JavaScript is required for this website to work.
Binnenland

Crisismanagement in coronatijden

Loopt de politiek teveel achter de wetenschappers aan?

Luc Nijs4/4/2020Leestijd 6 minuten
Crisisberaad over coronacrisis

Crisisberaad over coronacrisis

foto © Reporters

Het zou de wetenschappers sieren de beperktheid van hun kennis te laten meewegen als ze de hand van onze politici vasthouden.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

We zouden het kunnen hebben over de late reactie van de Belgische politiek, de vele dingen die bedenkelijk misliepen, de grootspraak van menig wetenschapper of politicus, en de betuttelende manier waarop met de maatschappij wordt omgegaan in deze wild om zich heengrijpende crisis. Dat gaan we niet doen. Het verandert toch niets aan de gang der dingen.

Toch zijn er een aantal dingen die wel het fileren waard zijn, nu we van de ene collectieve hysterie (klimaat) in de andere zijn gesukkeld.

Wetenschap is geen beleid

Je moet er van achter je oren krabben, telkens je merkt in welke mate de gezagsdragers achter de wetenschappers aanlopen. Die laatste groep, die duidelijk behoefte heeft aan zelfprofilering, verkoopt haar inzichten als ‘harde’ kennis met vaak profetische dimensies. Nu ben ik gelukkig geen viroloog of biostatisticus (en dat wil ik ook graag zo houden), maar ik weet als geen ander iets over risico, probabiliteitsleer, modelering, zwarte en witte zwanen en het riante misbruik dat sommigen er intellectueel — al dan niet intentioneel — van maken.

Het zou de wetenschappers sieren de beperktheid van hun kennis op deze punten te laten meewegen als ze het handje van onze politici vasthouden wanneer die het beleid uitschrijven. En het zou de politici sieren zelf wat harder na te denken, als dat tot de mogelijkheden behoort, en te beseffen wat de relatieve inzichten van de wetenschap zijn, en hoe wetenschap geen beleid is. In de transitie van wetenschap naar beleid spelen velen factoren: algemeen belang, individueel belang, economisch belang, volksgezondheid, volgtijdelijkheid etc. Het louter nalopen van de wetenschap in het formuleren van beleid is lachwekkend, niet omwille van de bijdrage die de wetenschap kan en moet leveren in deze kwestie, maar omwille van het niet zien van de beperktheid van wetenschap in het formuleren van beleid dat een breder domein betreft dan het wetenschappelijke actieveld.

MIT

Wetenschappers louter achternalopen doe je enkel als je je nadien erachter wil verbergen wanneer de dingen niet uitpakken zoals bedoeld en je een paraplu moet opentrekken. Of is men vergeten dat voor lange tijd corona niet meer was dan een griepje, en prof. Van Ranst er maar lullig bij zat toen hem eerder deze week voor de voeten gegooid werd dat een studie van het MIT uitwees dan 1,5 meter als maatstaf voor social distancing ruim onvoldoende bleek.

Hij kwam niet verder dan dat ze het zouden meenemen in de commissie. En die grafiek met de afvlakkende curve die iedere keer weer op tafel komt, is niet meer dan eerstejaarsstatistiek. Ik hoop dat men contact heeft met Japan, Zuid-Korea en Hong Kong, die duidelijk geleerd hebben uit de SARS-epidemie, en men ook luistert. De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) loopt er ook maar wat kakelend en dataverzamelend bij, zonder echte bijdrage.

Een wetenschapper is een expert (en gesubsidieerde ambtenaar) en dus uitermate ongeschikt om in functie van het algemeen belang te handelen, al was het maar wegens zijn ééndimensionele focus, iets wat het wetenschappelijke bedrijf uitermate heeft aangemoedigd de afgelopen decennia. Hij kan en mag dus niet alleen aan de knoppen draaien wanneer het kwesties van algemeen belang betreft.

Geen dichotomie tussen economie en volksgezondheid

Ik werd, net zoals velen in de economisch-financiële sector, de laatste weken uitgemaakt voor ‘gevoelloze zielige loser’ toen ik erop wees dat er wat meer oog zou mogen zijn voor de proportionaliteit van de genomen maatregelen. Op een leven staat geen bedrag (economisch gezien wel, maar over het bedrag is men het oneens), maar dat betekent niet dat disproportionele maatregelen te rechtvaardigen zijn vanuit het oogpunt van de uniciteit van elk leven. De proportionaliteitsvraag gaat over de vraag wat de economische schade, opgelopen door allerlei maatregelen en financiële stimuli die de overheid voorziet, mag zijn voor iedere dode die vermeden kan worden. Dat is geen ja/nee vraag, maar wel een die volgtijdelijk andere antwoorden kan genereren, zo oordeelde ook het IMF op vrijdag.

