JavaScript is required for this website to work.

Wolfskind Delphine Lecompte: patrones van de onderbuik

Frank Hellemans24/2/2021Leestijd 4 minuten
Voor het eerst misschien wordt duidelijk dat Lecompte niet zomaar een zotte doos
is maar wel degelijk een vrouw met een missie: opkomen voor al wie en wat als
marginaal of politiek incorrect wordt gediskwalificeerd.

Voor het eerst misschien wordt duidelijk dat Lecompte niet zomaar een zotte doos is maar wel degelijk een vrouw met een missie: opkomen voor al wie en wat als marginaal of politiek incorrect wordt gediskwalificeerd.

foto © Bas Vinckx

Na negen dichtbundels debuteert Delphine Lecompte als prozaïste met ‘Beschermvrouwe van de verschoppelingen’, een bundel tegendraadse cursiefjes.

Na negen dichtbundels debuteert Delphine Lecompte als prozaïste met Beschermvrouwe van de verschoppelingen, een bundel cursiefjes. De lof is hier door Guido Lauwaert al vaak gezongen van de rocamboleske poëzie van enfant terrible Delphine Lecompte. Ondertussen is ze dankzij De slimste mens en haar columns in Humo een mediafenomeen geworden. Na negen dichtbundels vond haar uitgever het blijkbaar tijd om die bekendheid te verzilveren. Hij bundelde haar columns, aangevuld met nieuw materiaal, als heus prozadebuut. En ja, het moet gezegd, Beschermvrouwe van de verschoppelingen is vaak een schot in de roos.

Pleidooi voor het precariaat

Voor het eerst misschien wordt duidelijk dat Lecompte niet zomaar een zotte doos is. Ze is wel degelijk een vrouw met een missie: opkomen voor al wie en wat als marginaal of politiek incorrect wordt gediskwalificeerd. In haar ‘pleidooi voor de redneck’ en de bijhorende country muziek klinkt die verdediging van het precariaat als volgt: ‘Is de redneck de vijand van de zwarte man? Nee. De redneck heeft geen vijanden, behalve dan de abstracte vijanden korsakov, bitterheid, ontrouw (de hond, de vrouw), en armoede.’ Het meest welbespraakt — en relevant — wordt Lecompte als ze het opneemt voor de volbloed kunstenaar die zich niets gelegen laat aan god of gebod, maar alleen aan de tomeloze verbeelding van zijn innerlijke muze.

Wie wil weten waarom Lecompte het onlangs voor Bart De Pauw opnam, krijgt hier meer toelichting. ‘Van mijn kunstenaars verwacht ik smerigheid, wellust, drift, opvliegendheid, obsessie, koorts…’ Ze verzet zich in haar liefdesverklaring aan de omstreden filmregisseur Roman Polanski tegen de nieuwe fatsoenlijken. ‘Ondertussen leven we helaas niet meer in wilde tijden; ondertussen leven we (opnieuw) in puriteinse tijden, en wordt er blijkbaar verwacht dat kunstenaars moreel onberispelijk zijn. Ze mogen niets op hun kerfstok hebben. En als ze toch iets op hun kerfstok hebben dan moeten ze desnoods meer dan vier decennia na de misstap alsnog gestenigd worden.’

Zotte dronken devotie

Top of the bill is haar paradoxale voorliefde voor de katholieke hocuspocus. Die is rationeel inderdaad niet te verantwoorden; maar oogt als geloof in extase en flamboyante beelden onuitputtelijk: ‘Hoe vreselijk moet het zijn om niets of niemand te kunnen vereren: om jezelf niet te willen of niet te kunnen verliezen in zotte dronken duizelingwekkende schuimbekkende stuiptrekkende koortsige zielsverheffende devotie.’

Boezem als hoofdkussen

De uitgever bundelde haar cursiefjes in vier afdelingen: ‘Familie en vrienden’, ‘Religie en ziekte’, ‘Helden’ en ‘Controverse’. In een epiloog schrijft ze haar bewondering voor de Nederlandse dichter-psychiatrische patiënt-moordenaar Gerrit Achterberg van zich af. Het eerste deel opent met een hilarische, maar warme ode aan ‘de minnaressen van mijn grootvader’. Die waren ‘wulps, volks, moederlijk, luid, gul, warm, vulgair’. ‘In tegenstelling tot mijn grootmoeder namen ze me op schoot, kwetterden ze tegen mij, en moedigden ze me aan hun boezem als hoofdkussen te gebruiken.’

