JavaScript is required for this website to work.
Europa

De Franse torpedo

Deel 2: In or out? De moeilijke relatie van het VK met de EU

Harry De Paepe26/5/2016Leestijd 3 minuten

Deel 2 van de reeks over de moeilijke Britse relatie met de Europese Unie.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

In de jaren ’60 kwam de kentering, en richtten de Britten hun ogen op Europa. Maar zowel in eigen land als in het buitenland kwam er felle weerstand.

It will never work

In 1955 kwamen de Europese landen samen in Messina in Sicilië, en opnieuw hoopte men op een Britse deelname en zelfs op hun leiderschap. Maar de Britten zaten nog volop met hun hoofd in hun ontbindend Empire en toonden weinig of geen interesse. Intussen was Anthony Eden premier geworden, en hij stuurde de volslagen onbekende diplomaat Russel Bretherton naar Messina, wellicht ter vervanging van zijn kat. De man zat tijdens de besprekingen met gekruiste armen naar de voorstellen van de andere diplomaten te luisteren. Ten slotte nam hij kort het woord: It will never work. Hij stond op en keerde niet meer terug. Twee jaar later werd het Verdrag van Rome ondertekend. De Britten hadden de historische kans gemist om mee te bepalen hoe de Europese Economische Gemeenschap eruit zou zien. Dat was zeker de opinie van Robert Boothby, op dat moment Brits afgevaardigde in de Raad van Europa. Hij verweet Eden de Britten van de kans te beroven om Europa te leiden. Omwille van de Britse afwezigheid stemde de latere bondskanselier Helmut Schmidt als jong parlementslid tegen het Verdrag.

De bocht van Macmillan

Harold Macmillan, die Eden opvolgde als regeringsleider, maakte in 1958 nog enthousiast een rondreis door de Commonwealth, de opvolger van het Britse Rijk, en voor hem zou dat Gemenebest alleen maar sterker worden. De realiteit toonde echter aan dat de EEG al snel de boventoon voerde en het VK steeds verder achterop hinkte. Macmillan had kort na de oorlog nog negatief geadviseerd over de Europese toenadering. Hij vreesde voor een West-Europese unie die zou gedomineerd worden door de Duitsers: ‘We zullen hen op een schaaltje aanbieden waar we ze net twee oorlogen voor bestreden hebben.’ Men probeerde met de oprichting van de European Free Trade Association in 1959 een alternatief voor de EEG op poten te zetten, maar zonder veel succes. In 1961 nam Macmillan de bocht, en het land diende officieel een toetredingsverzoek tot de EEG in. Edward Heath leidde aan de Britse kant de vijftien maanden lange onderhandelingen, maar de reactie van het continent was eerder lauw. In het VK zelf ontstond er ook de nodige ophef rond de toetredingsplannen. Macmillan stuurde spionnen naar lokale bijeenkomsten van zijn Conservatieve Partij, en die kregen hier en daar felle tegenstand te horen. Er werd zelfs geargumenteerd dat de EEG een paaps complot was om het protestantse Engeland te onderwerpen. Bij Labour was het de voorzitter zelf, Hugh Gaitskell die hard van leer trok. In oktober 1962 hield hij een vlammende speech tegen de EEG: ‘We zijn geen deel van Europa. We hebben een verschillend verleden. Dit lidmaatschap betekent het einde van het Verenigd Koninkrijk als een onafhankelijk land en het einde van 1000 jaar geschiedenis!’

De klap van De Gaulle

Harold Macmillan trok intussen naar Frankrijk om er met een oude kennis te praten. Hij kende Charles De Gaulle nog van de oorlogsjaren en ze hadden een relatief goede band. De Gaulle liet Macmillan verstaan dat het voor hem niet het juiste moment was. De Britse premier reageerde zichtbaar aangeslagen, waarop de Franse president hem plagend troostte: Ne pleurez pas, milord. Macmillan liet onderhandelaar Edward Heath echter in het ongewisse. De Gaulle sprak op 14 januari 1963 de internationale pers toe. Gevraagd naar het Franse standpunt over een mogelijke toetreding, torpedeerde de president vakkundig de Britse kansen: ‘Engeland is insulair en maritiem. Haar natuur en structuur en economische positie verschilt fundamenteel van de continentale economieën. Misschien slaagt op een dag Engeland er wel in zichzelf voldoende te veranderen om deel te kunnen worden van de Europese gemeenschap.’ De Belgische diplomaat Robert Rotschild, aanwezig op de persconferentie, sprak later over de impact van de toespraak: ‘Het was alsof de bliksem was ingeslagen.’ Enkele dagen later moest Harold Macmillan vernederd toegeven dat het over and out was met de poging tot toetreding. In Brussel, waar de onderhandelingen plaatsvonden, werd het Franse veto formeel uitgesproken. Noch Edward Heath noch zijn delegatie begrepen er iets van. De toenmalige Franse minister van Buitenlandse Zaken, Maurice Couve de Murville, gaf jaren later toe: ‘Ja, we hebben de Britten verraden.’

Lees hier deel 1.

 Foto: (c) Reporters

Dit artikel kadert in het project ‘Soevereiniteitsbewegingen in Europa’ dat tot stand komt met de steun van de Vlaamse overheid.

Harry De Paepe bezit een grote passie voor geschiedenis en Engeland. Hij is de auteur van verschillende boeken.

Commentaren en reacties