Bij die zaligverklaring waren er destijds al bedenkingen
Moeder Teresa wordt nu heiligverklaard
Wim De Vilder had geen bedenkingen bij die wonderen (je mag nu niet meer lachen met religieuze dingen; dertien jaar geleden nog wel)
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementAdvocatus Diaboli, advocaat van de Duivel, is de volksnaam voor een belangrijke functie bij de Heilige Congregatie van de Riten, in 1587 gesticht door paus Sixtus de Vijfde. Sixtus wilde zalig- en heiligverklaringen in een geordende, juridische vorm gieten.
De officiële titel van de Advocatus Diaboli is Promotor Fidei, geloofsbevorderaar. Hij wordt verondersteld alle mogelijke argumenten, die in voorkomend geval ook tégen een verheffing tot de Eer der Altaren zouden spreken, aan te kaarten zelfs al zouden zijn tegenargumenten op het eerste gezicht, in de perceptie pietluttig lijken. Een pleiter à charge dus, zoiets als onze openbare aanklager min of meer. (Informeel was de functie van Promotor bekend ook vóór Sixtus’ tijd, aangezien er onder Leo X (1513-21), bij de heiligverklaring van St.Laurens Justinianus al een Promotor aan te pas kwam.) Het ambt van Promotor moet veeleisend zijn geweest, want in 1631 heeft Urbanus VIII het wijze besluit genomen dat deze man zich desgevallend door een substituut kon laten vertegenwoordigen. Er dreigde op zeker moment een gerechtelijke achterstand.
Prospero Lambertini (1675-1758), de latere Benedictus XIV, zette de hele procedure van heiligverklaring definitief op poten. In zijn werk De Servorum Dei Beatificatione et Beatorum Canonizatione liet de geleerde man, die de achting van Voltaire wegdroeg, zich aan zaken als perceptie niet veel gelegen liggen – tenslotte was er vóór hem al eens een Benedictus XIV geweest (een Franse anti-tegen-paus, genaamde Bernard Garnier: even was de kerkleiding drievuldig toen).
Onze ware Benedictus XIV was een ‘man van het veld’. Twintig jaar promotorschap vóór hij paus werd. Hij vond het in het belang van de Kerk, en tegelijk haar eer dat er voortaan streng juridisch werd aangetoond of iemand daadwerkelijk ‘welgevallig in het aanschijn van God’ was geweest, vooraleer hem of haar tot de genoemde Eer der Altaren te verheffen. Het probleem was namelijk dat er meer dan eens sujetten waren zalig of heilig verklaard om redenen die nogal aards leken, vaak zelfs van pecuniaire aard waren. Eén van Benedictus’ regels was, dat geen enkele zalig- of heiligverklaring nog kon doorgaan zonder het uitdrukkelijke advies van de Promotor. Ook was het diens plicht om zalig- of heiligverklaringen te verhinderen, zelfs als er in de procesgang enkel vormfouten waren gemaakt! De mensen mochten zoiets dan onrechtvaardig vinden: no matter vond hij.
Dit gezegd zijnde: wat moeten wij stervelingen denken van de zaligverklaring van Moeder Teresa?
De zaak is niet simpel. Ten eerste is er tussen de zaligverklaring van een doordeweekse gelovige, en de zaligverklaring van een maagd een procedureel onderscheid. Laten we deze kwestie terzijde: Johannes-Paulus de Tweede heeft Teresa goed gekend, en wij van onze kant hebben geen elementen die toelaten te beslissen welke procedure van toepassing diende te zijn. Ik stel voor, ook al blijven wij in het ongewisse over de gevolgde procesgang: laten we in goed vertrouwen afgaan op de pauselijke beslissing ter zake.
Anders is het gesteld met de formele vereiste dat er een paar mirakels moeten plaatshebben vóór we tot een beatificatie overgaan. Mirakels zijn niet iets vaags. Het canoniek recht is hieromtrent heel precies: het Mirakel doet een beroep op onze kennis én op onze zintuigen; een pure indruk kan niet doen besluiten tot een Mirakel; het Mirakel is een materieel feit, dat plaatsheeft in de werkelijke, materiële wereld; het werpt zich op als een onloochenbaar getuigenis want het gaat in, zowel tegen onze zintuigen als tegen onze kennis. (Geïnteresseerden verwijs ik graag naar de geëigende teksten.)
Welnu, na dit alles: wij weten uit bronnen dat een Indische vrouw is genezen van een kwalijke tumor, nadat er een Teresa-foto (of -medaillon?) op haar zieke buik was gelegd. Mirakel! en wij verwonderen ons. Post hoc non est propter hoc denken weer ongelovigen, en ik verkeerde onder hen.
Blijkt een plaatselijke dokter recent te hebben verklaard dat het gezwel helemaal niet cancereus was, maar tuberculeus van aard… er waren gepaste medicijnen gebruikt en het gezwel was verdwenen, geheel volgens best practice. Sedert de Tweede Wereldoorlog heeft men inderdaad de beschikking over antibiotica, en vooralsnog lijken die vaak een genezende, ja miraculeuze werking te hebben. Vanzelfsprekend, tegen kanker halen ze niets uit.
Nu had volgens getuigenissen die mevrouw kanker. Dan moet het mirakel erin hebben bestaan dat Moeder Teresa vanuit haar hoge positie heeft besloten om in dit speciale geval en door wonderwerking een kankergezwel om te zetten in een tuberculeuze aandoening, daarbij in haar oneindige goedheid beseffend dat TBC relatief goed te genezen is?
Wij kunnen dit niet uitsluiten. Toch meen ik dat het ambt van de Promotor Fidei, of zoals wij gemeenlijk zeggen Advocatus Diaboli, hier kansen heeft laten liggen.
Personen |
---|
Marc Vanfraechem (1946) werkte voor Klara (VRT-radio); vertaler, blogger http://victacausa.blogspot.com sinds 2003. Hij schrijft het liefst, en dus meestal, artikels met daarin verwerkt vertaalde citaten van oude auteurs, die hem plots heel actueel lijken.
Bestuurlijke nalatigheden die rampen erger maken dan ze hadden moeten zijn… dat soort zaken kwam al voor in de vierde eeuw voor Christus.
Amerikakenners Roan Asselman en David Neyskens bespreken de actualiteit aan de overkant van de oceaan.