De oudheid was al eeuwenlang stilgevallen (3)
Het is een illusie dat de Oudheid tot aan het christendom ‘rationeel’ dacht
Bijbelse archeologie
foto © Alem Sánchez
Voor Maarten Boudry waren de middeleeuwen dogmatisch en barbaars. De oudheid was echter al lang stilgevallen.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementMaarten Boudry geeft zich niet gemakkelijk gewonnen: ‘Als het christendom van nature de kiemen van de moderniteit in zich droeg, waarom heeft het dan een slordig millennium geduurd voordat die tot bloei kwamen?’ Maar hij gaat verder: ‘Sinds de Romeinse keizer Theodosius in 380 het christendom tot staatsreligie uitriep en alle heidense religies verbood, hebben christenen het voor het zeggen gehad in West-Europa. Al die tijd viel van dat geroemde libido sciendi bitter weinig te merken. Grote delen van de Griekse en Romeinse beschaving werden door het christendom weggevaagd, vernietigd en verboden. Het millennium tussen de vijfde en vijftiende eeuw staat niet voor niets bekend als de ‘duistere middeleeuwen‘. Het was een tijdperk van stilstand en terugval, van dogmatisme en barbaarsheid.’
De kloosters als een reservoir
De denkfout die Boudry hier weer maakt —ik val in herhaling— is dat hij opnieuw de geschiedenis niet kent. Hij stelt het voor alsof de oudheid voor Theodosius een tuin van de wetenschap was. Dat was niet zo. Ook het klassieke denken was grotendeels stilgevallen na Aristoteles (384-322 vChr.) en wel om een heel duidelijke reden. Aristoteles had, in tegenstelling tot zijn leermeester Plato en diens voorganger Socrates, de ervaring belangrijker geacht dan de speculatie. Je zou het platonische denken een aristocratisch kunnen noemen en dat van Aristoteles een middenklasse-denken.
In de despotische regimes die daarna ontstonden, hielden de heersers niet van een emanciperend denken dat het gewone volk de illusie kon geven iets in de pap te brokken. Slechts vernieuwingen in de krijgskunde —zoals die van Archimedes (287-212 vChr.)— vonden genade in de ogen van de heersende krijgers. Daarom kreeg het neoplatonisme de wind in de zeilen. Dat zag alle wijsheid van de top komen. Het was een verstikkend denken waar het christendom deels bij in de leer ging en deels een verademing op was. Daarop volgden de middeleeuwen, veroorzaakt door de desintegratie van het Romeinse Rijk dat onder zijn eigen gewicht bezweek. Dat was niet door toedoen van het christendom.
De ambachtsman als ingenieur
Natuurlijk waren er fanatieke monniken (vooral dan in Egypte, waar het neoplatonisme hoogtij vierde). Het Westerse christendom was echter een lichtbaken met zijn abdijen als centrum van geleerdheid. Als het ware een reservoir waarin bewaard bleef wat bewaard kon blijven. De heropleving begon niet in de zestiende eeuw met de renaissance, maar in de twaalfde eeuw met wat historicus Jean Gimpel ‘la révolution industrielle du Moyen Age’ heeft genoemd. Zij kreeg haar eerste stoot in de cisterciënzische ontginningen en werd daarna overgenomen in de stedelijke expansie. De technische vernieuwingen kwamen echter niet uit de filosofie, maar uit het ambachtswezen.
En dat is dan de meest cruciale denkfout die Boudry samen met vele filosofen maakt. Ze nemen narcistisch aan dat vernieuwing uit hun denken voortkomt, terwijl zij haar oorsprong vindt in het ambachtelijk handelen. Het zijn de smeden, de molenbouwers, de instrumentenmakers en de glasslijpers, die de weg naar de moderniteit hebben gewezen. De universiteiten zijn die a posteriori gaan systematiseren, toen zij merkten dat de verscherpte observatie vastliggende dogma’s in vraag stelde. De grote fout van Aristoteles was niet dat hij de ervaring boven de speculatie stelde, maar dat hij die ervaring niet heeft omgezet in het experiment. Daar was echter een verklaring voor: Aristoteles behoorde tot de middenklasse, maar hij leefde van de slavernij. Op slavenarbeid keek hij neer en dus ook op de gecumuleerde ervaring die in arbeid wordt opgedaan.
