Brief aan Stijn Streuvels
Waarom Stijn Streuvels een schrijver van vandaag blijft
foto © Reporters / KETELS
Vijftig jaar geleden overleed Stijn Streuvels. Dood is hij nog lang niet.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementVandaag is het vijftig jaar geleden dat gij overleden zijt, mijnheer Stijn Streuvels. Of leest u liever de naam waaronder u op 3 oktober 1871 te Heule werd geboren: Franciscus Lateur? Het scheelde niet veel of ge waart als Fransman geboren. Wellicht had ge in het Frans geschreven als uw vader-kleermaker Kamiel en uw moeder Louise, zus van Guido Gezelle, door de Frans-Duitse oorlog niet van Roubaix naar Vlaanderen waren teruggekeerd. Ge weet wat ze over schrijvers zeggen: dat die pas dood zijn wanneer hun laatste lezer het allerlaatste loodje heeft gelegd. Daarna rest alleen ‘Rust in putteke’ zoals uw verre nakomeling, de collega-taalmuzikant J.M.H. Berckmans zou zeggen.
Alleen grondstof voor boerenfilms?
Ik zit dit alles op te schrijven alsof ik opgegroeid ben met uw legendarische geesteskinderen: boer ‘Vlaschaard’ Vermeulen, Horieneke het communicanten-zieltje en de onvergetelijk lijdzame Vlaming Jan Vindeveughel uit Langs de wegen‘. (Was die laatste niet uw favoriet?) Tot mijn schaamte moet ik bekennen dat ik eerder vertrouwd was met de beminnelijke boezem van Willeke van Ammelrooy die Mira vertolkte dan met uw roman De teleurgang van den Waterhoek waarop die Mira-film is gebaseerd – met enige scenariohulp van een zekere Hugo Claus…
Een hele poos dacht ik over u wat nogal wat stommelingen over de grote Charles Dickens plegen te schrijven: niet meer van deze tijd, althans wat de boeken betreft, maar wel goede grondstof voor breedbeeldfilms. Mea maxima culpa! Niet dat ik niet las. Integendeel. Al van kindsbeen af was ik gefascineerd door boeken en consumeerde ze aan de lopende band. Een beetje zoals u, meen ik. Afgaande op uw jeugdherinneringen in de bundel Avelghem wist gij er ook weg mee: August Snieders, Hendrik Conscience, Jules Verne en later Vondel, Racine, Schiller en Dostojevski…
Op wat verplichte nummertjes op school zoals Ernest Claes’ nog steeds messcherpe Floere het fluwijn en het onvermijdelijke Jos ‘Gevaar!’ Vandeloo had ik aanvankelijk weinig voeling met de Vlaamse literatuur. Ik groeide op in sombere en ironische tijden van een vorige eeuw. Mijn favoriete lectuur was degene waarin de verwarring van mijn fin-de-siècle werd opgeroepen. Ik greep het liefst naar baldadige boeken zoals Money van Martin Amis of naar het mistroostige werk van Samuel Beckett. Later ook naar een nieuwe generatie Nederlandstalige auteurs zoals Paul Mennes (Soap) die de moderne consumptiemens genadeloos fileerde. Dat ik in een actiemilieu vertoefde met als bescheiden ambitie de wereld in een dag of zeven te verbeteren, zal daartoe zeker hebben bijgedragen.
Betoverende taalmuziek
Anyway, ik zag weinig redenen om van u meer te leren kennen dan van Van Ammelrooys boezem. Wat kon die knoestige pasteibakker in zijn West-Vlaamse lijsternest in godsnaam vertellen over de wereld van anno nu? Het duurde enige tijd voor ik inzag hoe dwaas dit was. Het begon te kantelen toen ik onderzoek verrichtte voor de biografie van taalmuzikant J.M.H. Berckmans. Door diens taalmuziek geraakte ik gefascineerd door de mogelijkheden om doorheen het Nederlands een heel eigen universum te laten klinken. Ik ontdekte zelfs dat één van uw belangrijkste biografen – iemand die gij nog persoonlijk hebt gekend – een vriend was van J.M.H. Berckmans en in diens werk voorkomt als zijnde ‘Toon Megafoon’.
