boerderijen die omringd zijn door arbeidershuisjes. Er was toen helemaal geen sprake van ruimtelijke ordening, dat moet heel chaotisch geweest zijn. In De voorstad groeit beschrijft Boon heel goed hoe op een jaar tijd akkers, weiden en bossen plots veranderen in citéhuisjes. Nu is de architectuur enorm opgekuist, maar vooral net buiten het centrum zie je dat authentieke nog. Mijn grootvader en overgrootvader waren in Aalst ook textielarbeider, ze woonden nog ver genoeg om op het platteland te blijven. Maar twee, drie kilometer verder richting Aalst zie je de resten van die toenmalige economische waanzin.’

Het verhaal van een Duitser van Sebastian Haffner

‘Hoe is het mogelijk dat dit Duitsland geleid heeft tot de Tweede Wereldoorlog?’, vraagt hij zich af. Haffner beschrijft dat van binnenuit. Het verhaal begint niet in 1933 bij Hitler, het verhaal start in 1914. Hij zegt: 1933 is mogelijk gemaakt door de generatie die te jong was om de Eerste Wereldoorlog echt te hebben meegemaakt. Dat front was voor hen ver weg, alsof de Eerste Wereldoorlog een spannend jongensboek was. De oorlog werd buiten Duitsland gevoerd. Er was natuurlijk een enorme schaarste, maar ze hadden nooit de gruwel van de oorlog gezien. Haffner beschrijft die generatie heel helder en vertelt hoe die dominosteentjes vallen richting de Tweede Wereldoorlog. Het verloopt heel sluipend. Zo vertelt hij hoe joodse medewerkers op het ministerie van Justitie geleidelijk minder verantwoordelijkheden krijgen en ze op een dag niet meer komen opdagen. Terwijl ze naar een concentratiekamp zijn gevoerd, vraagt niemand zich daarop af wat er met hen gebeurd is.’

‘Als hedendaagse historicus kan je zo’n boek niet schrijven. Ik denk ook dat een Amerikaanse of Britse correspondent in die tijd dat zo zou kunnen hebben beschreven. Haffner schrijft het echt van binnenuit. Hij geeft ook bijna toe dat als zijn vriendin niet joods was geweest ­ – ze zijn naar Groot-Brittannië gevlucht – ­ hij anders naar de werkelijkheid zou hebben gekeken. Ik vind Haffner verplichte kost. Hij brengt geëngageerde geschiedenis, zijn familieverhaal en de grote geschiedenis lopen door elkaar. Na 1945 trekt hij weer naar Duitsland, maar eigenlijk is zijn land weg. Hij herkent het niet meer.’

Catch-22 van Joseph Heller

‘Ik vind dat een fantastisch boek. Het is een verfilmd boek, maar de film heeft niets te maken met het boek omdat dit niet in beeld te brengen is. Het is ook heel moeilijk uit te leggen. Het gaat over Yossarian, een jonge gast en navigator bij de Amerikaanse luchtmacht tijdens de Tweede Wereldoorlog. Hij bombardeert in Italië en moet een aantal missies doen vooraleer hij in het leger ontslag mag nemen. Anders moet hij blijven vliegen, tenzij hij medisch ongeschikt wordt verklaard. Maar het aantal vluchten dat hij moet halen wordt constant verhoogd. Hij zit op achttien vluchten en na twintig kan hij stoppen, maar ineens verhoogt het aantal vluchten naar 25. Daarom wil hij medisch ongeschikt verklaard worden. Hij wil zich zot laten verklaren om niet meer te hoeven vliegen. Maar bang zijn van de oorlog, zo wordt hem gezegd, bewijst net dat hij helemaal niet zot is. Dat is dus de catch-22, hij geraakt er gewoon niet uit. Het boek zit overigens vol joodse humor.’

D-Day van Steven Ambrose

‘Ambrose beschrijft heel goed hoe honderden vliegtuigen vertrekken in Engeland. Hij heeft het ook over een zweefvliegtuig waar twaalf mensen in zitten. Complete waanzin. Ze vliegen in formatie boven Frankrijk, maar het zijn geen gevechtspiloten die de toestellen bedienen. Voor de meesten van hen is het de eerste keer dat ze beschoten worden. Het zijn jongens van rond de twintig die aan de stuurknuppel zitten en ze slaan in paniek. Op het moment dat de parachutisten zouden moeten springen, zien ze een vliegtuig van hen onder hun eigen toestel hangen. De formatie is door de paniek van de piloten namelijk helemaal uiteen geraakt. Ze springen toch. Sommige parachutisten zijn te pletter gevallen op hun eigen vliegtuigen. Daar kan geen enkele fictie tegenop, denk ik dan.’

De Lage Landen van E. H. Kossmann

‘Kossmann doceerde vanaf de Tweede Wereldoorlog in Engeland onder andere de geschiedenis van de Lage Landen. Kossmann is bij mijn weten de laatste die het aangedurfd heeft om een allesomvattende geschiedenis te maken van België en Nederland samen. Opmerkelijk genoeg is dat in het buitenland gebeurd, na de Tweede Wereldoorlog zou dat in België en in Nederland onmogelijk geweest zijn. Als Belg te veel commentaar geven op Nederlanders is overigens not done. Zij pikken dat niet, bij mijn theatervoorstellingen merkte ik dat ook.’

‘Hij vertelt ook hoe het IJzerfront gebruikt is om patriottisme aan te zwengelen tegen de staat België. Voor 1914 hoorde België bij de top op vlak van absolute bbp-cijfers, het militaire kwam qua argumentatie dus beter uit dan het politieke. 1918-1919 was vervolgens echt een nekslag waar het economisch nooit bovenop is geraakt. Op dat moment steekt Nederland België voorbij. Een schitterend boek, maar helaas is het vrij onbekend.’

 

Dit vraaggesprek door Harry De Paepe en genoteerd door Sander Carollo werd gepubliceerd op 27 december 2016.

 

 

 

Harry De Paepe bezit een grote passie voor geschiedenis en Engeland. Hij is de auteur van verschillende boeken.

Commentaren en reacties