JavaScript is required for this website to work.
Media

De knik in de electorale curve

Frank Thevissen12/4/2012Leestijd 5 minuten

Niemand die het spanningveld tussen journalisten en peilingen ooit subtieler beschreef dan Knack-journalist Walter Pauli tijdens zijn inleiding van het boek Het is maar een peiling, eind vorig jaar in Brussel: ‘Media houden niet van horizontale curven’. De apparatuur waarmee marktonderzoeksbureaus peilen is echter niet bijster geschikt om schommelingen van onze electorale voorkeur nauwkeurig in kaart te brengen en levert bovendien vaak vlakke meetresultaten op. Journalistiek is de zoveelste constatering van een status quo behoorlijk vervelend. In de recentste peiling van TNS Media van midden maart, paste De Standaard daar een mouw aan.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Sedert de verkiezingen van 2010 troont de N-VA peiling na peiling op eenzame hoogte. In afwachting van een trendbreuk wordt de herhaling van dat afgetekend marktleiderschap ondertussen knap monotoon. Zeker als je – zoals De Standaard – zeven pagina’s reserveert om een nieuwsfeit te verslaan dat zich grotendeels afspeelt tussen de boven- en ondergrens van een foutenmarge. ‘Van de 35 procent die N-VA in oktober 2011 scoorde bij De Standaard en de VRT, schiet nu nog 33,5 procent over’, introduceerde deze krant schroomvallig de jongste electorale ’tendens’.

Net daarvoor bereikte de N-VA nog een virtuele piek van 38,4 procent in de peiling van concurrent Le Soir, RTL, De Morgen en VTM. De Standaard en VRT duwden de lezer en de concurrentie enkele dagen later met hun neus op een mogelijke trendbreuk. Een subtiele neerbuigende knik in de curve van de kiesintenties, die werd onderstreept nu Bart De Wever zijn leiderschapspositie in de populariteitspoll kwijtspeelde aan CD&V-boegbeeld Kris Peeters. Dat nieuwsfeit zorgde meteen ook voor een accentverschuiving in de berichtgeving: die werd dit keer niet beheerst door de gepeilde electorale krachtverhoudingen, wel door de degradatie van De Wever en de opwaardering van Peeters in de poppoll.

Onttroont

De conclusieijver in De Standaard loog er niet om. ‘Kris Peeters onttroont Bart De Wever’, meldde de voorpagina. Twee pagina’s verder werd die boodschap nogmaals in de verf gezet: ‘N-VA-voorzitter voor het eerst in twee jaar niet meer de populairste politicus in Vlaanderen’. Een nieuwsfeit dat kennelijk smeekte om een paginavullende opvolgingsreportage: ‘In het spoor van Kris Peeters op zoek naar de magie van de populairste politicus.’

Wie de kersverse onttroning van De Wever in De Standaard onwelgevallig vond klinken, kon overigens nog altijd teruggrijpen naar De Morgen, waar de N-VA-voorzitter eerder die week nipt stand hield als ‘populairste politicus van Vlaanderen’. In De Zevende Dag beperkte De Wever zijn laconiek misprijzen voor zoveel statistische irrelevantie tot die ene sneer: ‘Ik vraag me af wat sommige journalisten gegeten hebben als ze die polls analyseren?’.

Geen verband

De populariteitspolls vormen met voorsprong het meest wazige luik van elke traditionele peiling. Elk bureau stelt de uitslag trouwens samen met een andere vraag als insteek. TNS Media polst (in opdracht van VRT en De Standaard) of respondenten zich al dan niet kunnen voorstellen op een vooraf geselecteerde lijst politieke kopstukken te stemmen. Via een gelijkaardige namenlijst gaat Ipsos (voor o.a. VTM en De Morgen) na welke politici de bevraagden de eerstkomende maanden een prominente politieke rol zouden willen zien spelen. Beide meten dus ‘iets’, maar wat precies blijft raadselachtig.

In beide polls kunnen de bevraagden naar hartelust panacheren. Mede daardoor is er doorgaans geen enkel zinnig verband te ontdekken tussen de populariteitsscores en de gepeilde marktaandelen van de partijen. Tenzij die resultaten per partijvoorkeur worden opgebroken, zodat er een beeld ontstaat hoe diezelfde politici binnen en buiten de eigen partijaanhang scoren. Op basis van de beperkte omvang van de huidige steekproeven is een betekenisvolle opdeling van de resultaten echter uitgesloten.

‘Marktkramers’

Peilingen die elkaar (ogenschijnlijk) tegenspreken veroorzaken nochtans zelden discussies over de onderbouwing van de gepeilde voorspoed of onheil. Media laten elkaar op dat punt zoveel mogelijk ongemoeid. Kwestie ook van de ‘exclusieve peilingen’ in het noorden en zuiden van het land niet nodeloos in vraag te stellen. De quasi-monopolistische peilingenmarkt in België heeft ertoe geleid dat er nauwelijks methodologische innovaties plaatsgrijpen en peilingsapparatuur ondertussen verouderd is. Elke cijferbetwisting is er dan ook één te veel en tast de toch al niet zo florissante reputatie van de branche aan. Journalisten laten er zich doorgaans dan ook zelden ongeremd over uit, zoals Walter Pauli onlangs in Knack de kern van de business nogal vrijpostig samenvatte: ‘Onderzoeksbureaus zijn marktkramers die aan de partijen en het publiek hun resultaten verkopen: ze spelen niet in op het intellect, maar op de emotie’ (21 maart).

