De Praagse Lente: generale repetitie
De Fluwelen Revolutie in Tsjechoslowakije (1)
Praagse Lente
foto © Wikimedia Commons/CIA
30 jaar Fluwelen Revolutie: een overgang van dictatuur naar democratie, verbonden met het agressieve neerslaan van de Praagse Lente in 1968.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementIn 2019 is het dertig jaar geleden dat zich in het voormalige Tsjechoslowakije de Fluwelen Revolutie voltrok. Na decennia van repressie en geweld tegen demonstranten ging het land buitengewoon vreedzaam over van een dictatuur met planeconomie naar een pluralistische democratie met vrijemarkteconomie. Die vreedzaamheid kunnen we niet los zien van de militaire agressie en de zuiveringen die volgden op de in 1968 bloedig neergeslagen Praagse Lente. Alle hoop op beterschap werd in een keer de grond in geboord en het land zou nog eens 21 jaar onder een ijzeren dictatuur zuchten.
Dit is deel 1 van een tweedelige beschouwing op de aanloop naar en de voltrekking van de Fluwelen Revolutie: de Praagse Lente.
21 jaar terreur
De bewindslieden Alexander Dubček en Ota Šik hadden al vanaf april 1968 hun hervormingspolitiek voor Tsjechoslowakije, de Praagse Lente, in gang gezet. Deze legde pijnlijk het cynisme, de valsheid en de hypocrisie bloot waarmee het communisme opereerde. Tsjechoslowaakse communisten van de harde lijn zagen de hervormingen met zorg aan en vroegen de eveneens bezorgde secretaris-generaal Leonid Brezjnev van de Sovjet-Unie om interventie. Deze wist met steun van troepen van het Warschaupact (Roemenië en Albanië weigerden) 500.000 militairen met zwaar materieel op te trommelen en op 21 augustus 1968 Tsjechoslowakije binnen te vallen om de prille vrijheid van meningsuiting, politieke organisatie en productie in de kiem te smoren.
Burgers gingen daarop massaal met vlaggen de straat op om tegen de binnenvallende troepen te protesteren, maar het was tevergeefs. De hervormingsgezinden werden afgezet, de Communistische Partij gezuiverd en harde communisten, zoals Gustáv Husák en de samenzweerder Vasiľ Biľak, in het zadel geholpen. Zij heersten met ijzeren hand over het land.
De Praagse Lente was in de knop gebroken. Het land zou nu ‘genormaliseerd’ worden en alle afwijkende meningen hardhandig afgestraft. Vooral de intelligentsia werd hard aangepakt. Tweederde van de leden van de Schrijversbond werd geroyeerd en verloor zijn werk, kritische professoren moesten als stokers in ketelhuizen in hun levensonderhoud voorzien. Voor het eerst sinds 1821 werden er in Bohemen en Moravië geen letterkundige tijdschriften meer uitgegeven.
De gezuiverde politie zou nu voor 70% uit leden van de Communistische Partij bestaan en de paramilitaire volksmilitie voor 90% uit partijleden, die daarmee als de privé-militie van de Partij fungeerde. Het Sovjet-leger bleef met 75.000 man overal in het land gestationeerd: meer dan ooit beschouwden de Tsjechoslowaken het communisme als vreemde, geïmporteerde dwingelandij. Een golf van emigratie kwam op gang en de achterblijvers vervielen in een innere Migration van cynisme, consumentisme, carrières najagen en corruptie.
Onderdrukte weerstand
Hoe moedeloos de Tsjechoslowaken ook waren, ze walgden van de leugenachtigheid en het cynisme waarmee het communisme van na 1968 in stand werd gehouden. De door de schrijver Václav Havel geleide burgerorganisatie Charta ‘77 was een verademing. Die herinnerde het regime herhaaldelijk aan zijn belofte de eigen Grondwet na te leven. Charta ‘77 beschouwde zichzelf vooral als een ‘morele uitdaging’ voor de gezagsdragers en de apathische bevolking. En met succes. De luis in de pels legde feilloos de onmenselijkheid van het regime bloot en in de jaren tachtig knoopte hij steeds meer contacten aan met het Westen.