De focus op het aantal vermeden doden staat overigens los van het vraagtuk van de doelmatigheid van de genomen beslissingen: uitkering bij (het vlot) inroepen van tijdelijke werkloosheid, premies voor winkels en zelfstandigen die dienen te sluiten en zelfs voor zij die open blijven, maar een bepaalde mate van verlies lijden, en banken die verplicht worden een behoorlijk deel van de risicocurve van de noodkredieten op de balans te dragen, terwijl bijna de helft van de hypotheekleningen in aanmerking komt voor uitstel van betaling. Om nog maar te zwijgen van de garantiestellingen door de overheid. Het Bruegel instituut zette de cijfers even op een rij en geen Europees land heeft een pakket minder dan 15% van het BNP. Daarbij wordt nauwelijks het onderscheid gemaakt tussen ‘disaster relief’ en ‘fiscal stimulus’, iets wat Krugman gelukkig wel doet.

Twijfel

Volgens gezondheidseconoom Annemans zijn de mensen die de proportionaliteitsvraag durven stellen non-believers. Het twijfelende, zwalpende en haperende antwoord op die proportionaliteitsvraag door Lieven Annemans in De Afspraak afgelopen dinsdag is dodelijk voor een beleidsmaker. Het wekt de indruk dat we (ongeveer) kunnen zeggen hoeveel doden we uitsparen of economische schade veroorzaken/vermijden door nog 1 dag, 2 dagen of 1 of 2 weken te wachten met een beslissing om het discretionaire deel van de economie geheel of gedeeltelijk terug op gang te trekken. Twijfel is dan misschien de motor van de wetenschap, helpen doet het in deze omstandigheden niet.

Het getwijfel staat haaks op de principes van leiderschap: I might be wrong but I will never be in doubt. Er bestaat op dat punt geen sympathieke trade-off zoals Annemans probeerde uit te leggen. Beslissingen niet nemen in de hoop dat je morgen iets meer weet, is de grootste illusie van modern management, namelijk dat je fundamentele beslissingen neemt op basis van incrementele info. Een ophokplicht levert overigens ook haar eigen portie gezondheidskosten op (angst, depressie omwille van isolatie, werkloosheid…). Het verschil in levensverwachting tussen mensen met een modaal inkomen en een vervanginkomen is 10 jaar. Dat maal een aantal jaren recessie en je hebt zo 1.000.000 vernietigde levensjaren. Breder kijken is dus de boodschap.

Twijfelen levert dus geen leiderschap op maar technocratische bureaucratie. Dat zijn twee totaal verschillende dingen. En dat terwijl er via Zaventem tot heden mensen aankomen die niet in verplichte quarantaine worden gesteld. De cijfers zijn zo onzeker dat de kwalificatie ‘bij elkaar verzonnen’ zich opdringt. Soms is het beter te werken met het begrip ‘we weten het niet’.

Crisismanagement is anticiperen

Of deze crisis vermeden had kunnen worden weet ik niet. Wat ik wel weet is dat wetenschappers bijna twee decennia geleden al voorstelden om voor de SARS-familie aan virussen een groep van vaccins te ontwikkelen. Dat werd toen afgeschoten wegens te duur. De kost wereldwijd zal nu een factor oneindig zijn. Crisismanagement is eerder simpel: je stuurt op incrementele info die iedere dag opnieuw binnenkomt.  Beslissingen neem je op basis van fundamentele info, niet op basis van incrementele info. De capaciteit om een crisis te bezweren zegt niets over de capaciteiten die je hebt, maar over de mogelijkheid om crisissen te vermijden en direct (bereid zijn) te reageren indien nodig.

