Allerzielen
foto © Belga Image
Voor de dierbaren die gestorven zijn komen nieuwe dierbaren in de plaats, onmerkbaar en geruisloos.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementHet was valavond toen ik naar buiten ging om een wandeling te maken. Zijn er tijden van het jaar, momenten van het leven die sterker uitnodigen tot weemoed dan het vermaledijde Halloween, de vooravond van Allerheiligen, waarna allerzielen komt?
De herfstkleuren van de bomen betoverden de straten, discreet en woordeloos. Verder was er enkel stilstand, zuivere afwezigheid.
Toen kwam het moment waarover ik wil schrijven. Het moment waarop ik haar huis aan de bosrand passeerde, het huis van een verre buurvrouw – in een dorp zijn de meeste mensen buren – die, terwijl de portieren openstonden, de binnenruiten van haar auto schoonmaakte. Daarbij klonk niet overdreven luid maar evenmin al te zeer ingehouden muziek die haar barmhartig bijstand verleende bij het monotone werk. Meer bepaald weerklonk ‘Aline’, een hit uit mijn jeugd, gezongen door de inmiddels dode Christophe (1945-2020). Et j’ai crié, crié, Aline, pour qu’elle revienne.
Ik vertraagde mijn pas zonder stil te staan. Opeens besefte ik dat het lied tweemaal werd gezongen. Door Christophe, zeer zeker. Maar zijn stem was vermengd met die van mijn buurvrouw, een altijd opgewekte dame van midden de dertig. Ik hoorde duidelijk haar stem, die met die van Christophe samenvloeide en er tegelijk duidelijk van te onderscheiden viel. Et j’ai pleuré, pleuré, oh, j’avais trop de peine.
Pathos
Terwijl ze zong en ruiten schoonmaakte stond ze met haar rug naar mij gekeerd, zodat ik onmerkbaar voorbij kon stappen zonder haar te groeten, wat ik steevast doe en wat de wellevendheid me misschien oplegde maar het tafereel zou afbreken waar ik in stilte van genoot. De buurvrouw had een minder geschoolde stem dan Christophe, de dode zanger. Toch hield ze aardig toon, ze legde in haar zang een lichte aarzeling die het oorspronkelijke nummer in zijn overdreven pathos miste. Ze maakte het mooier.
Allerheiligen, Allerzielen. Een moment om te denken aan allen die gestorven zijn. Dat zijn er veel. De meeste mensen die leefden toen ik in de herfst van 1956 geboren werd, zijn inmiddels doodgegaan. Ondertussen zijn er veel nieuwe bijgekomen, die de vroegere nooit één op één vervangen: de ene mens komt niet in de plaats van de andere, neen, zo wreed is het leven niet. De vervanging is minder persoonlijk, minder direct, minder hard en minder klievend. Maar ze geschiedt. Mensen die we vroeger hebben gekend, gingen dood. Ook als we aan hen blijven denken, doen we dat soms niet zo vaak als we dachten dat we zouden doen, wat hen niet minder dierbaar maakt, terwijl tegelijk het gemis ruimte schept voor nieuwe mensen in ons leven.
Voor de dierbaren die gestorven zijn komen nieuwe dierbaren in de plaats, onmerkbaar en geruisloos. Mensen van wie we vroeger het bestaan niet kenden, soms omdat ze nog niet bestonden, maar die we, mochten ze sterven, even hevig zouden missen als de geliefden die al gestorven zijn.
Nieuwe mensen delen veel met oude, hun onuitgesproken dromen, hun verstilde gedachten, hun gevoelens van vreugde, hun plotseling opwellend verdriet.
Misschien ontmoeten de mensen van vroeger en die van nu elkaar ergens, ooit, voorbij de dood die hen vandaag scheidt maar die hen op een bepaald moment weer dichter bij elkaar zal brengen. De dood die dan misschien wordt overwonnen.
Eigenheid
Dat alles flitste door mijn hoofd terwijl ik de buurvrouw die me niet zag zo argeloos hoorde zingen. Ik voelde de vreemde verbondenheid tussen de schaamteloos romantische stem van de dode Christophe en de hare, die zonder nadruk en zonder nadenken de woorden zong die ze beslist al jaren uit het hoofd kende. Je me suis assis auprès de son âme/ Mais la belle dame s’était enfuie.
Misschien helpt de [valavond ons om helder te zien. Hoe contouren, beelden, geluiden die van elkaar los lijken te staan, dat minder doen dan we denken. Hoe stemmen uit andere tijden versmelten met nieuwe, terwijl ze tegelijk hun eigenheid behouden. Hoe de dood mensen van elkaar lijkt af te snijden en hen niettemin in woorden en klanken weer verenigt, op verwachte, vaker nog op onverwachte momenten.
En hoe de dood misschien minder eeuwig is dan we vermoeden. Ze is allerminst banaal. Terecht ervaren we haar als een pijnlijke breuk, een onverbiddelijk eindpunt, een grens.
Maar soms durven we te vermoeden, te hopen, te zien, vaak heel even maar, dat ook zij haar grenzen heeft.
Rif Torfs is Belgisch hoogleraar emeritus aan de KU Leuven, kerkjurist, oud-rector van de KUL, bekend mediafiguur, voormalig christendemocratisch politicus en bekende twitteraar.
Gent is een prachtige stad, ik onthoud haar mijn liefde niet. Maar het is de hare die mij angst inboezemt, precies omdat ze elementaire redelijkheid niet aanvult maar vervangt.
Waterramp in Spanje gebeurde in gebied waar meer dan 50 dammen gesloopt zijn.