JavaScript is required for this website to work.
post

De onmogelijke spagaat van Felix Timmermans

De worsteling van de schrijver met zijn Vlaamse idealen

Chris Ceustermans2/10/2019Leestijd 5 minuten
Standbeeld Felix Timmermans in Lier

Standbeeld Felix Timmermans in Lier

foto © Visit Lier

Schrijver Felix Timmermans: zijn leven is nauw verweven met de tragediën van de Vlaamse ontvoogdingsstrijd. Het Timmermans Genootschap brengt deze maand haar allerlaatste jaarboek uit.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Na bijna vijftig jaar de herinnering aan de schrijver levend te hebben gehouden, brengt het Felix Timmermans Genootschap deze maand haar allerlaatste jaarboek uit. Timmermans leven blijkt nauw verweven met de tragediën van de Vlaamse ontvoogdingsstrijd.

Boerenschrijver?

Felix Timmermans lijdt vaak aan hetzelfde publieke imago als zijn grote held Pieter Brueghel, die lange tijd als een ‘boerenschilder’ werd beschouwd. Dat deed afbreuk aan diens grote plastische en metaforische gaven. Ook Felix Timmermans werd/wordt vaak als een olijke en rondborstige ‘heimatschrijver’ beschouwd die het volk verhalen als romige rijsttaarten in het Brabants serveerde. Het Genootschap stelde dat beeld intussen enigszins bij in publicaties zoals Frans Verleyens De Gezonken Goudvis: Felix Timmermans en de moderne tijd  en Gaston Durnez’ magistrale Timmermans-biografie. Ook Doorbraak  wijdde aan Timmermans en zijn moderniteit onlangs een beschouwing.

Het leven van de in 1886 geboren Lierenaar, diepgelovige zoon van een kanthandelaar van mutsen, tafelkleedjes en doekjes, verliep ook allesbehalve olijk. Na 1910 vond hij met de hulp van de Antwerpse schrijver en culturele promotor Emmanuel de Bom vrij snel zijn weg in de literaire kringen. Maar zoals bij zovele schrijvers uit de Vlaamse geschiedenis tekende Vlaams idealisme zijn leven.

Dat was het geval in de Eerste Wereldoorlog toen Timmermans door een aantal plaatselijke vrienden zoals de schrijver Antoon Thiry — met wie hij in 1911 Begijnhofsproken  uitbracht — verzeild geraakte in het harde activisme van radicale kranten zoals De Vlaamsche Post. Die krant financierden de Duitsers in het kader van de Flamenpolitik – iets dat op dat ogenblik ook maar zeer weinig activisten beseften. Timmermans pleitte in De Vlaamsche Post voor Vlaamse autonomie: ‘De kloof tusschen Waalsch, Duitsch of Hollandsch kan niet gedempt worden, eeuwig, altijd en overal, draagt elke Vlaming, ik weet het heel goed, in zich den onuitgesproken droom van vrij en zelfstandig te zijn in het Koninkrijk Vlaanderen! (…)’

Activistisch vluchteling

Dit soort artikels en het feit dat hij tijdens de oorlog door contacten met Duitse soldaten-uitgevers zoals de befaamde Anton Kippenberg van de uitgeverij Insel-Verlag zijn Pallieter  kan laten uitgeven en vertalen, maakte dat hij na de bevrijding in 1918 hals over kop naar Nederland vluchtte. Timmermans miste zijn literaire biotoop heel erg en in 1920 keerde hij naar zijn geboortestad terug. Hij werd in vergelijking met vele andere activisten erg mild behandeld – iets waar de enorme populariteit van zijn debuutroman Pallieter misschien had toe bijgedragen. Ook het feit dat hij geen functie in het staatsapparaat bekleedde, viel voor Timmermans goed uit.