Vergelijk het met het Amerikaanse en Russisiche leger. Ondanks het feit dat dat de Amerikaanse budgetten voor defensie talloze malen groter zijn dan de Russische, krijgen de Russen evenveel voor elkaar indien nodig, desnoods meer. Het verschil zit hem in de bereidheid snel, kordaat en hard te reageren. Het budget is een minimaal element in termen van het eindresultaat. Dat brengt ons bij de staat en de middelen die hij bij elkaar harkt en wat die zeggen over de mogelijkheid om efficiënt en effectief op te treden.

Een sterke staat is geen opgeblazen staat

De media toeteren momenteel rijkelijk bij de slagkracht van de overheid, het gerechtvaardigde uitdijen van de zorgsector, het tijdelijk nationaliseren van de economie, en het zwaar inperken van fundamentele vrijheden. Etatisme is terug in al zijn glorie. Er wordt al rijkelijk gespeculeerd, meestal zeer oppervlakkig over hoe die chaos financieel zal moeten worden gefinancierd en nadien terugbetaald. Slagvaardigheid en effectiviteit staan evenwel in geen relatie tot de grootheid van de overheid. Alle landen die het ‘beter’ doen in deze crisis zijn allemaal landen met een overheid die (aanzienlijk) kleiner is (+/- 30% van het BNP) dan in België of het Europees gemiddelde. Helaas voor de etatisten onder ons.

Een vraagstuk dat straks op tafel zal liggen is de vraag wie de rekening van dit alles zal oppikken. Het wat simpele antwoord is ‘wij allen’. De vraag die blijft is ‘wie is wij’? Het antwoord daarop zal zware druk leggen op het solidariteitsprincipe. Mede gelet op het feit dat het proportionaliteitsvraagstuk vooruit geschoven werd, het werkende deel van het land bijdraagt aan het deel dat in tijdelijke werkloosheid vertoeft en het feit dat solidariteit in dit land verworden is tot schreeuwerig en hypocriet opleggen van plichten aan de ander zonder enige notie van wederkerigheid of plichten.

Die druk op het solidariteitsprincipe bestaat ook omdat iedere crisis herverdelende effecten heeft. De gezondheidskosten zullen aanzienlijk zijn. Die vallen in grote mate bij de senioren. De gemiddelde leeftijd bedraagt 80 jaar, waarvan 70% man, en in 97% van de gevallen is er sprake van een onderliggende medische aandoening. Beleidsmakers zullen ernstig moeten nadenken of ze de kost van deze crisis gelijkmatig willen verdelenof dat een assymetrische neerslag van de kost nodig is. Met kosten die kunnen oplopen tot 60 miljard euro of hoger, zullen de gewone denkpatronen niet meer volstaan. Bijzondere pijnpunten die aandacht verdienen in dat kader: verdeling tussen actieven en passieven, verdeling tussen generaties en verdeling tussen de factor kapitaal en arbeid.

Naar de horizon kijken

Laat ik me hier beperken tot het maken van de volgende vergelijking. Welke staat wil je? Een staat zich gedraagt als een ‘investeerder’, die zijn einddoelen bepaalt op basis van fundamentele info en tactisch bijstuurt indien nodig, maar trouw blijft aan zijn lange-termijn doelstellingen? Of wil je een overheid die zich gedraagt als een beurshandelaar, en die meesurft op iedere golf, zonder te weten waar hij of zij zal eindigen? Die handelt op incrementele info en zich gedraagt naar de wind die hem naar zijn beoogde doelstellingen zal leiden? En dat ook zo verkoopt aan zijn burgers.

Deze crisis, als ze al iets toont, laat een extreem gebrek aan leiderschap zien, dat we lijken te hebben vervangen door technocratisch (mis)management. Maarten Boudry schreef vorig weekend in Knack :‘[d]it is de paradox: hoe beter we erin slagen om deze pandemie te bedwingen, hoe minder we eruit zullen leren’. Ik zou dat lichtjes willen herformuleren: Ongeacht hoe we hier uitkomen, we zullen er niet te veel van leren. Mede dankzij de mainstream media.

Luc Nijs is de bestuursvoorzitter en CEO van investeringsmaatschappij The Talitha Group en doceerde o.a. ‘Internationale kapitaalmarkten’ en ‘Bedrijfsfinanciering en -waardering’ aan de universiteiten van Leiden, Riga en Madrid. Hij is de auteur van een reeks boeken inzake internationale financiën, kapitaalmarkten, schaduwbankieren en aanverwante onderwerpen.

Commentaren en reacties