JavaScript is required for this website to work.
Multicultuur & samenleven

De bom die Adolf Hitler niet mocht doden?

Een eigenzinnige kijk op de aanslag van 20 juli 1944

Dirk Rochtus17/7/2014Leestijd 5 minuten

Een beklijvende datum, die 20 juli. De bom die dag op dag 70 jaar geleden ontplofte, moest de wereld van Adolf Hitler bevrijden. Of toch niet? Een eigenzinnig academicus liet een ander geluid horen.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Over de aanslag tegen Hitler op 20 juli 1944 zijn al hele bibliotheken volgeschreven en verschillende films gemaakt. De laatste was ‘Valkyrie’ (2008) met Tom Cruise in de hoofdrol als Claus Schenk Graf von Stauffenberg, de officier die de aanslag uitvoerde. De weergave van de feiten in hun volle omvang zou ons hier te ver voeren; wat ons hier interesseert, is de visie van de academicus Dietrich Schmidt-Hackenberger (1925-2010) die haaks staat op de officiële versie en daarom als vloeken in de kerk geldt.

Bevrijding

Jaarlijks herdenkt de Bondsrepubliek Duitsland de mannen van de ’20. Juli’ die hun leven hebben opgeofferd om het Duitse volk en de rest van de wereld te bevrijden van Adolf Hitler en zijn regime. Er zijn verschillende aanslagen gepleegd op Hitler, maar die van 20 juli 1944 kwam het dichtst bij het verhoopte doel, de eliminatie van de dictator. Naarmate de oorlog uitzichtlozer werd en er meer en meer details in Duitsland bekend geraakten over de gruweldaden van de nazi’s in de bezette gebieden, groeide het binnenlandse verzet. Studenten zoals Sophie en Hans Scholl en hun vrienden van ‘Die Weiße Rose’ verspreidden in München clandestien pamfletten tegen het naziregime. Daarvoor moesten hun koppen in 1943 rollen na een schijnproces. De verzetsdaden van enkele moedige Duitse burgers waren slechts speldenprikken. Een aantal officieren besloot daarom na de verpletterende nederlaag van het Zesde Leger in Stalingrad in januari 1943 niet alleen Hitler uit de weg te ruimen, maar ook het hele regime van de kaart te vegen. De weg naar de bevrijding liep dus over het lijk van Hitler. Een eenvoudige beslissing was dat niet voor officieren die opgeleid waren in de geest van eer en trouw. Hitler was zo sluw geweest om elke Duitse soldaat en elke Duitse officier een eed van trouw aan hem als ‘Führer’ en opperste bevelhebber van het leger te laten zweren. Zo’n eed breek je niet zomaar als plichtsbewuste Duitse officier of soldaat. De stap zetten in de richting van het plegen van een dodelijke aanslag op de ‘Führer’ zou de officieren in kwestie dan ook heel zwaar vallen. Maar de tijd drong. Met elke dag die verstreek zonder dat er actie werd ondernomen tegen de dictator, verzonk Duitsland verder in puin, stapelden de misdaden van de nazi’s zich verder op. Samen met hooggeplaatste ambtenaren werkten officieren zoals majoor-generaal Henning von Tresckow (1901-1944) plannen uit om Hitler te vermoorden en een nieuwe antinazistische regering te installeren die van Duitsland moest redden wat er nog te redden viel. Gemakkelijk zou dat laatste niet zijn. De geallieerden hadden op de Conferentie van Casablanca in januari 1943 besloten dat het Duitse Rijk onvoorwaardelijk moest capituleren. Wie er ook aan het roer stond, Duitsland moest niet afkomen met eisen of voorwaarden.

