JavaScript is required for this website to work.
post

De digitale heffing: de nieuwe inkomstenmachine?

De tragedie van een aangekondigd kort leven

Luc Nijs27/10/2019Leestijd 5 minuten

foto © NASA / Unsplash

Heffingen op basis van inwonerschap is niet meer van deze digitale tijd, maar de voorgestelde digitaks belooft ook niet veel goeds

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Het rommelt al een tijdje in ‘Big Tech’. Problemen qua privacy, datahacks en natuurlijk optimale belastingplanning. Vooral dat laatste is een doorn in het oog van Westerse en niet zo Westerse mogendheden. Beiden zijn altijd naarstig op zoek naar nieuwe inkomsten om de vorige put te dempen. De belastingvrije techneuten van de OESO hebben recent danp ook een nieuw voorstel gelanceerd omtrent een nieuw modellen van ‘digitaks’ voor de nieuwe economie. Dat geldt voor iedereen behalve zij zelf wel te verstaan.

Fiscaliteit als pijpleidingensysteem

Belasting heffen is een voorrecht van staten waarop ze zo weinig mogelijk inboeten. De buitengrens van dat recht is het recht van een andere staat om te heffen. Het centrale concept is dan ook een nationaal belastingsysteem dat bepaalt wat belast wordt en wat niet. Om er voor te zorgen dat die interactie tussen verschillende belastingssystemen van verschillende landen een beetje ordelijk gebeurt bij international transacties, heeft de OESO lang geleden een standaardverdrag opgesteld. Zo’n verdrag, meestal gesloten tussen 2 staten, heft geen eigen belasting maar geeft aan welke inkomsten aan welke staat toegewezen worden en hoe een eventueel conflict (dubbele belasting of geen belasting) opgelost dienen te worden.

Het probleem is dat een verdrag een onderhandelde tekst is op basis van de sterkte van elk van de betrokken landen en dat elk verdrag daar dus een weerspiegeling van is. Daardoor lijken de verdragen wel wat op elkaar, maar zijn ze nooit echt identiek. Kleine landen delven het onderspit tegenover grote en ontwikkelende landen tegenover ontwikkelde landen. Een verder probleem is dat de meeste grote landen hun eigen modelverdrag hebben ontwikkeld waarin hun wensenlijstje al verwerkt zit, en dat ze gebruiken bij onderhandelingen. Het resultaat is dat de internationale fiscaliteit een stinkend en lekkend systeem van pijpleidingen is, waarbij misbruik en/of planning aan de orde van de dag is.

Inwonerschap als centraal aanknopingspunt

Zowel voor natuurlijke personen en rechtspersonen is het basisprincipe dat het inwonerschap leidend is voor de heffing. Heffing in of door de bronstaat is dus enkel mogelijk indien (1) de persoon aanzienlijke aanwezigheid heeft in de andere staat, en/of (2) het verdrag beperkte bronheffing toekent aan de bronstaat. Daar begint het dus te wringen.

In een 20ste-eeuwse economie werkte dat redelijk goed — met de nadruk op ‘redelijk’, want deze verdragen zijn altijd een bron van interpretatieproblemen geweest en gebleven. Maar in een 21ste-eeuwse digitale economie — waarbij aanwezigheid in andere landen geen voorwaarde meer is om zaken te doen in die landen — valt het kaartenhuisje in elkaar. Technologiebedrijven drijven handel over de hele wereld zonder fysieke aanwezigheid in die landen. Vroeger gebeurde dat nog met lokale servers, die dan eventueel een lokale heffing rechtvaardigden, maar zelfs dat is tegenwoordig niet meer nodig.

En dus vallen die inkomsten volledig in de belastingheffing, ook als dat bedrijf of vennootschap gevestigd is in een land met milde of zeer milde belastingvoorwaarden. Dat is een doorn in het oog van immer geldhongerige overheden. Maar geen wet is overtreden. Ik simplifieer hier wat om het verhaal niet in techniek vast te laten rijden. Wie er toch even fors wil induiken kan vb. hier (pdf) terecht.

De digitale heffing

Maar er moest dus een oplossing komen voor deze nieuwe realiteit. En dus kwam de OESO als belastingvrije technocratenclub na lange omzwervingen met het idee een digitale heffing in te schrijven met als nieuw aanknopingspunt ‘omzet’ (in plaats van fysieke aanwezigheid). Als je omzet draait in een land — bijvoorbeeld door het verkopen van advertenties of het online verkopen van goederen of diensten — loop je tegen deze heffing aan. Het betreft hier dus digitale businessmodellen, maar ook klantgerichte bedrijven die online handel drijven in goederen of diensten.

Hoe de winst verdeeld dient te worden tussen gastland en thuisland van het bedrijf is onderwerp van een eerder ingewikkelde drietrapsraket, die op magische wijze zou moeten leiden tot een evenwichtige belastingverdeling tussen beide landen. De consultatieperiode van dit voorstel loopt in november af en men heeft, althans bij de OESO zelf, de indruk dat men ergens in 2020 kan landen met het hele project.

