JavaScript is required for this website to work.
Brussel deze week

Brusselse babbels: Eric Corijn

Brussel: het laboratorium van de 21e eeuw

Luckas Vander Taelen23/8/2019Leestijd 7 minuten
Eric Corijn

Eric Corijn

foto © Reporters

Al meer dan veertig jaar ziet de linkse filosoof-stadsplanner Eric Corijn zijn Brussel ontwikkelen en veranderen. Luckas Vander Taelen sprak met hem over die nabije maar toch zo moeilijk grijpbare wereldstad.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Eric Corijn (72) heeft de laatste jaren naam gemaakt als een eminent kenner van Brussel en auteur van belangrijke werken waarin hij alleen of met andere wetenschappers reflecteert over de toekomst van de stad waar hij al decennialang woont. Hij lag ook mede aan de basis van creatieve denkgroepen over dat thema.

Zelfmoorddolfijn

Geboren Antwerpenaar Corijn (‘en nog steeds Antwerp-supporter’) ging biologie studeren in Gent. Hij specialiseerde in marine-biologie en kwam zo op boten terecht die mede onder toezicht stonden van het leger. Het waren de jaren van de Vietnam-oorlog, waartegen Corijn zich als student uitdrukkelijk engageerde. Hij vernam dat de Amerikanen experimenten deden met zelfmoorddolfijnen die met explosieven naar Vietnamese havens gestuurd werden.

Toen er op een dag een Amerikaans marinier in het Gentse labo opdook, was voor Corijn de maat vol. Hij maakte zijn doctoraat, dat bijna klaar was, niet af en ging filosofie studeren, bij Jaap Kruithof en Etienne Vermeersch. Hij werd politiek actief bij de Trotskistische Revolutionaire Arbeiders Liga (RAL). Zijn leermeester Ernest Mandel, voorzitter van de Vierde Internationale, vond dat het beter was dat Corijn naar Brussel zou verhuizen. Zo kwam hij daar terecht en werd hij vijf jaar lang hoofdredacteur van het weekblad Rood.

Franse culturele canon: volledige assimilatie

Corijn hield eigenlijk nooit op met studeren. Tot voorbij zijn veertigste legde hij nog jaarlijks examens af. Hij doctoreerde in Nederland en gaf zes jaar deeltijds les aan de universiteit van Tilburg. Het grootste deel van zijn carrière was hij docent aan de Vrije Universiteit Brussel (VUB).

Al die jaren heeft hij Brussel danig zien veranderen. Toen hij er in 1974 aankwam, was dat nog een Franstalige stad, waarin Vlamingen zich maar aan te passen hadden. ‘Het was jouw probleem als je geen Frans sprak,’ weet Corijn nog goed. ‘Die inspanning moest van jou komen, de omgeving deed dat niet.’ Het culturele referentiekader was volledig Franstalig. Dat er ook andere talen en culturen bestonden, werd volkomen genegeerd. Franstaligen zagen hun taal als universeel en ook als drager van hun cultuur en alles wat daar mee samenhing. ‘Het universeel karakter van een wereldtaal als het Frans maakt dat ze een open karakter heeft die een politiek-maatschappelijke identificatie ermee voor iedereen mogelijk maakt, omdat ze als het ware drager is van een cultureel canon,’ beseft Corijn, maar hij maakt er een belangrijke bedenking bij: ‘Die openheid gold en geldt natuurlijk enkel op voorwaarde van een volledige assimilatie…’

In het huidige multiculturele Brussel is het Frans niet langer de drager van één cultuur, maar een taal die eenvoudig als communicatiemiddel wordt gebruikt tussen Brusselaars met een zeer verschillende afkomst. ‘Dat is een enorme verandering tegenover vroeger,’ zegt Corijn, die het jammer vindt dat men dit in Vlaanderen te weinig beseft. ‘Als je de vijf procent Nederlandstalige gezinnen bij de vijftien procent telt waar naast het Nederlands ook een andere taal gesproken wordt, dan kom je aan twintig procent. Dat is niet weinig’. De tijd dat de Leitkultur Frans was, is reeds lang voorbij. Mengvormen zijn veel belangrijker geworden.

Zich Brusselaar voelen?

De eerste schok die de jonge Corijn  in Brussel voelde had alles te maken met de omvang van de stad; de kwantiteit. Alles was veel groter dan in Gent, de stad waar hij gestudeerd had. ‘Brussel is groter en complexer, alleen al door de 19 gemeenten. Je ontrafelt er minder gemakkelijk de codes van; in een kleinere stad heb je die sneller door. Daardoor is het minder gemakkelijk om je snel Brusselaar te voelen.’

