Boekenland in Antwerpen: vergeet de koopjes, lees de stad
Antwerpen in de mist van het verleden.
foto © Unsplash
Een literaire terugblik op de geschiedenis van Antwerpen terwijl de stad kreunt onder horden koopjesjagers.
Schrik niet, beste lezer, wanneer u tijdens het shoppen op de Antwerpse Meir een verwilderde man aantreft die ‘Koopjes! Het zijn godverdomme koopjes!’ schreeuwt richting de ontelbare borden met ‘solden’ en – steeds vaker – ‘sales’ die dezer dagen het straatbeeld sieren. Netjes van achter mijn mondmasker, dat wel, te midden van de drommen bezoekers uit onze noordelijke broederstronk, die de Groot-Nederlandse gedachte handig samenvatten als ‘shoppen, shoppen, shoppen!’.
Om maar te zeggen: we komen weer buiten na onze traditionele winterdip, willen een eindje flaneren door onze geliefde Koekenstad, maar deinzen terug voor de duizendkoppige menigte die de eindejaarsdrukte geruild heeft voor de jacht op het goedkoopste T-shirt uit de Primark of de voordeligste onderbroek uit de Hunkemöller. Dan maar snel de aftocht geblazen door straten die namen dragen die gonzen van obscure, vergane grandeur. Plantin en Moretus. Breughel. Jongelinck. Van Schoonbeke
Wildevrouw
Je droomt al gauw weg naar lang vervlogen tijden. De laatste jaren verschenen enkele opmerkelijke boeken over de stad en haar geschiedenis om die Antwerpse dromerijen kracht bij te zetten.
Om maar meteen de evidentste te noemen: Wildevrouw van Jeroen Olyslaegers is niet alleen stilistisch een tour de force, maar katapulteert je meteen naar het Antwerpen van de woelige 16de eeuw. Door de terugblikkende ogen van de herbergier Beer komt de stad tot leven zoals ze moet zijn geweest in haar gouden eeuw, in aanloop naar de beeldenstorm van 1566 en ander naderend onheil. Veel is veranderd, veel is hetzelfde gebleven: ook in Wildevrouw kom je groot-ondernemers tegen, en vastgoedspeculanten. Voor die waarheidsgetrouwe reconstructie voerden Olyslaegers en zijn bloedbroeder Stef Franck een jarenlange intensieve research.
Wie nog meer wil weten over die 16de-eeuwse gloriejaren van de stad moet natuurlijk ook Antwerpen De Glorienaren van Michael Pye op het schap hebben staan. Pye schetst kundig de economische en geografische dynamieken die ervoor zorgden dat Antwerpen plots zijn voet kon zetten naast Brugge (toen nog een wereldcentrum van handel en havenactiviteit) en banden smeedde met verschillende buitenlandse havensteden, Venetië op kop. Pye brengt verschillende historische personages weer tot leven op basis van historische documenten. Daarbij laat hij ook zien dat veel van Antwerpens huidige herinneringscultus gebaseerd is op barokke en romantische voorstellingen.
Wie dieper wil graven, naar de periode voor de val (1585) en de beeldenstorm (1566) ziet zich geconfronteerd met zeer fragmentarisch archiefmateriaal. De opeenvolging van oorlogen en bezettingen hebben veel bronnen onherroepelijk verloren doen gaan. Het enthousiasme waarmee het historisch patrimonium van Antwerpen in de 20ste eeuw verder verminkt werd, maakte de zoektocht naar tastbare bronnen er niet minder eenvoudig op.
De eerste projectontwikkelaar
Een studie over Antwerpen is niet compleet zonder in te zoomen op de eerste ‘projectontwikkelaar’ van de stad, Gilbert van Schoonbeke (1519-1556). Van Schoonbeke was een van de drijvende krachten achter de bouw van de stadsomwalling (ca. 1549). Hij nam ook het initiatief voor de uitbouw van de ‘Nieuwstad’, een wijk in het noorden van de stad die grosso modo overeenkomt met het huidige Eilandje. Ook de buurt van de Markgravelei heeft haar ontstaan aan zijn plannen te danken: Van Schoonbeke kreeg er een straat naar zich genoemd.