De volgende jaren schreef Timmermans zich een weg naar de roem met kleurrijke boeken als Pieter Breughel  (1928) of zijn befaamde, naar Streuvels ruikende meesterwerk, Boerenpsalm  (1935). Ook in landen als Duitsland kende Timmermans een enorm succes met de steun van zijn trouwe Insel-uitgever Kippenberg. In 1925 was Timmermans ook medeoprichter van de Pelgrim-groep: een multidisciplinaire beweging die de christelijke waarden aan het esthetisch modernisme wilden koppelen. Naast hem maakten ook goede vrienden als de schilder-architect Flor Van Reeth en de glaskunstenaar Eugeen Yoors deel uit van die beweging. Staaltjes van hun visie vindt men onder meer terug in de kapel van het Sint-Lievenscollege van Antwerpen.

Tussen Duitse verwachtingen en Joodse vrienden

In de loop van de jaren dertig en de economische crisis polariseerde de samenleving. Ook een deel van de Vlaamse beweging radicaliseerde en dweepte steeds meer met de nationaalsocialisme. Timmermans was geen lid van het in nazi-vaarwater verzeilde VNV. Wel was hij actief in het ‘Vlaams Nationaal Blok’, een plaatselijk kiesverband tussen het VNV en de Katholieke Vlaamse Volkspartij. Daarmee haalde Timmermans zich de woede op de hals van bevriende schrijvers zoals de linkse journalist-auteur Lode Zielens, die zich afvroeg of Timmermans omwille van zijn succes in Duitsland zich voor de kar van Duitsgezinden liet spannen. Echt politiek actief was Timmermans na de ‘flop’ van het ‘Vlaams Nationaal Blok’ niet meer. Maar tijdens de Tweede Wereldoorlog maakte hij een onmogelijke spagaat.

Het meest indringende voorbeeld van de spagaat die de conflictschuwe Timmermans maakte is de kwestie van de deportatie van de Joodse intellectueel Harry Klagsbald in 1942-1943. Harry Klagsbald was een vertegenwoordiger van uitgeverij Manteau en aangetrouwd in de familie Kahan van de hoogstaande boekhandel Kahan in de Antwerpse Pelikaanstraat. Hij was een zeer belezen kosmopoliet die zowel met de Nederlandstalige literatuur van Timmermans en Maurice Gilliams vertrouwd was, als met de Duitse literatuur van mensen zoals Stefan Zweig of Rilke.

Angst en Duitse lofprijzing

In Antwerpen was Klagsbald al jarenlang bevriend met Emmanuel de Bom en diens jonge vrienden Gilliams en de auteur Frans-Carolina Ridwit. Voor hen en voor kennissen als Stijn Streuvels zocht en leverde hij het literaire neusje van de zalm zoals het werk van Zweig. Vaak trok Klagsbald met zijn literaire vrienden naar de drankhuizen en biljartkelders op de Meir of het Astridplein, ook toen hij omstreeks 1942 gedwongen werd om een gele ster te dragen. Het risico op deportatie werd echter steeds groter.

Ietwat tot zijn eigen verbazing werd Timmermans in 1942 door Duitse universiteiten met grote (en goedbetaalde) prijzen zoals de Rembrand-prijs van de Hansa-universiteit van Hamburg bekroond. Op 28 juni 1942 vond in Antwerpen een grote viering plaats van de prijs met sprekers als Antoon Jacob die – voor het eerst – trachtte het werk van Timmermans in een nazistische context te plaatsen. Ook het hoofd van de bezettingsadministratie was aanwezig. Timmermans had erg getwijfeld of hij die prijs en viering zou aanvaarden, maar uiteindelijk was hij gezwicht.