Vernieuwing is ketterij
Het experiment werd de grote bijdrage van de revolutionaire vernieuwers van de zeventiende eeuw. Dat werd uiteindelijk gesystematiseerd door Francis Bacon (1561-1626). Dat gebeurde in de schoot van het christendom omdat vernieuwing dankzij (onder andere) Thomas van Aquino geen vies woord was. Het evangelie had al verkondigd dat ook de ervaring van de ‘kleinen’ waardevol is. In de islam daarentegen bestaat er slechts één term voor zowel vernieuwing als voor ketterij, bidah. Slechts de mystieke ervaringen van Mohammed zijn er geldig.
Chinese ontdekkingen, die daar bleven steken op het niveau van keizerlijk speelgoed bereikten via de islamitische wereld het Westen. Door die christelijke vernieuwing leidden die ontdekkingen pas dan en daar tot de moderne technologie en niet eerder of elders. Het marginale Portugal veroverde de Indische Oceaan en de kusten van de islamitische wereld met behulp van uitvindingen die via die Indische en islamitische wereld gepasseerd waren. Boudry vraagt zich af wat er zou gebeurd zijn als de boekdrukkunst in Bagdad zou ontwikkeld zijn. Maar zij werd daar niet ontwikkeld. Zij werd er, toen zij er geïmporteerd werd vanuit het Westen, tegengewerkt als bidah.
David en Jozua waren de rolmodellen
Pleit dit het christendom vrij van al die misdaden waar het traditioneel van beschuldigd wordt? Uiteraard niet. Maar het is belangrijk een onderscheid te maken tussen het christendom als kerk en het christendom als geloofsleer. Telkens weer zien we hoe ‘christelijke’ misdadigers, kruisvaarders, inquisiteurs en conquistadores teruggrijpen naar de Hebreeuwse Bijbel om hun optreden goed te praten. Zij kozen niet Jezus als rolmodel, maar Joshua en koning David. Misschien is de grootste vergissing van het christendom wel geweest dat het niet de ‘ketter’ Marcion van Sinope (ca. 85-160) is gevolgd. Die stelde dat de Oudtestamentische Yahweh de duivel was en dat men dus de Hebreeuwse boeken (het Oude Testament) van zich af moest werpen.
Boudry beweert dat Mohammed zijn beeld van de hel zou afgeleid hebben van Jezus’ donderpreken in de evangeliën en van het boek der openbaring. Boudry weet niet alleen niets van geschiedenis, maar ook niet van exegese. Hij zou dan geweten hebben dat die donderpreken een ‘vaticinium ex eventu’ waren. Een voorspelling achteraf van wat er effectief gebeurd was tijdens de inname van Jeruzalem (in 70) en na de stadsbrand van Rome (in 64). De auteurs die Jezus deze preken in de mond legden, vonden geen gruwelen uit. Ze beschreven ze uit eigen waarneming. Als er al beïnvloeding is geweest, dan wel eerder in omgekeerde richting. De plastische uitbeeldingen van de hel in de ‘waanzinnige’ veertiende eeuw zouden op gang zijn gebracht door Dante Alighieri (1265-1321). En die zou hiervoor nogal wat inspiratie ontleend hebben aan de Koran.
De toekomst wortelt in een verleden
Toegegeven: Het christendom heeft zijn geschiedenis en die was niet altijd even fraai. Het heeft ook zijn toekomst en die hoeft waarschijnlijk niet kerkelijk te zijn. Ze leeft voort in precies dat wat Boudry zo dierbaar is, het moderne denken en de wetenschap. Hij zou zich wat beter moet informeren over geschiedenis, vooraleer hij zijn waardevolle blik op de toekomst ontsiert met zoveel onzin over ons verleden.
Eddy Daniels is gewezen hoofdredacteur van Intermediair. Hij publiceerde recent een boek over de rol van de profeet Mohammed in het ontstaan van het jihadisme, ‘De kwestie M. Een gekaapte godsdienst’, dat enthousiast aangeprezen werd door Etienne Vermeersch.
Bij Vooruit blijft na het vertrek van Rousseau een niet-geëngageerde club van moreel voortreffelijken over, meent Eddy Daniëls.
Professor Dirk Rochtus leidt zoals elk jaar een reis naar Duitsland. Deze kaar naar het onbekende Silezië.