De toekomst van de ‘war on drugs’
Een ideologisch conflict?
Voorstelling Stroomplan, dat repressie en preventie combineert, in Antwerpen op 21 februari 2018.
foto © Reporters / DIRV
Naar aanleiding van geweld in het Antwerpse drugsmilieu tracht een linkse lobby subtiel de legalisering van drugs op de agenda te plaatsen.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementDe ‘legaliseringslobby’ heeft de voorbije weken opnieuw de aanval ingezet op de ‘war on drugs’ die voor de N-VA van Bart De Wever één van de pijlers vormt van de door zijn partij geïntroduceerde veiligheidscultuur. Desalniettemin kreeg de Antwerpse burgemeester de laatste tijd de wind van voren, na incidenten in het kader van de drugscriminaliteit in Antwerpen-Noord.
Politici zoals Wouter Van Besien (Groen) en Filip Dewinter (Vlaams Belang) — bien étonné de se trouver ensemble — liepen elkaar voor de voeten op de plaats der feiten na alweer een nieuw incident. De eerste was verontwaardigd dat De Wever niet onmiddellijk reageerde en de laatste paradeerde door de wijk en eiste prompt de inzet van het leger.
Terwijl de oppositie moord en brand schreeuwde, overlegde Bart De Wever met politie en parket en kondigde na afloop een reeks nieuwe maatregelen aan: verhoging van de zichtbare en onzichtbare politionele aanwezigheid, de (tijdelijke) plaatsing van bewakingscamera’s, en last but not least, een machtiging voor het uitvoeren van tijdelijke systematische identiteitscontroles. Daarmee stelde De Wever meteen orde op zaken en stelde hij zijn bevolking gerust.
Wetenschappelijk bekeken
Na die politieke tegenwind, stak ook een ‘wetenschappelijk’ pleidooi de kop op om het beleid te ‘evalueren’. Niemand minder dan prof. dr. Tom Decorte, criminoloog aan de UGent, en een fervent criticus van De Wevers war on drugs riep in een open brief de politici op tot de oprichting van een parlementaire werkgroep: ‘De war on drugs is bijna een ideologisch conflict geworden’, stelde Decorte in Knack Online, verwijzend naar een uitspraak van Bart De Wever. De Wever had eerder verklaard in een reactie zich rot te ergeren aan ‘de yogasnuivers die bijvoorbeeld opkomen voor luchtkwaliteit, maar er blijkbaar geen enkele moeite mee hebben dat ze een criminele keten in gang houden.’ Die uitspraak zorgde alweer voor de nodige verontwaardigde reacties.
Strijd onder criminologen
De wetenschappelijke tegenwind komt niet toevallig uit Gent. Binnen de vakgroep criminologie van de faculteit van de rechtsgeleerdheid speelde zich jarenlang een ideologische strijd af tussen links georiënteerde wetenschappers zoals onder andere wijlen prof. dr. Patrick Hebberecht en anderzijds professoren, zoals wijlen prof. dr. Brice De Ruyver die een meer repressieve aanpak van criminaliteit voorstonden.
In 2002 richtte Tom Decorte, assistent van Hebberecht, het Instituut voor Sociaal Drugsonderzoek (ISD) op. Deze onderzoeksgroep legt zich vooral toe ‘op het verwerven en overdragen van kennis omtrent de verschillende aspecten van roesmiddelengebruik, -beleid en -handel, vanuit een sociaalwetenschappelijke oriëntatie én een maatschappelijk engagement’.
Niet verwonderlijk dus dat precies Decorte, fel tegenstander van een war on drugs ervoor pleitte dat het beleid zich meer zou richten op het structureel ontwrichten van de criminele drugsmarkt. De manier waarop dit volgens hem dient te gebeuren is door decriminalisering, regulering of zelfs legalisering van de productie- en distributieprocessen van cannabis.
Een parlementaire werkgroep
Via de omweg van de parlementaire werkgroep probeert hij opnieuw een doorbraak te forceren in de richting van een legalisering of minimaal een overheidsregulering. Zijn tussenkomst is ook niet vrij van ideologische motieven. Decorte schreef daarover in 2016, samen met toxicoloog Jan Tytgat en econoom Paul De Grauwe, een boek: Cannabis onder controle, hoe?. Daar stelde De Grauwe: ‘Legaliseer cannabis, want de war on drugs heeft gefaald’. Decorte argumenteerde dan weer: ‘De doelstellingen – minder gebruik en minder criminaliteit – worden niet gehaald. Je kan niet volhouden dat het werkt.’