Lecompte doet de toer van haar ontregelde en ontregelende kinder- en jeugdjaren tot ze de ‘voormalige vrachtwachtenchauffeur’ opvoert. Die wordt nu in haar Humo-columns steeds weer van stal gehaald. Hij voert een hele stoet van blue collar workers aan die in onze samenleving vaak met de nek worden aangekeken. Van de garnalenpellers, glasblazers, zadelmakers en zeepzieders tot taxidermisten en baggeraars. Het is haar manier om bijna ritueel te herinneren aan de vaak door white collar workers en andere weldenkenden bespuwde onderkaste van onze samenleving.

Het meest beklijvend zijn haar ‘helden’- en ‘controverse’-verhalen. Daarin belijdt ze haar passie voor ontregelende kunst en kunstenaars. Zo vertelt ze onder andere waarom ze een boontje heeft voor de cultfilm Kaspar Hauser — naar een novelle van Heinrich Kleist — waarin een Mowgli-achtig, verwilderd hoofdpersonage de hoofdrol speelt: ‘Ik voelde me verwant met de noodlottige Kaspar, en ik ben me altijd blijven verdiepen in wolfskinderen. En ik heb mezelf (en anderen) altijd wijsgemaakt dat ik een enfant sauvage ben.’

Op hol geslagen cursiefjes

Spijtig dat de uitgever het niet nodig achtte om de herkomst van deze gebundelde teksten kenbaar te maken. Sommige zijn nieuw, maar andere kwamen — in een andere vorm — als columns in Humo of De Morgen al aan bod. Het lijkt er sterk op dat die laatste teksten wel bewerkt werden voor deze publicatie.

Piet Piryns stelde naar aanleiding van 50 jaar Knack terecht vast dat het columnisme een plaag geworden is. Hij vroeg treiterig aan zijn Facebookvrienden: ‘Willen jullie méér of minder columnisten?’ Het antwoord was op z’n Wilders natuurlijk voorspelbaar. Maar Lecompte presenteert in deze bundel geen columns. Ze blaast het vergeten en verguisde genre van het cursiefje nieuw leven in. Beschermvrouwe van de verschoppelingen is een verzameling op hol geslagen cursiefjes van een wolfskind dat tegendraads de rijkdom — én bodemloze verwarring — van het leven on the road bezingt.

Grotesken van het onderlijf

Ze hoort daarbij thuis in een eerbiedwaardige traditie van ‘kynische’ tegenkunst, zoals Peter Sloterdijk die ooit herwaardeerde. Hij doelde daarmee op hondse, lichamelijke, spontane filosofen en kunstenaars die hun tong uitsteken naar het ‘cynische’, ironische, politiek-correcte wereldje van de weldenkenden. Diogenes in zijn ton, de Griekse peetvader van deze ondergrondse beweging, figureert trouwens in een van Lecomptes teksten. Kortom, Lecompte is niet zomaar een wild om zich heen schoppend ‘wolfskind’. Ze opereert in het zog van François Rabelais vroeger tot Herman Brusselmans, Dimitri Verhulst en Marnix Peeters vandaag.

Op het moment dat met het manuscript van Paul Van Ostaijens Bezette Stad ‘de Heilige Graal van de moderne Vlaamse letterkunde’ (Geert Buelens) is gevonden, brengt Lecompte haar grotesken van het onderlijf uit. Van Ostaijen hield het meer bij intellectualistische spielereien van grote klasse. Maar grensverleggend en inspirerend zijn ze daardoor allebei.

Frank Hellemans doceerde journalistiek aan de Thomas More hogeschool in Mechelen. Hij is literatuurcriticus en auteur van onder andere ‘Mediatisering en literatuur’ en ‘Echte mediaprimeurs. Een communicatiegeschiedenis’. Levenslang supporter van Malinwa én Paul van Ostaijen.

Commentaren en reacties