De unitaristische obsessie van Georges-Louis Bouchez
foto © Belga Image
De liberale ‘familie’ bijeenhouden, de ‘Belgische familie bijeenhouden’ is een hopeloos achterhoedegevecht. Nu al verloren.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementNiets is erger voor een politicus dan weigeren de realiteit onder ogen te zien en tegen de stroom van de geschiedenis in te willen roeien. Dat is wat de voorzitter van de MR doet, met zijn obsessie voor Belgisch unitarisme. Die brengt hem er vandaag toe, ter gelegenheid van het 175-jarig bestaan van de liberale partij, te dromen van een hervorming van het ‘gezin’, dat sinds 1972 verdeeld is.
Belgische paradox
De paradox van Georges-Louis Bouchez is dat hij beweert Belg te zijn, maar niet in staat is zich uit te drukken in de taal van de grootste gemeenschap van het land. Hij lijkt niet te beseffen dat Vlaanderen sinds het midden van de 19de eeuw alles in het werk heeft gesteld om zich te bevrijden uit dit Belgische unitaire keurslijf dat het land cultureel heeft verbasterd en het belet heeft om een volwaardige rol te spelen op het politieke toneel.
De strijd van de Vlaamse Beweging was lang en bitter. Maar hij heeft vruchten afgeworpen bij het creëren van het gevoel van collectieve saamhorigheid dat wij de ‘natie’ noemen. Ja, Vlaanderen is vandaag een natie, die de roeping heeft om een staat te worden. En dit feit alleen al brengt het voortbestaan van België in gevaar.
Door dit niet toe te geven, miskent Georges-Louis Bouchez Vlaanderen ten zeerste.
Geen politieke ‘families’ meer
Het feit dat er in België niet langer een ‘politieke familie’ bestaat, is het resultaat van een onontkoombare evolutie. De definitieve vastlegging van de taalgrens in 1962 was de eerste klap voor het Belgisch unitarisme. Die bewees dat er geen eenheid meer was, maar dualiteit.
De zogenaamde traditionele partijen, die tot dan toe als een eenheid werden bestuurd, splitsten zich vervolgens in twee taalvleugels: de PSC-CVP in 1968, naar aanleiding van de ‘Walen buiten’-campagne aan de universiteit van Leuven, de PLP-PVV in 1972, en de PSB-BSP in 1979, na het mislukken van het communautaire Egmont-pact.
Zo onderging het Koninkrijk in de loop der jaren een radicale gedaanteverandering, tot het in 1993 officieel de kenmerken van federalisme kreeg. Het duurde echter niet lang voordat men besefte dat dit federalisme, dat door de Franstaligen als het eindpunt werd beschouwd, niet meer was dan een etappe op de weg naar de onafhankelijkheid van Vlaanderen.
Confederalisme dan?
De inkt van de federale wet was nog niet droog toen de Vlaamse minister-president Luc van den Brande (CVP) een nieuwe confederalistische operatie voorstelde.
De voormalige christendemocratische premier Yves Leterme droeg in 2004 bij tot de opkomst van een nieuwe nationalistische partij door het CD&V/N-VA-kartel tot leven te wekken.
Pragmatisch, en goed wetende dat het doel van zijn partij — het scheppen van een Vlaamse Republiek binnen Europa — niet op korte termijn kon worden bereikt, koos Bart de Wever voor deze confederalistische optie: twee staten, Vlaanderen en Wallonië, die samen Brussel besturen (elke inwoner van Brussel, ongeacht taal en afkomst, wordt uitgenodigd om te kiezen tussen het Vlaamse en het Waalse pakket voor ‘gepersonaliseerde’ aangelegenheden zoals personenbelasting, sociale zekerheid, enzovoort). In dit perspectief is het duidelijk dat Vlaanderen een centrale Belgische staat, teruggebracht tot zijn eenvoudigste uitdrukking, zeer snel als overbodig zou beschouwen. Bye bye België!