Zijn collega De Ruyver was het volstrekt oneens met diens conclusies: ‘Het is niet gek dat er meer cannabis in beslag wordt genomen, want het aanbod is gegroeid.’
Geen draagvlak voor legalisering
Decorte verwijst graag naar studies die alcohol en sigaretten systematisch even gevaarlijk noemen als heroïne, wat volgens hem ‘historisch gegroeid’ zou zijn en vooral ‘niet logisch’ is. Het houdt echter geen steek omwille van de realiteit dat alcohol en tabak als roesmiddelen deel uitmaken van de ‘legale’ economie, en omwille van de valse illusie van betere controleerbaarheid, meteen ook maar van overheidswege middelen als cannabis (en later misschien ook cocaïne of heroïne?) te legaliseren. Zonder de ernst van alcoholverslaving of tabaksverslaving in twijfel te trekken, lijkt er in Vlaanderen noch een politiek noch een maatschappelijk draagvlak te zijn om eender welke vorm van drugs te legaliseren.
Collateral damage
De gewelddadige reacties van ‘het milieu’ vormen nogal vaak een soort van collateral damage, maar dan vooral van een strijd die uitgevochten wordt binnen het misdaadmilieu zelf. Daarbij werken, helaas, de geviseerde slachtoffers niet mee met de politiediensten omdat ze liever zelf alle discretie behouden. Dit soort criminaliteit bestrijden is dan ook geen sinecure. Dat weet ook De Wever, die in elk geval niet kan worden verweten de bevolking een rad voor de ogen te draaien door het aankondigen van wondermiddelen. Wel houdt hij stevig vast aan zijn strategie.
Uiteraard heeft Decorte een punt, dat de reactie van overheidswege gebeurt vanuit een ‘ideologische’ grondslag. Maar hij gaat voorbij aan het feit dat dit gebeurt omwille van een morele of principiële keuze tegen de normalisering van drugs.
De verantwoordelijkheid van het individu
Pleiten voor een pragmatische politiek, gericht op de preventie van drugsgebruik, gaat uit van de aanname dat de individuele druggebruiker vooral slachtoffer is. Dit neutraliseert de vrije wil. Men gaat hierbij uit van een deterministisch wereldbeeld waarbij de verantwoordelijkheid van het individu ondergeschikt is aan die van de maatschappij. Bijgevolg ontkent men als het ware de autonomie van het individu.
Initieel richtte de (linkse) kritiek op de war on drugs zich vooral op de stelling dat men voornamelijk op ‘kleine garnalen’ zou jagen. Wanneer men vandaag, zoals in Antwerpen, de strijd opvoert en wanneer politie en justitie geleidelijk aan dieper doordringen tot de top van de misdaadpiramide gooit de kritiek het over een andere boeg. Vanuit een mijns inziens enigszins perverse redenering redeneert men dan dat het intensievere opsporingsbeleid zélf de oorzaak zou zijn van de toename van geweldsdelicten. Dat de escalatie van criminaliteit zo in de schoenen van de wetshandhaving gelegd wordt, tart elke verbeelding.
Wetenschappers zoals Decorte kunnen vanuit een ‘sociaal maatschappelijk’ engagement dan wel een open brief schrijven, maar intussen is het wel de overheid die de openbare orde en veiligheid moet handhaven en verantwoording aan de kiezer moet afleggen.
Stop het spierballengerol
Decorte roept op het spierballengerol te stoppen en vraagt nu een evaluatie via een parlementaire werkgroep. ‘En als die evaluatie negatief uitvalt, moet de parlementaire werkgroep alternatieve opties zoals decriminalisering of zelfs regulering van middelen bestuderen.’ Daarmee herhaalt Decorte wat hij reeds in 2014 bepleitte bij een interview in De Wereld Morgen: ‘Als samenleving hebben we de taak de mensen zoveel mogelijk van drugs af te houden. Kiezen ze toch om drugs te gebruiken dan moeten we hen hierin opvoeden. Zodoende kunnen ze er zo verstandig mogelijk mee omgaan. Daarnaast moeten we ervoor zorgen dat het product in zijn minst schadelijke vorm te krijgen is.’