Tijdens die eerste Brusselse jaren zocht de linkerzijde waartoe Corijn behoorde toenadering tot de Vlaamse beweging en de progressieven binnen de Volksunie. ‘De Vlaamse strijders wilden zelfbestuur, wij wilden zelfbeheer, we dachten dat daar overeenkomsten mogelijk waren.’ Maar de politieke opvattingen van de Trotskisten over een revolutionaire hervorming van de economie, met arbeidersraden, bleken mijlenver te staan van de maatschappelijke visie van de conservatieve vleugel van de Vlaamse beweging. Corijn: ‘Tijdens een betoging tegen het Egmontpact in Dilbeek, waaraan we wilden deelnemen omdat we dat pact niet democratisch vonden, werd ons door de VMO hardhandig duidelijk gemaakt dat we daar niet thuishoorden…’

Terugplooien op de eigen gemeenschap

Het Brussel waar Corijn in het begin van de zeventiger jaren woonde, had meer dan een miljoen inwoners. Op 25 jaar tijd zou dat aantal met meer dan 100.000 dalen. Liefst 300.000 Brusselaars verlieten hun stad, terwijl er 200.000 migranten bijkwamen. Die stadsvlucht, waardoor Brussel zich niet langer miljoenenstad mocht noemen, kwam er door het gunstige economische klimaat. Er was een lage werkloosheid, wat de lonen deed stijgen. Met een verhoogd inkomen, konden mensen op zoek gaan naar een beter huis in een betere wijk, in de Vlaamse rand bijvoorbeeld. De plaats van de vertrekkers werd ingenomen door geïmporteerde arbeiders; eerst uit Spanje en Italië, nadien uit Marokko en Turkije.

Bij de ingeweken Marokkanen zag Corijn een evolutie: ‘Die eerste groep kwam aan in een periode van enorme werkgelegenheid. Ze kregen allemaal een job en gingen snel op in het Brussel van toen. Veel van die eerste Marokkanen waren niet godsdienstig en stonden kritisch tegen hun land van herkomst. Maar door de crisis van de tachtiger jaren belandden velen in de werkloosheid. Werkloze vaders kregen het moeilijk hun zonen tot werken aan te zetten. Sommigen zagen als alternatief zelf met bakkerijen en slagerijen te beginnen en deden dat volgens de tradities van het thuisland. De levensstijl uit het land van herkomst werd zo geïntroduceerd in Brussel. Zo ontstonden migrantenbuurten die etnocentrisch waren en maakte de communautarisering een kans.’

Angst voor de andere

De moeilijke verhouding die Vlamingen met Brussel hebben, verklaart Corijn door de manier waarop de groei van de steden in Vlaanderen werd afgeremd. Er werd de voorkeur gegeven aan een verkaveling, ver van de industriegebieden die gemakkelijk al pendelend bereikt konden worden. In een lezing uit 2018 citeert hij Herman Van Rompuy die ooit zei dat de ‘stad de grote bewerker is geweest van de geestelijke en ruimtelijke ontworteling.’ Volgens de voormalige Europese president zou de ‘stad altijd de vijand van het menselijke zijn.’ Corijn verklaart het succes van het Vlaams Belang niet door een inherent racisme dat eigen zou zijn aan de Vlamingen, maar eerder ‘door een angst voor de andere’, wat zich in oprispingen van xenofobie uit, die minder voorkomen in grote steden waar de multiculturaliteit een gegeven is.

Corijn houdt er een radicaal andere mening over de stad op na dan Herman Van Rompuy. Volgens hem verstedelijkt de wereld en overstijgen de grote steden de naties. ‘Die traditionele natiestaat is niet meer in stand te houden,’ meent Corijn, door de groei van Europese grootsteden. ‘Steden zijn niet langer alleen plaatsen in een land met een eigen hinterland. Ze zijn ook knooppunten in grensoverschrijdende netwerken van steden,’ schreef Corijn in zijn  Een stad is geen land. Pleidooi voor de stedelijke revolutie. ‘Brussel zit nog vast in een staatsstructuur uit de 19de eeuw, terwijl de stad verveld is van een bicommunautaire Belgo-Belgische hoofdstad tot een multiculturele kleine wereldstad.’ De Brusselse instellingen zijn niet aan die evolutie aangepast, omdat ze gemaakt zijn in het licht van Belgische communautaire evenwichten. En ze beantwoorden niet meer aan de multiculturele realiteit van de stad.

