JavaScript is required for this website to work.
post

De school is geen pretpark of een kinderopvang

ColumnJohan Sanctorum5/9/2017Leestijd 4 minuten
Leerlingen mogen niet gehinderd worden. School moet leuk zijn!

Leerlingen mogen niet gehinderd worden. School moet leuk zijn!

foto © Reporters

Op school draait het rond vrijheid en tolerantie, maar over engagement, verantwoordelijkheid, mentorschap en inspiratie hoor je weinig.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Plots is het in Vlaamse onderwijsmiddens bijna een consensus: de school moet het goed gevoel van het kind centraal stellen. En even plots kreeg ik zware déjà-vus omtrent mei ’68-theorieën rond anti-autoritaire opvoeding, waarin gesteld werd dat vrije, bewuste en mondige mensen gekweekt worden in een soort verlengd kleuteronderwijs waar alles mag en niets moet. Dat is natuurlijk niet zo.

De opvoedingscatastrofe

In 2001 schreef een zekere Susanne Gaschke, een Duitse journaliste en politica, een merkwaardig boekje getiteld ‘Die Erziehungskatastrophe. Kinder brauchen starke Eltern‘ (‘De opvoedingscatastrofe. Kinderen hebben sterke ouders nodig’). Ze rekent daarin af met het idee dat de opvoeding tot vrijheid het best lukt als je het kind in alles laat begaan, onder het motto ‘zoek het zelf maar uit’. In werkelijkheid levert het stuurloze individuen af die in een maatschappij terecht komen waar vrijheid je natuurlijk niet zomaar in de schoot valt, en waar het ouderwetse begrip ‘verantwoordelijkheid’ nu eenmaal aan de orde is. De vrijheid om links van de baan te rijden bijvoorbeeld, is volstrekt ondoelmatig, zinloos en suïcidaal. Onnodig om dat uit te testen, anderen hebben het al voorgedaan.
Het magische woord structuur is cruciaal: chaos leidt tot niets, het is hét biotoop van het zelfbedrog. Kinderen hebben gewoon sterke ouders nodig, en dat uit zich niet in het aantal uitgedeelde oorvegen maar in een nestgevoel waar zekerheden bestaan en regels worden gevolgd.

De school als vangnet

En jawel: Gaschke, iemand van links-progressieve signatuur (!), pleit voor een stabiel twee-oudergezin met een vader- en een moederfiguur, al de rest is oplapwerk. Zwakke, ontregelde gezinnen waar misschien juist meer de handjes wapperen, leveren een negatieve vrijheid op van de vlucht, die niet zelden in vandalisme en criminaliteit eindigt. Het is een these die enigszins gelijk loopt met deze van de conservatieve arts Theodore Dalrymple, die meteen echter ook elk sociaal vangnet wil opdoeken, en daar volg ik hem niet. De gemeenschap mag haar collectieve ambities niet verzaken, en daar moeten middelen tegenover staan.

Vangnetten zijn namelijk nodig, en de school moet een van de sterkste zijn. Niet om te pamperen maar net om de structuur te geven die de nestwarmte van het gezin kan omzetten (of het gebrek eraan compenseren) tot een projectmatig idee van maakbaarheid en ontwikkeling. Goesting geven in leren. Daar zijn sterke mentors voor nodig, en in dat opzicht kan het Finse model best wel tot lering strekken: bevolk het basisonderwijs niet met breiende kneusjes (de vreselijke vervrouwelijking van het onderwijs!) of overbevraagde/onderbetaalde schoolmeesters, maar zet het intellectuele kruim van de maatschappij voor de klas, ambitieuze jonge mensen met een universitair diploma. Betaal ze goed, heel goed, en reken ze ook af op resultaten.