In maart werden de ogenschijnlijke verschillen tussen de nagenoeg gelijktijdig uitgevoerde peilingen van maart door TNS Media en Ipsos echter mediatiek zodanig uitvergroot, dat P-Magazine de zoektocht inzette naar het antwoord op de vraag wie de meest betrouwbare peilstok hanteerde. Een doorgaans weinig geapprecieerd journalistiek manoeuvre dat betrokken bureaus snel kregelig maakt en politieke redacties in stilzwijgen hult. Ivan De Vadder en Bart Brinckman – nochtans dé contactpersonen voor de peilingen van VRT/De Standaard – schoven de kwestie dan ook commentaarloos door naar marktonderzoeker Jan Drijvers van TNS Media.

Los zand

‘Wie moet u geloven? Onze peiling’, probeerde Drijvers om de discussie kort te sluiten. Verder probeerde zijn argumentatio duidelijk te maken waarom we meer vertrouwen moesten hebben in de peiling van De Standaard en VRT. ‘We gebruiken al 33 peilingen dezelfde methode’. Kennelijk vormde dat argument meteen ook een aanwijzing dat die aanpak ‘zijn verdienste wel heeft bewezen’.

TNS Media werkt bovendien met een telefonische toevalssteekproef terwijl concurrent Ipsos peilt op basis van een ‘online panel’, vervolgde Drijvers. Of een statistische leek daar nu wijzer van werd of niet; feit blijft dat die uitleg hoegenaamd niet geheel strookt met de waarheid. In België maakt geen enkel commercieel bureau gebruik van het geavanceerde panelonderzoek. Ipsos beschikt weliswaar over een ruim vrijwilligerspanel, maar plukt daaruit, voor elke nieuwe electorale peilingsopdracht, een beperkt staal. Een steekproef dus!

Het feit dat zowel Ipsos als TNS Media de ruwe resultaten achteraf grondig moeten herwegen (lees: corrigeren), geeft al aan dat er van de theoretische superioriteit van de zuivere toevalssteekproef die TNS Media gebruikt, in de praktijk weinig overblijft.

Van een commercieel bureau mag je niet meteen verwachten dat het een eigen peiling kritisch onder het licht houdt. En aangezien de rapporterende media tevens de exclusieve opdrachtgevers van de peilingen zijn, boezemen de redactionele analyses en commentaren evenmin onvoorwaardelijk vertrouwen in. In die zin lazen ook de evaluatiestukken over de peilingen van ombudsman Tom Naegels van en in De Standaard overwegend als een defensief pleidooi dat vooral de eigen krant moest vrijpleiten van al te scherpe kritiek.

Barometer

Nu was er strikt genomen weinig opwindends aan de hand. Puur statistisch weken de resultaten van beide peilingen immers nauwelijks van elkaar af. Ook nu deden de peilingen immers wat een traditionele, steekproefgebaseerde peiling vermag … en dat is, binnen een sterk volatiele en versnipperde electorale markt, niet bijzonder veel. Zo’n peiling valt nog best te vergelijken met een schepnet, waarmee je de visstand in een vijver tracht te becijferen, goed wetende dat je daar idealerwijze een sloep met een fijnmazig sleepnet voor gebruikt.

Een medium dat binnen statistisch verantwoorde grenzen wil rapporteren, zal daarom snel tot de vaststelling komen dat er doorgaans bitter weinig nieuws te rapen valt. En dus staren politieke journalisten zich (noodgedwongen) blind op de absolute cijfers, liever dan fundamentele vragen te stellen bij de apparatuur die telkens de cijfers tot achter de komma berekent. Met enige zin voor overdrijving: er is niets mis mee om met een zonnewijzer de tijd te meten, maar het wordt snel potsierlijk zodra je met dat instrument een sprint op de 100 meter wil chronometreren. Toch is dat net wat vaak gebeurt wanneer journalisten op basis van peilingen politici of partijen op of van het podium tillen.

Het heeft daarbij weinig zin om verschillende peilingen met elkaar te vergelijken. De uitkomsten zijn immers in hoge mate het product van de ingezette methode. Ze registreren bijgevolg zelden stabiel en eenduidig een realiteit op het terrein; daarin verschilt een peilingsbarometer grondig van een weerbarometer.

Ofwel investeren politieke marktonderzoeksbureaus in innovatie ofwel tomen media hun analyseijver drastisch in. De journalistieke vertaalslag van de cijfers gaat immers al te vaak de mist in omdat journalisten doorgaans slechts de keuze rest tussen nuance – die de cijfers meteen kapot relativeren – of het brengen van ‘nieuws’.

Frank Thevissen (1962) is doctor in de communicatiewetenschappen en was tot 2008 als hoofddocent strategische communicatie verbonden aan de VUB. Hij is de ontwikkelaar van De Stemmenkampioen en publiceerde o.a. 'Media en journalistiek in Vlaanderen: kritisch doorgelicht', 'De vierde onmacht: journalisten, politici en critici over media en journalistiek' en 'Het is maar een peiling'.

Commentaren en reacties