Uitdeinend stedelijk gewest

De socio-economische invloed van Brussel strekt zich al tot ver buiten haar grenzen uit. De stad  is een metropool geworden met grote invloed op de kleinere steden er rond. Niet weinig jongeren werken in Brussel, maar gaan bijvoorbeeld in Mechelen wonen omdat huizen daar goedkoper zijn en je er met de trein op geen tijd bent. Net zoals een armere Afrikaanse bevolking naar Aalst getrokken is: minder duur en vlak bij Brussel. Het geplande Gewestelijk ExpresNet reikt zelfs tot bij Gent. Brussel heeft een economische uitstraling in alle richtingen errond. Die vervlechting zal er, volgens Corijn, voor zorgen dat er nooit een splitsing van dit land komt, omdat Vlaanderen zowel als Wallonië veel zouden verliezen mochten ze Brussel laten vallen.

‘In Antwerpen zegt men dat ’t stad begint in Mortsel,’ vertelt Corijn. ‘Van Brussel weet je eigenlijk niet waar het begint of eindigt.’ Corijn pleit niet voor een uitbreiding van Brussel, maar wel voor meer overleg, wat positief kan zijn voor  Brussel  én Vlaanderen. De grenzen tussen de gewesten hebben vaak als negatieve gevolg dat er niet samen wordt nagedacht over zaken van wederzijds belang. Corijn geeft het voorbeeld van distributiecentrum Brucargo naast Zaventem: ‘Als dat wordt herbouwd, zou je toch meteen moeten denken aan een spoorverbinding met Schaarbeek-Vorming. Van daaruit kan je dan goederen de stad in sturen met lichter vervoer en hoef je geen geen zware vrachtwagens naar Brussel te sturen. Zaventem, Vilvoorde en Schaarbeek zouden hierover moeten samenzitten.’

Volgens Corijn zou de minister-president van het Brussels Gewest een hecht contact moeten hebben met de burgemeesters van de steden die in de economische invloedssfeer liggen, op domeinen als mobiliteit bijvoorbeeld. Dat soort samenwerking is nodig. Want Brussel kan niet blijven opdraaien voor de stijgende lasten, zoals het vele verkeer. ‘Dan zal het onvermijdelijk worden dat er in het Brussels Gewest een stadstol geheven zal worden,’ vreest Corijn. En het is duidelijk dat als N-VA en PS iets over Brussel zouden beslissen boven de hoofden van de inwoners, dat dit tot een radicalisering van de Brusselse standpunten zou leiden.

Netwerken van buurten

De Brusselse politieke partijen zijn niet genoeg mee geëvolueerd met de veranderende stad. Zij beperken zich tot oplossingen voor lokale problemen. En de Brusselse media blijven verdeeld berichten naar Nederlandstaligen en Franstaligen. ‘De media framen zo het debat, door de stad communautair op te delen.’

De vernieuwing zal volgens Corijn van het middenveld komen. Hij pleit ervoor gebruik te maken van de druk uit die burgerbewegingen om de stad te verbeteren. De gemeentelijke schaal is achterhaald; de grenzen van de Brusselse gemeenten zijn vaak absurd en doorkruisen wijken. Als alternatief ziet Corijn een netwerk van buurten, kleinschalig en dicht bij de burger die samen een dertigtal districten zouden vormen. In afwachting van een hertekening van de stad zou het Gewest de gemeenten tot een grotere samenwerking moeten verplichten. ‘Het is toch niet meer dan logisch dat Brussel-stad samen met Etterbeek en Elsene zou gaan nadenken over de plaats van Europa en het Leopold-park inrichten als een plek voor Europese concerten bijvoorbeeld.’

Mengvormen ondersteunen

Dat Europese element vindt Corijn ondergewaardeerd. In 1958 waren er zo een 300 Europese ambtenaren, nu zijn er dat meer dan 40.000. En 120.000 die in spin-offs te maken hebben met Europa. ‘Brussel is de de facto-hoofdstad van Europa. Dat Europees project zou gevoed moeten worden, bijvoorbeeld met een belangrijk zomers evenement als een theaterfestival met de beste Europese stukken.’

Dat dit nu nog niet gebeurd is voor een groot deel te wijten aan het institutioneel feit dat het Hoofdstedelijk Gewest geen culturele initiatieven kan nemen, omdat dat gemeenschapsmaterie is. En de verantwoordelijken daarvoor, de Vlaamse Gemeenschapscommissie en zijn Franstalige tegenhanger COCOF werken haast nooit samen. Corijn: ‘Er kan enkel iets veranderen als we buiten dat bevoegdheids- en territoriumdenken durven gaan. Brussel moet dat Europees en internationaal karakter meer in de verf  zetten. Dat zou de identiteit van de stad kunnen vergroten bij een bevolking waarvan 70% buitenlandse roots hebben. Brussel is de meest diverse stad van Europa. We moeten niet naar een zuivere monocultuur streven, maar de mengvormen ondersteunen.’

 

 

Luckas Vander Taelen (1958) werkte als tv-regisseur, en was voor Groen schepen, Vlaams en Europees Parlementslid en senator.

Meer van Luckas Vander Taelen
Commentaren en reacties