Dat is een pleidooi voor een vleugje preventie, maar vooral voor een focus op het ‘opvoeden’ van gebruikers tot verstandig middelengebruik en het bewaken van de kwaliteit vanuit een overheidstussenkomst in het productie-en distributieproces. Een zogenaamde harm reduction aanpak dus of een evolutie van een war on drugs naar een pamperen van de druggebruiker.
Cannabis social clubs
Hoe dat precies moet gebeuren? Ook die blauwdruk ligt reeds klaar, met name via initiatieven zoals de Cannabis Social Clubs. Dit concept bestaat vandaag al. De Gentse vzw Cannabis Social Club is er een voorbeeld van. Ik raad u aan even hun facebookpagina te bekijken. Naast de open brief van Decorte treffen we er een opiniestuk aan van de hand van twee jonge kandidaat politici van sp.a (Maxim Veys en Conner Rousseau) dat diezelfde week verscheen De Morgen. Daarbij vatten de sp.a’ers de koe onmiddellijk bij de horens: ‘Legalize it, time to recognize it’.
Het stuk is een onverkort pleidooi voor legalisering van cannabis en sluit als bij toeval (?) perfect aan bij wat Decorte ‘op wetenschappelijke wijze’ bepleit. Ook Decortes eigen facebookpagina leest als één grote bloemlezing vol artikels die verwijzen naar pleidooien voor legalisering, of regulering van drugs. Decorte heeft dus gelijk als hij zegt dat het een ideologisch conflict is. Maar dan wel een conflict waarin de wetenschapper zelf duidelijk partij kiest. Sta me dus toe het nut en de ernst van zo’n parlementaire werkgroep te betwijfelen als de uitkomst van het debat reeds op voorhand bepaald is.
Moet je de war on drugs winnen?
Afgezien van de vraag of er enige maatschappelijke meerwaarde aan vasthangt, het legaliseren van drugs zou vooral een fout signaal zijn. Als samenleving moeten we druggebruik vermijden, terugdringen en desgevallend ook bestraffen. Een efficiënt drugsbeleid bestaat dus uit een drietrapsraket.
In de eerste plaats dient ingezet te worden op preventie en ontrading. Aangezien elke stap richting decriminalisering of legalisering zou betekenen dat je het gebruik maatschappelijk aanvaardbaar maakt is dat principieel geen wenselijke optie.
Een volgende stap is het vermijden van problematisch drugsgebruik, omdat dit fenomeen vaak gepaard gaat met druggerelateerde criminaliteit. Daarom moet elke vorm van druggebruik dat wordt opgemerkt de aanzet zijn tot een snelle (re)actie. Inderdaad, de occasionele gebruiker dient niet als een zware crimineel te worden behandeld, maar de problematische drugsgebruiker dient zo snel mogelijk te worden gere-integreerd. Bij voorkeur vrijwillig, desnoods met enige dwang.
Sluitstuk dient hoe dan ook een sterk repressief luik te blijven. Overlast moet worden tegengegaan, misdrijven bestraft én gevangenissen moeten voorzien in een afzonderlijke vleugel waar zwaar verslaafde druggebruikers kunnen afkicken.
Dealers, zowel grote als kleine, moeten hard worden aangepakt en de focus van politie, parket en justitie moet liggen op de handel, import en verkoop. Wellicht is het een illusie dat men de war on drugs ooit volledig kan winnen, maar dat betekent daarom nog niet dat men als maatschappij het niet aan zichzelf verplicht is die strijd te blijven aangaan.
Categorieën |
---|
Kristof Luypaert (1976) is criminoloog en oud-politiecommissaris. Hij is bestuurslid van N-VA in het district Antwerpen. En mede-oprichter van 'De 5de Macht'.
De Israëlische verkiezingen van 9 april gaan tussen een rechts blok rondom premier Netanyahu en een nieuw centrumlinks kartel. Inzet blijft de veiligheid van het land.
‘Afgrond’ verhaalt de waargebeurde verhouding tussen Venetia Stanley en de veel oudere Britse premier Henry Asquith, die leidde tot een kabinetscrisis.