De schuld van de Chinezen
Blind 'antiracisme’ werkte crisis mee in de hand
Wildmarkt in China
foto © Reporters
In de coronacrisis wijst men naar het communistisch bewind van China. Waar staat het Chinese volk met zijn tradities in die beoordeling?
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementOnder de commentaarstukken over de coronacrisis valt er één op als bijzonder scherp. David Cole, een rechtse columnist uit Los Angeles, wijst enkele schuldigen aan. (‘Speak the Truth, Shame the Chinese’, Taki Mag, 31 maart 2020) Goed, maar.
De ziekte heeft een bekende oorzaak: het overspringen van het virus uit een dierlijke omgeving (vleermuizen) naar de mens, namelijk wanneer deze met allerlei diersoorten in onnatuurlijk dicht contact komt op onhygiënische wildmarkten en eettafels van Zuid-China. Officieel heet COVID-19 eigenlijk SARS-CoV-2; het is verwant aan een ander coronavirus, bekend van de SARS-epidemie uit begin 2003. Dat kwam eveneens voort uit de wildmarkten, waar tot 60 diersoorten abnormaal dicht opeengepakt zitten en promiscu virussen uitwisselen.
Partij ontziet volkswil
Terwijl de keuken in Noord-China wat op de Europese gelijkt, eet men in Zuid-China alles wat kruipt, zwemt of vliegt, vaak ongekookt. Zoals de grap gaat: ‘Als Adam en Eva Chinees waren geweest, hadden ze niet de appel maar de slang opgegeten.’ Om de SARS-epidemie te dimmen, besloot de Chinese regering echter om verhandeling en verbruik van die diersoorten te beëindigen.
Dat de Communisten China autoritair besturen, mag betreurd worden, maar heeft tenminste dit voordeel dat zulk bewind dingen gedaan krijgt van de bevolking waar zachtaardiger regeerders voor terugschrikken. Bijvoorbeeld: sedert 1664 hebben regeerders pogingen gedaan om de Chinese gewoonte (sedert de 10de eeuw) van het inbinden van vrouwenvoeten af te schaffen. Daar kwam niet veel van in huis, of onder invloed van ontradingscampagnes van de Republiek (1911-49) slechts langzaam. Maar de Volksrepubliek maakte er korte metten mee.
Van die macht maakte het regime echter geen gebruik om de eetgewoontes op te kuisen. Eerst verbood het verhandeling en verbruik van exotisch wild, maar slechts enkele maanden later draaide het de klok terug onder druk van volksprotest. Of zoals Cole stelt: ‘De Chinese regering erkende dat de overspringing van SARS naar de mens het werk was van de wildmarkten, en die werden gesloten…tot het Chinese volk ze terugbracht.’
Erosie van de maatregelen
Sinoloog Jacques deLisle observeerde in 2004: ‘Naarmate men de SARS-crisis onder controle kreeg, begon er een erosie van de maatregelen tegen het verbruik van civetkatten en ander wild, namelijk zodra het intens internationaal toezicht waaraan de maatregelen überhaupt te danken zouden zijn, verslapte. Een hevig betwist wetsontwerp in de provincie Guangdong liet het verbod op het verbruik van wilde dieren uiteindelijk weg.’
Dat verraste de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO), die al een verband legde met een toekomstige uitbraak van nieuwe epidemieën. Cole: ‘Terwijl gezondheidsdeskundigen wereldwijd trachtten om SARS tegen te gaan, was de plaatselijke bevolking het verder aan het uitnodigen.’
Antiracisme
Het is verleidelijk, de schuld naar de Communistische Partij toe te schuiven, maar Cole hamert erop dat de Chinese bevolking primair zelf schuld draagt. Tijdens de Culturele Revolutie wisten de stoottroepen van de partij duizenden tempels te verwoesten en zelfs de ondergrondse vluchtwegen van de religie te vervolgen, maar aan de culinaire gewoonten durven zij nu niet te raken. Dit keer verlangt de wereldgemeenschap dat zij nog radicaler dan toen tegen de volksaard ingaan.
De Chinese bevolking, dat is ook de diaspora. Die eiste in 2003 dat de media zouden ophouden met hun berichtgeving over mondmaskers en draagberries. Zij eiste in feite het recht op om zoönotische (uit dieren stammende) ziekten te verspreiden. En zij trad de antiracistische lobby bij dat we vooral niet aan etnische stereotypering mogen doen, zo van spleetogen die levende apenhersenen eten. Haar zegslieden hadden het in alle ernst over een verlegging van de aandacht van de ziekte naar het trauma dat de Chinese minderheid in het Westen zou oplopen.