Ook in de 16de eeuw waren vastgoedontwikkelingen in Antwerpen niet zonder controverse: Van Schoonbeke mocht zich verwachten aan protesten tegen zijn plannen. De geschiedenis van deze bouwmeester, de stad en de tijd waarin hij leefde wordt uitvoerig uit de doeken gedaan in de lijvige studie Gilbert Van Schoonbeke: Visionair ondernemer in Antwerpens Gouden Eeuw onder redactie van Hugo Soly, met voorwoord van niemand minder dan Bart De Wever.
In de eeuwen na de val van Antwerpen raakte de stad in een Doornroosjesslaap. In die mate zelfs dat je in het Antwerpen van midden 19de eeuw nog een goede indruk kreeg van hoe de stad er enkele eeuwen tevoren moet hebben uitgezien. Verschillende vlieten waren nog niet gedempt, de uitbreiding van de haven was nog niet aan de orde en de stad lag nog ingebed in de historische omwalling uit de tijd van Van Schoonbeke. Antwerpen, verloren stad 1860-1880, samengesteld door Jan Ceuleers, brengt een unieke reeks beelden samen die in die periode werden gemaakt door fotografiepionier Edmond Fierlants. In onwezenlijk, tijdloos sepia geven Fierlants zijn beelden een unheimliche inkijk in het alledaagse leven van dat sluimerende Antwerpen
Centraal station
Lang zal de rust niet meer duren: omstreeks 1880 breekt de stad uit haar carcan: de omwalling wordt afgebroken en vormt later het tracé van de huidige leien, de citadel aan de zuidkant van de stad wordt gesloopt en in de plaats komen in sneltempo nieuwe buurten. Het huidige Zuid, met de buurt rond het Museum voor Schone Kunsten en de Zuiderdokken (rond de Vlaamse- en Waalsekaai) ontstaan in die tijd. Om een idee te geven van de omvang van deze snelle uitbreiding: het huidige centraal station lag bij zijn ontstaan – toen nog als houten barak – aan de oostzijde van de stad.
De expansie van de stad houdt gelijke tred met de gestage groei van de Antwerpse haven aan het einde van de 19de eeuw. Het is in die context dat Het tij hoog, de maan blauw van Jolien Janzing zich afspeelt. De roman behandelt de legendarische Zuidpoolexpeditie van Adrien de Gerlache in 1896, maar biedt vooral inzicht in de maritieme microkosmos van het laat 19de-eeuwse Antwerpen, met focus op de weduwe Léonie Osterrieth, de flamboyante geldschieter van de onderneming.
De zelfkant van de haven
De zelfkant van die bloeiende haven wordt uitvoering belicht in een nieuwe studie naar het vroege werk van Eugeen Van Mieghem. De Stichting Eugeen Van Mieghem presenteerde het voorbije najaar zijn veertiende studie rond de Antwerpse schilder-chroniqueur. In Antwerpen rond 1899 wordt ingezoomd op Van Mieghem zijn jeugdjaren en -werk, zijn tragische liefde voor de jonggestorven Augustine Pautre en zijn fascinatie voor het leven langs de kant met zijn zeelui, haveloze migranten en prostituees. Schrijver en curator Erwin Joos hint naar een verborgen, libertijnse dimensie in het leven van Van Mieghem, maar wie daarover meer wil weten zal nog even moeten wachten tot de Van Mieghem-biografie van Eric Rinckhout van de persen rolt.
En voor wie deze nacht in de straten wil verdwalen blijft er nog steeds Het Dwaallicht van Elsschot. Zijn dwaaltocht door een nevelig, mysterieus Antwerpen kun je nog steeds overdoen in een parcours met citaten langs de route. Om vast te stellen dat zelfs van dat midden-20stee-eeuwse Antwerpen van Elsschot alweer niet veel overblijft. Time waits for no-one in de Koekenstad. Tijd om naar huis te gaan.
Nog eenmaal achterom kijkend naar de koopjeswoede op de Meir, te mompelen, Gilliams achterna:
Hier gaan de kralen van de rozenkrans verloren ;
van huid en haar geen raadsel overblijft
waar ledigheid in ledigheid wil wonen.
Het huis van kamers en de stad van straten :
ai, laat de klok met rust. Telt goud, drinkt wijn.
Het vuil rot ondergronds. Bidt niet voor het geraamte.
Michiel Leen (°1987) is zelfstandig journalist en redacteur voor verschillende publicaties, waaronder De Lage Landen, Deus Ex Machina, Verzin en verschillende vakbladen. Leen woont en werkt in Antwerpen.
De memoires van een Amsterdamse politierechercheur doen Michiel Leen denken aan Baantjer, maar ook aan Simenon.