Wilgroei en structurele onduidelijkheid

Dit gaat nog lachen worden, en wel om twee redenen. Ten eerste is het, op basis van het voorstel, volledig onduidelijk hoe deze ‘omzet’-regel zich verhoudt tot de bestaande regels ingeschreven in de bestaande verdragen waar inwonerschap centraal staat. Dienen die allemaal heronderhandeld te worden? Laat je een digitale heffing bestaan los van de bestaande verdragen, betekent dat een kruidvat van permanent conflict. De drietrapsrakket waarbij de winst van de digitale handel verdeeld gaat worden is een ‘principemodel’ met richtlijnen. Hoe de individuele lidstaten en belastingdiensten er mee zullen omgaan en die principes invullen is onduidelijk. Wat minder onduidelijk is is dat er (aanzienlijke) variatie zal zijn qua invulling en interpretatie van het nieuwe basisprincipe en het een kwestie van tijd is vooraleer een land er een businessmodel in ziet en er bedrijven en hun activiteiten mee zal aantrekken. Het is dus een nieuw blik van belastingplanning dat hiermee wordt opengetrokken, terwijl men daar nu vanaf wil.

Voor sommigen gaat het allemaal wat te langzaam, zeker nadat het EU-voorstel (pdf) op dat punt in 2018 werd afgeschoten. Een aantal landen hebben dus reeds een eigen digitaks ingevoerd. Zo voerde Italië een digitale heffing in op allerlei digitale diensten a rato van 3% van omzet. Frankrijk deed ongeveer hetzelfde qua object en tarief, maar dan met terugwerkende kracht tot begin dit jaar. Oostenrijk introduceerde recent een 5% heffing op digitale advertentieverkopen in hun land. Zowel belastingobject als -tarief wijken af van elkaar en ook van wat de OESO in gedachten heeft. Merkwaardig ook is dat in elk van de voorbereidende documenten te lezen valt dat met hiermee vooral niet-lokale (i.e. internationale) bedrijven zal raken. Dat geeft het het cachet van een alternatieve handelsoorlog.

Is dit eigenlijk allemaal wel zo’n goed idee?

Buiten het feit dat de EU denkt dat er +/- 5 miljard opbrengsten per jaar mee op te halen valt — wat bescheiden is voor een EU-brede heffing — liggen er andere problemen op de loer. Een heffing op omzet negeert het onderliggende principe van ‘heffing naar draagkracht’ in het belastingrecht waarbij winst als aanknopingsfactor wordt gebruikt. Het precies afbakenen van de getroffen digitale diensten wordt een huzarenstukje op zich waarbij arbitrage realistisch is

Kleine techbedrijven zouden zijn vrijgesteld, wat tot marktdistortie kan en zal leiden. In ieder geval tot een beperkte ambitie tot consolidatie in de sector. Ook biedt het weinig soelaas voor kleine, vaak ontwikkelende landen die op deze basis relatief weinig inkomsten zullen kunnen genereren. Ook niet te vergeten: om tot deze heffing te komen zal men dus in de user data  van deze bedrijven moeten kijken. Niet op brede geanonimiseerd basis, maar in concreto en op individuele basis klanten toewijzen per land om zo de belastingheffing te berekenen. Dat lijkt dan weer zich lastig te verhouden met allerlei privacy-aspecten. En de heffing zal uiteindelijk doorsijpelen naar de eindverbruiker.

Huichelarij

Zoals vaak in dit soort van kwesties werken deze ingrepen alleen maar als ze onderdeel zijn van een groter holistisch ingrijpen in het gehele (ook nationale) belastingsysteem. Anders krijg je van die fiscale koterijen zoals we er in België al voldoende hebben. Het plan zoals het nu ligt is ‘actie-reactie’-wetgeving en geen ‘root-cause’-oplossing. Hoe merkwaardig is het dat dezelfde landen die nu pleiten voor een digitaks dezelfde landen zijn die de afgelopen 20 jaar hun tarief in de vennootschapsbelasting tot ongekende laagtes hebben laten dalen om internationaal fiscaal aantrekkelijk te zijn voor buitenlandse bedrijven ten nadele van andere landen. Daarbij hebben ze intentioneel hun eigen vennootschapsbelastingopbrengsten structureel geërodeerd. Huichelarij kent zijn beschamende hoogtes in de wereld van de internationale publieke financiën en de wereld van de moderne (en niet zo moderne) politicus.

Luc Nijs is de bestuursvoorzitter en CEO van investeringsmaatschappij The Talitha Group en doceerde o.a. ‘Internationale kapitaalmarkten’ en ‘Bedrijfsfinanciering en -waardering’ aan de universiteiten van Leiden, Riga en Madrid. Hij is de auteur van een reeks boeken inzake internationale financiën, kapitaalmarkten, schaduwbankieren en aanverwante onderwerpen.

Commentaren en reacties