Kans

Na verschillende mislukte of in de kiem gesmoorde aanslagen zou de 37-jarige kolonel Claus Graf von Stauffenberg zijn kans moeten wagen. Als deelnemer aan de Lagebesprechungen (besprekingen van de militaire toestand) in de zwaar bewaakte Wolfsschanze van de Führer bij Rastenburg in Oost-Pruisen (vandaag het Poolse Ketrzyn) kwam hij fysiek het dichtst bij Hitler en was hij dus de aangewezen persoon om een aanslag uit te voeren. De bedoeling was dat na de dood van de dictator de samenzweerders vanuit het Bendlerblock in Berlijn het Ersatzleger (reserveleger) in gang zouden zetten – in wat Operation Walküre heette – om na de ontstane chaos de kopstukken van de nazipartij en de SS te arresteren. Dan zou de weg vrij zijn voor een antinazistische regering.

Twijfel

De film ‘Valkyrie’ verhaalt de gebeurtenissen van 20 juli 1944, de dag waarop Stauffenberg een bom tot explosie bracht in de Wolfsschanze. De Hollywoodproductie houdt zich trouw aan de officiële versie van de gebeurtenissen, waarbij ze bovendien de rol van Stauffenberg als tragische held dik in de verf zet. En niemand trekt ze in twijfel, behalve de socioloog Dietrich Schmidt-Hackenberg (1925-2010). We nemen enkele gebeurtenissen van die 20ste juli onder de loep, ‘details’ die de onderzoeker in kwestie deden twijfelen aan de officiële waarheid. Het was zijn overtuiging, – en hier wordt het brisant –, dat Stauffenberg helemaal niet de bedoeling zou hebben gehad om Hitler te doden. De aanslag zou bedoeld zijn als signaal, als een symbolische daad om de wereld ervan bewust te maken dat er nog een beter Duitsland bestond.

Ineenstorting

In de film zien we hoe Stauffenberg samen met zijn adjudant luitenant-kolonel Werner von Haeften in de vroege ochtend van 20 juli 1944 vanuit Berlijn naar Rastenburg vliegt. In zijn aktentas bevinden zich twee pakjes van elk een kilo springstof. In werkelijkheid werden beide nog begeleid door majoor-generaal Hellmuth Stieff, chef van de ‚Organisationsabteilung im Oberkommando des Heeres’. Stieff behoorde tot de verzetsbeweging, maar vreesde dat de dood van Hitler tot een totale chaos en dus ineenstorting van het front zou leiden. Hij zou daarom ingepraat hebben op Stauffenberg en Haeften om Hitler toch niet uit de weg te ruimen. Na hun landing zouden Haeften en Stieff zich even hebben afgezonderd van Stauffenberg. De Kriminalpolizei (recherchepolitie) vermoedde bij haar onderzoek na de aanslag dat Haeften slechts de helft van de springstof in de aktentas zou hebben gelaten.

Dilettant

In de film zien we verder ook hoe Stauffenberg zich afzondert om een proper hemd aan te trekken en ondertussen de twee pakjes springstof wil ontsteken. Omdat er op de deur wordt geklopt met de vraag of hij zich niet kan haasten naar de Lagebesprechung met de ‚Führer’, wordt hij zenuwachtig en slaagt er slechts in één van de twee pakjes te ontsteken (dan duurt het nog tien minuten vooraleer het zou ontploffen). Het andere pakje steekt Stauffenberg weg en zal hij later in het woud weggooien, terwijl hij zich terug naar het vliegtuig rept. Vele historici vragen zich af waarom Stauffenberg niet ook het tweede, niet in ontsteking gebrachte pakje in de aktentas heeft gestoken. Het tweede pakje zou mee geëxplodeerd zijn en Hitler en alle aanwezigen bij de bespeking hebben gedood. De beroemde journalist en historicus Joachim Fest vond het een ‚schwer begreifliche Unterlassung’ (een moeilijk te begrijpen verzuim). Maar wat als het helemaal geen verzuim was? Stauffenberg had bij de Reichswehr (het Duitse leger tijdens de Republiek van Weimar 1919-1933) een speciale opleiding voor de omgang met springstoffen gevolgd. Waarom zou hij dan als een ‚Stümper’ of dilettant hebben gehandeld, vraagt Schmidt-Hackenberger zich af. Als Stauffenberg daarentegen met een halve lading de dictator had willen doden, had hij de aktentas gewoon dichtbij de uitgang, schuin rechts achter Hitler, kunnen plaatsen. Volgens Schmidt-Hackenberger had niemand dat de oorlogsinvalide Stauffenberg kwalijk genomen.