In deze periode richtte Havel ook de nog invloedrijkere politieke organisatie Burgerforum op. Deze oppositiebeweging, in het Slowaakse deel vertegenwoordigd door de beweging Publiek Tegen Geweld, had vertakkingen door de hele samenleving, waaronder onder studenten, de kerk, fabrieken, het onderwijs en de theaterwereld.
Dwars tegen de leugenachtigheid en het cynisme in bediende Havel zich van een pathos die ontleend was aan eeuwenoude, prangende Tsjechoslowaakse herinneringen. Hiervoor was hij vaak in de gevangenis beland. Steevast stelde hij tegenover de leugenachtigheid dat ‘de waarheid zal zegevieren over leugens en haat’. Hij deed dit geheel in navolging van Jan Palach, die in 1969 na de onderdrukking van de Praagse Lente aan zelfverbranding bezweek omdat hij ‘de waarheid wilde laten zegevieren’. En Palach handelde weer in navolging van Jan Hus, de middeleeuwse held van de Boheemse Reformatie, die het adagium handhaafde dat de waarheid het waard is om voor te sterven, en daarvoor op de brandstapel eindigde.
Verval
In de jaren tachtig waren de Oostbloklanden in een armoedeval terecht gekomen. De nog verhoudingsgewijs welvarende Tsjechoslowaken begonnen hun levenspeil en welzijn steeds meer te vergelijken met die van burgers in westerse landen, en niet meer met die van burgers uit andere Oost-Europese landen. In 1986 stemde Husák ermee in de planeconomie minder centralistisch te leiden en meer handel met het Westen toe te laten. Verder stond hij bevoegdheden af aan zijn partijgenoten Miloš Jakeš en Ladislav Adamec, maar bleef het regime invoering van marktwerking en vrijheden blokkeren.
Terwijl leiders van het nauwelijks legitieme regime op televisie nog verkondigden dat, bijvoorbeeld, de staalindustrieopbrengst iedereen tevreden stemde, en het nieuws weer enkel lachende gezichten toonde, verloederde het land verder, voelden burgers zich geknecht en groeiden de beruchte lange rijen voor de winkels met veelal lege schappen. Het lamgeslagen oudere geslacht kon nog zoet gehouden worden met materiële vooruitzichten, maar met name de jongeren konden moeilijk omgaan met de doodlopende weg waar het land zich in bevond. De falende economische en sociale programma’s van sowieso alle Oost-Europese regimes hadden alle geloofwaardigheid verloren.
Verstarring na een valse start
Met de invasie in 1968 was het eens te meer duidelijk dat het Warschaupact, ingesteld ter bescherming van zijn lidstaten, eigenlijk een instrument was waarmee een natie gedwongen kon worden zich te voegen naar de hard-communistische norm. De dooi van 1968 werd gezien als een specifiek Tsjechoslowaaks verschijnsel dat de kop ingedrukt moest worden en vervangen werd door een rechtlijnig marionettenregime. 1968 bleek een valse start die opgevolgd werd door een proces van vertraging, want het regime bleef tot op het allerlaatst ongevoelig voor veranderingen.
De verstarring deed tijdens de economische achteruitgang in het Oostblok echter de druk in de ketel steeds verder stijgen. Een ondergang van de Sovjet-satellietstaten was nakende, en het feit dat Tsjechoslowakije daarin meedeelde was te danken aan de invasie van 1968.
De overweldigende reactie hierop wordt besproken in het tweede en laatste deel van deze beschouwing.
Tags |
---|
Marcel Bas ('s-Gravenhage, 1970): is een taalkundige van opleiding en een vertaler met een bijzondere belangstelling voor Zuid-Afrika en Oost-Europa. Hij schreef voor diverse maatschappelijk-culturele tijdschriften.
Het ANC kan voor het eerst in 30 jaar zijn parlementaire meerderheid verliezen. Zal het een coalitie vormen, of maakt de oppositie kans?
‘Afgrond’ verhaalt de waargebeurde verhouding tussen Venetia Stanley en de veel oudere Britse premier Henry Asquith, die leidde tot een kabinetscrisis.