‘Taalnazi’

Het Finse model werkt hier niet, opperen sommigen, want België is een multicultureel land. Dat klopt, en volgens de OESO bakken we er niet veel van, als het gaat om kansarmoede weg te werken. We zijn namelijk té tolerant. Kinderen uit allochtone gezinnen moet je niet wijsmaken dat taal er niet toe doet, maar net omgekeerd. Kansarmoede keer je niet met nivellering maar juist met excellentie. Juist in sociaal zwakke milieus werkt de tolerante aanpak van de 68’ers niet, betoogt Gaschke. Het afschaffen van huiswerk, het verwaarlozen van taalfinesses, invulboeken, het lijkt allemaal leuk en laagdrempelig, maar het legt een enorme hypotheek op de intellectuele kwaliteit van de komende generaties die, vergeten we het niet, ons uit de shit zullen moeten halen. Het lijkt wel alsof we dat niet willen of het hen niet gunnen.

Taalgevoel, jawel. ASO-leerkrachten Nederlands halen vandaag nog het niveau van een scholier van dertig jaar terug. Het is bon ton om te spreken over een taalnazi als iemand een dt-fout corrigeert. Dat op zich is verontrustend: geeft het een vrijheidsgevoel om zinnen te schrijven zonder komma’s of punten? Ja, wellicht. Maar het geeft nog een veel beter gevoel om een tekst te schrijven mét komma’s en punten, die ook leesbaar is voor iemand anders, en waar die iemand misschien zelfs plezier aan beleeft. ‘Goed gevoel’ is een volstrekt inhoudsloos containerbegrip, zoals overigens ook ‘vrijheid’. Je kan een goed gevoel hebben bij het schrijven van een gedicht, het beluisteren van een Wagner-opera, een staande of liggende wip, maar de IS-beulen hebben bij een onthoofdingssessie vermoedelijk ook een goed gevoel. Er bestaat zelfs een damesblad dat Goed Gevoel heet, met allemaal fijne tips om zich lekker te voelen. Een handleiding voor schooldirecties?

Geitenwollensokkenromantiek

Excessen als pestgedrag ontstaan vooral in een pedagogisch vacuüm, de laat-maar-waaien-sfeer, waar op de duur het recht van de sterkste geldt in een puberale jungle. En jawel: ook pesten geeft een fijn gevoel, voor de pester dan toch.

De woorden vrijheid en tolerantie tollen om ons heen, maar woorden als “engagement”, “verantwoordelijkheid”, “mentorschap” en “inspiratie” hoor ik anderzijds maar weinig in het discours van onderwijsminister Crevits. Het lijkt alsof de relatie tussen pedagoog en kind er een is geworden van de verkoper en de consument, waardoor het aanbod permanent moet afgesteld worden op de vraag van iemand die nog moet leren keuzes maken.

Die paradox blijft hangen in de progressieve kringen van Steinerscholen en tutti quanti. Met de filosoof J.J. Rousseau als absolute Urheber (‘Émile, ou De l’éducation”, 1762), vermengen zich geitenwollensokkenromantiek, hedonisme, mei ’68-nostalgie, slecht begrepen gelijkheidsdenken en ook wel een portie ik-weet-het-zelf-niet-goed-relativisme, tot een infantilisering van de samenleving die toch heel goed klikt met de totale commercialisering en het consumentisme. Internetgestuurde kinderen bepalen de maat, ouders besturen de school, leerkrachten gehoorzamen de leerlingen, en volwassenen blijven steken in het stadium van grote kinderen.

Dat is een carnavaleske situatie die geen antwoord kan bieden aan de enorme uitdagingen van deze tijd. De school is geen pretpark of een kinderopvang. En om mij nu helemaal als schoolnazi weg te zetten: dat uniform vind ik prachtig, in Afrika loopt elk schoolkind er fier mee rond, als teken van emancipatie en wil om het verder te schoppen. Dàt goed gevoel, daar mogen we hen om benijden.

Johan Sanctorum (°1954) studeerde filosofie en kunstgeschiedenis aan de VUB. Achtereenvolgens docent filosofie, tijdschriftuitgever, theaterdramaturg, communicatieconsultant en auteur/columnist ontpopte hij zich tot een van de scherpste pennen in Vlaanderen en veel gevraagd lezinggever. Cultuur, politiek en media zijn de uitverkoren domeinen. Sanctorum schuwt de controverse niet. Humor, ironie en sarcasme zijn nooit ver weg.

Commentaren en reacties