Met enige terughoudendheid begon ik uw werk te lezen. De meer dan zesduizend pagina’s dundruk van het bij Orion – Desclée De Brouwer voortreffelijk uitgegeven Volledig werk zorgden daarbij voor een niet-onaangename keuzestress… Eens oog en oor afgesteld zijn op uw taal met West-Vlaamse boventonen, geraakte ik, zoals velen, betoverd door uw taalmuziek. Ik kon beelden zoals die in uw verhaal ‘Kerstavond’ niet meer van mij afschudden. Daarin wordt de eenzame zanger Maarten ‘Vriezeman’ op kerstnacht door drie onverlaten aangerand en versmacht in de sneeuw. ‘(…) Grendel duwde de knie op zijn borst en hield zijn armen wijd uitgestrekt tegen de grond. Wulf en Das grepen hele handen vol sneeuw en stopten ze hem in de mond en altijd voort, tot heel zijn aangezicht hoog toegedekt was en hij machteloos bleef liggen. Dan planten ze zijn ster daarnevens in de sneeuw en begonnen te draaien en zongen dat ’t galmde:
A,A,A,… in excelsis Gloria!
E,E,E,… op aarde peis en vreê (…)’
Hoe het leven van alledag te overleven?
Naast die bezwerende toon, is ook de thematiek van uw werk nogal altijd bijzonder relevant: de onvermijdelijke wreedheid van de natuur en van de mens. Hoe die laatste, zoals boer Vermeulen in De vlaschaard, in opstand kan komen tegen de wetten van het leven, maar zich zoals de arme liedjeszanger zal moeten onderwerpen. Zelfs het thema van De teleurgang van den waterhoek is bijzonder actueel: hoe teruggetrokken en in hun levenswijze bedreigde locals zich met hand en tand verzetten tegen een brug die de moderne wereld in hun gemeenschap zal binnenvoeren.
Uw boeken gaan over hoe het leven van elke dag te overleven, over het onvermogen van de kerk om meer te bieden dan enige troost en decorum. Bij dat alles vertoont gij zelden die neiging om de werkelijkheid rozig in te kleuren. Geen wonder dat het seminarie van Brugge, dat tweehonderd exemplaren van uw debuut Lenteleven had aangeschaft, die bundel al gauw naar de zolder liet verbannen…
Er zijn in ons taalgebied maar weinig schrijvers die het leven kunnen vatten in een volstrekt eigen toon: Paul van Ostaijen, Louis Paul Boon, Ivo Michiels, J.M.H. Berckmans…, allemaal niet-academische, selfmade taalvirtuozen die nog steeds gelezen worden. Vandaag zijt gij vijftig jaar heengegaan. Maar dood zijt ge nog lang niet! Kunt gij daarmee verder leven?
Chris Ceustermans is een veertiger die ooit van zijn pen leefde als journalist bij onder meer De Morgen. Na andere wegen te hebben verkend, keerde hij terug naar zijn oude liefde: de literatuur. Op Doorbraak pleegt hij af en toe een stuk over dingen die in de eenzijdige media te weinig aan bod komen. 'Ni dieu, ni roi, ni maître', blijft zijn motto, al lijkt dit voor de meeste zelfverklaarde 'links weldenkenden' al lang vergeten.
Hoe de Britse democratie Boris Johnson verteert en de darmen van de auteur door camera’s worden doorploegd. Ons lichaam, dat weet wat.
‘Afgrond’ verhaalt de waargebeurde verhouding tussen Venetia Stanley en de veel oudere Britse premier Henry Asquith, die leidde tot een kabinetscrisis.