Deportatie van literaire vrienden

Net in die dagen bedreigden de Duitsers Harry Klagsbald en riepen hem op voor deportatie. Meteen schoot Emmanuel de Bom in actie. Die smeekte zijn vriend Timmermans om aan de Duitsers een brief te schrijven, wat deze meteen deed op 30 juni: ‘(…) Mag ik U, Heer Generaal, eerbiedig vragen om den heer Harry Klagsbald, niet-Ariër, hier in Vlaanderen aan zijn werk te laten. De heer heeft voor ons Vlamingen en Vlaamsche schrijvers veel gedaan door de verspreiding van onze boeken. Is het mogelijk, een uitzondering voor hem te maken? Ik durf het van uwe bereidwilligheid hopen!’

Een tijdlang lieten de Duitsers Klagsbald met rust. Maar enkele maanden later ontstond er in het aan de VNV verbonden blad Volksche Aanval  een rel over Klagsbald. De redactie meende dat het Jan Timmermans van het VNV was die Klagsbald in bescherming had genomen. Ze schreven er schande van, iets waarmee VNV-topman en Antwerps schepen Jan Timmermans niet erg gelukkig bleek. Niet veel later werd Klagsbald, ondanks een laatste wanhoopspoging van De Bom, naar de kampen afgevoerd waar hij op de dag van de bevrijding zou sterven aan uitputting. Klagsbald was niet de enige Jood voor wie Timmermans bij de Duitsers was tussengekomen. Andere Joodse families hadden meer geluk dan Klagsbald en overleefden dankzij Timmermans de oorlog.

Verdrinken in de eigen longen

In de naoorlogse maanden werd de intussen aan een hartkwaal lijdende Timmermans vervolgd voor collaboratie. Een strafdossier werd geopend. Door de procedure en door zijn ziekte was hij aan zijn huis in Lier gekluisterd waar hij de tijdens de oorlog aangevangen, postuum verschenen, roman afwerkte: Adriaan Brouwer. Dat was een verhaal van een kunstenaar die op zijn eigen Uilenspiegel-achtige wijze verzet pleegt tegen de bezetter (in dit geval de Spanjaarden). De onzekerheid, de hetze in sommige media en van sommige collega-schrijvers wogen te zwaar. In januari 1947 stierf Timmermans een uiterst pijnlijke dood door het longoedeem dat hem deed verdrinken in zijn eigen longen. Hij werd begraven op een ijzig koude 28 januari 1947 in aanwezigheid van onder meer Gerard Walschap, Willem Elsschot en Lode Baekelmans. Op zijn doodsprentje stond te lezen: ‘De kern van alle dingen is stil en eindeloos. Alleen de dingen zingen. Ons lied is kort en broos.’

Na zijn dood woedde de hetze rond zijn persoon verder. Maurice Gilliams en de socialistische politicus Camille Huysmans namen hem in verdediging. Ook een aantal jonge auteurs sprongen in het katholieke tijdschrift Golfslag voor Timmermans in de bres: Ivo Michiels, Adriaan de Roover, Manu Ruys en Paul de Vree. Niet lang na zijn dood werd Felix Timmermans’ collaboratiedossier, onder meer dank zij zijn inzet voor Joden als Harry Klagsbald, geseponeerd. Dat heeft hijzelf echter niet meer mogen meemaken.

Meer informatie over Felix Timmermans, het genootschap & het jaarboek bij het Felix Timmermans Genootschap

Chris Ceustermans is een veertiger die ooit van zijn pen leefde als journalist bij onder meer De Morgen. Na andere wegen te hebben verkend, keerde hij terug naar zijn oude liefde: de literatuur. Op Doorbraak pleegt hij af en toe een stuk over dingen die in de eenzijdige media te weinig aan bod komen. 'Ni dieu, ni roi, ni maître', blijft zijn motto, al lijkt dit voor de meeste zelfverklaarde 'links weldenkenden' al lang vergeten.

Meer van Chris Ceustermans
Commentaren en reacties
Gerelateerde artikelen

‘Sick’ is een relevante en hilarische roman waarin Bavo Dhooge alle humoristische registers opentrekt, zonder daarbij ook maar een moment de vinger van de pols van de maatschappij te halen.