Martelaar

Waarom mocht Hitler dan niet omkomen bij de bomaanslag in de versie van Schmidt-Hackenberger? De academicus vermoedt dat de samenzweerders het ontluiken van een nieuwe ‘dolkstootlegende’ wilden vermijden (zoals in 1918, toen de legende verbreid werd dat het Duitse leger nog moedig had kunnen verder vechten indien het niet in de rug was gevallen door de ‘binnenlandse vijanden’, de joden en de linkse politici). Een dode Hitler zou tot een martelaar uitgegroeid zijn, moeten de samenzweerders van de 20ste juli volgens Schmidt-Hackenberger hebben gedacht. Bovendien zou de capitulatie van Duitsland toch ‘onvoorwaardelijk’ geweest zijn, om het even of Hitler nu de plak zwaaide of een antinazistische regering de macht had overgenomen. De visie van Schmidt-Hackenberger lijkt wel bevestigd te worden door de woorden van Henning von Tresckow:

“Das Attentat muss erfolgen, coûte que coûte. Sollte es nicht gelingen, so muss trotzdem in Berlin gehandelt werden. Denn es kommt nicht mehr auf den praktischen Zweck an, sondern darauf, dass die deutsche Widerstandsbewegung vor der Welt und vor der Geschichte unter Einsatz des Lebens den entscheidenden Wurf gewagt hat. Alles andere ist daneben gleichgültig.” (De aanslag moet plaatsvinden, coûte que coûte. Zou hij niet lukken, moet er desondanks gehandeld worden. Want het komt niet meer op het praktische doel aan, maar daarop dat het Duitse verzet in het aanschijn van de hele wereld en de geschiedenis onder inzet van het eigen leven de beslissende worp heeft gedaan. Al de rest speelt daarnaast geen rol.)

‘Absurd’

Het spreekt vanzelf dat de visie van Schmidt-Hackenberger niet op veel enthousiasme werd onthaald in het hedendaagse Duitsland. Het boek van de socioloog over de ’20ste juli’ werd niet ernstig genomen. Toen er toch een welwillende recensie verscheen in ‘Die Zeit’, kwam Marion Gräfin Dönhoff, de beroemde publiciste en toenmalige uitgeefster van de weekkrant, tussenbei en noemde de stellingen van Schmidt-Hackenberger ‘absurd’. Het kan zijn dat Schmidt-Hackenberger zich heeft vergist, maar dissidente opvattingen moeten ten allen tijde verwoord kunnen worden. Ze moeten ons wakker houden, onze geest scherpen. De wetenschap heeft luizen in de pels nodig zoals een Schmidt-Hackenberger, niet mensen die onmiddellijk alles voor klinkende munt aannemen.

Foto (c) Reporters

Informatie:

http://www.stiftung-20-juli-1944.de/

http://www.weisse-rose-stiftung.de/

http://www.zeit.de/1996/30/Ein_symbolisches_Attentat_

http://www.doorbraak.be/nl/nieuws/het-bizarre-spel-van-stalin-met-zijn-krijgsgevangenen

Dirk Rochtus (1961) is hoofddocent internationale politiek en Duitse geschiedenis aan de KU Leuven/Campus Antwerpen. Hij is voorzitter van het Archief en Documentatiecentrum voor het Vlaams-nationalisme (ADVN). Zijn onderzoek gaat vooral over Duitsland, Turkije, en vraagstukken van nationalisme.

Commentaren en reacties