Haat jegens Trump
In januari 2004, slechts vijf maanden na de terugkeer van de wildmarkten, verscheen SARS opnieuw in China. Opnieuw werden ze verboden, en opnieuw werd het verbod na enkele maanden losgelaten, dit keer mét steun van de Wereldgezondheidsorganisatie. Haar woordvoerder relativeerde de dreiging met wat antiracistische whataboutery: ‘Ook blanken eten rauwe oesters’,— alsof een kankerspecialist het gevaar van roken zou wegwuiven. De daaropvolgende jaren bleef het kalm, maar regelmatig waarschuwde ergens een Chinese dokter voor het gevaar, tevergeefs.
Dus, besluit Cole: ‘Een verbod op Chinese wildmarkten zou COVID-19 belet hebben. Dit was de voorkoombaarste ramp in de moderne geschiedenis. Als we eender wat — angst voor ‘racisme’, haat jegens Trump, winstgevende Chinese contracten — voorrang geven op de definitieve sluiting van de wildmarkten, stevenen we zeker af op een nog ergere pandemie. De Chinezen verdienen geen knuffels [waartoe de burgemeester van Firenze en ook Nancy Pelosi opgeroepen hebben — KE], ze mogen van geluk spreken dat wij beschaafd genoeg zijn om niet gewelddadig wraak te nemen voor wat ze op hun geweten hebben.’
Open grenzen
Nou, als vriend van China heb ik daar wat moeite mee. Over één ding zijn we het zeker eens: de verpletterende schuld van het ‘antiracisme’. Die kenden we al sedert de multiculturele moorden door Merkelklanten op Europese inboorlingen. Maar wie nu nog open grenzen en antiracistische gebaren belangrijker vindt dan strikte veiligheidsmaatregelen, is verantwoordelijk voor talloze besmettingen en doden en een onoverzienbare economische schade, wereldwijd.
De schuld van de Communistische partij is ook duidelijk: repressie en de doofpot, die de beteugeling van de epidemie vertraagden en de export ervan vergemakkelijkten. Zodat China nu als winnaar uit zijn zelfveroorzaakte crisis tevoorschijn komt, wat voedsel geeft aan samenzweringstheorieën.
China vegeteert
De schuld van een deel van het Chinese volk is helaas onweerlegbaar. Sommige culturele gewoonten zijn, hoe volkseigen (en daarom geëerbiedigd) ook, gewoon schadelijk en te verdelgen. Dat geldt voor vrouwenbesnijdenis, voor kozijnshuwelijken, en in China voor de consumptie van ongedierte. Men moet daarbij alleen onthouden dat die onhygiënische eetgewoonten niet voor de hele bevolking gelden, noch intrinsiek Chinees zijn.
Het andere uiterste bestaat in China ook. Het Chinese boeddhisme, in tegenstelling met bijvoorbeeld het Tibetaanse, is strikt vegetarisch; en door de Chinese lactose-intolerantie (allergie voor zuivel) meteen ook veganistisch. Ook ijverige leken en de meeste daoïstische monniken zijn doorgaans vegetarisch. De Chinezen hoeven niet te ‘ontchinezen’ (een gevoelig punt voor postkolonialen), hun wortels ontrouw te worden, om gezonde eetgewoonten aan te nemen. Zij hebben de oplossing binnen hun eigen tradities.
Tags |
---|
Koenraad Elst (1959) is orientalist. Hij werkte als politiek journalist bij diverse Vlaamse en Indiase media, van Trends en Punt tot The Pioneer en Pragyata Magazine, als assistant buitenlandbeleid in de Belgische senaat, en als gastprofessor in twee Indiase universiteiten. Zijn eigenlijke roeping vindt men echter in de tientallen onderzoekspapers en een dertigtal boeken, vooral over de belangrijkste hangijzers in de antieke en hedendaagse feiten- en ideeëngeschiedenis van India, en verder over faits divers als de islam.
Verrassing: de Nederlandse rechtse politicus Thierry Baudet sprak zich recent uit pro islam. Daarbij ziet hij een belangrijk element over het hoofd.
Professor Dirk Rochtus leidt zoals elk jaar een reis naar Duitsland. Deze kaar naar het onbekende Silezië.