Tijdens de politieke crisis van 2010 – 541 dagen zonder een volwaardige regering – maakte de commissie Buitenlandse Zaken van de Franse Assemblée nationale zich zorgen over de situatie en vroeg zij twee van haar leden verslag uit te brengen over het onderwerp. Voor de betrokkenen leed het geen twijfel dat de verdeling van het land in twee steeds coherentere en ongelijksoortigere taalgebieden zijn voortbestaan steeds minder waarschijnlijk maakte.
Vandaag is dit duidelijker dan ooit.
De ‘liberale familie’ ?
De wens van Georges-Louis Bouchez om ‘de liberale familie’ nieuw leven in te blazen, kan alleen maar doen glimlachen. Hervé Hasquin daarentegen is zich terdege bewust van de realiteit wanneer hij verklaart: ‘Geloof me, een Vlaamse liberaal is een Vlaamse nationalist’.
Drie herinneringen zijn genoeg om dit aan te tonen.
Was het niet de voormalige voorzitter van de Vlaamse liberalen, Karel de Gucht, die in 2002 zei: ‘België is gedoemd om op termijn te verdwijnen, om te verdampen en levert ondertussen geen meerwaarde meer op voor Vlaanderen’ ?
Was het niet de liberale Vlaams minister-president Patrick Dewael die in 2003 een boekwerk voorstelde met institutionele eisen om zowat alle bevoegdheden die federaal bleven, waaronder gezondheidszorg, op te splitsen?
Was het niet Bart Somers, nu lid van de Vlaamse regering, die toen hij voorzitter van de VLD was, zei: ‘Mijn mijn generatie geeft voorrang aan de Vlaamse regionale belangen. (…) Wij aanvaarden niet langer dat onze groei en werkgelegenheid worden afgeremd omdat Wallonië niet aan onze eisen wil voldoen’.
Wat als we de kosten een halt zouden toeroepen, door de Belgische echtscheiding voor eens en voor altijd officieel te maken, en door rond de tafel te gaan zitten om de praktische details te bespreken?
Zullen we ermee stoppen?
In zijn boek La Belgique est morte, vive la Belgique! (Fayard, 2009) gaf José-Alain Fralon, de voormalige Brusselse correspondent van Le Monde, de koning volgend advies: ‘Wat als (…) u het wat fijner speelde? Door toe te geven, zoals wij allen vroeg of laat zullen doen, dat niets de opmars van Vlaanderen naar de onafhankelijkheid kan tegenhouden, en door haar te begeleiden in plaats van tevergeefs te trachten haar tegen te houden?’
Dit is een advies van gezond verstand, dat Georges-Louis Bouchez ter harte zou moeten nemen.
Het is niet een 7de staatshervorming die wij moeten voorbereiden, maar de post-Belgische toekomst. Voor wijlen Jean Gol, wiens naam het Centre d’Etudes du MR vandaag draagt, kon deze toekomst voor Wallonië alleen worden bereikt door integratie in de Franse Republiek.
Categorieën |
---|
Tags |
---|
Jules Gheude (1946) is oud-medewerker en biograaf van François Perin. Hij publiceerde meerdere essays over de Belgische communautaire kwestie. In 2009 was hij voorzitter van de Staten-Generaal van Wallonië, een burgerinitiatief om de Waalse geesten van het post-Belgische tijdperk bewust te maken. Sinds 2010 bezielt hij de Gewif (Groupe d’Etudes pour la Wallonie intégrée à la France). Van 1982 tot 2011 was hij directeur aan Wallonie-Bruxelles International (WBI).
De voorzitters van PS, MR en Ecolo zouden een compromis bereikt hebben over de reorganisatie van de Franstalige instellingen. Al is die niet volledig.
‘Afgrond’ verhaalt de waargebeurde verhouding tussen Venetia Stanley en de veel oudere Britse premier Henry Asquith, die leidde tot een kabinetscrisis.