JavaScript is required for this website to work.
post

De Vlaamse cultuursector: al zes maanden dicht, en nog geen seconde gemist

Naast de ongemakken van de pandemie komen soms ongemakkelijke waarheden bloot

ColumnJohan Sanctorum30/8/2020Leestijd 5 minuten
Een voorstelling van Victoria Deluxe

Een voorstelling van Victoria Deluxe

foto ©

Net met de pleidooien voor versoepeling blijkt hoe de (gesubsidieerde) cultuur in Vlaanderen zich vooral tot de 0,01% linkse bobo’s richt.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Corona heeft ons leven dooreen gegooid, zoveel is zeker. In de negatieve zin (de maskers, de bubbels, de beperking van de bewegingsvrijheid, het virologendictaat) maar hier en daar ook in een positieve, louterende zin. Er zijn opportuniteiten, schreef ik al op 11 maart toen de pandemie om zich heen greep.

Zoals daar zijn: we gaan veel intenser met onze naasten om omdat we keuzes moeten maken; het thuiswerken is eindelijk doorgebroken; het idee van de lokale economie wint veld tegen de globalistische pletwals made in China; er wordt meer dan ooit gelopen en gefietst; en niet te vergeten: de verplichting om minstens één keer per jaar in een vliegtuig te gaan zitten richting het zuiden of in een file vast te zitten op weg naar een skivakantie, valt voor een flink stuk weg.

Daar is de toeristische industrie het natuurlijk niet mee eens: er moet en zal gereisd worden, omdat een hoop mensen er hun brood mee verdienen. Dus zitten die vliegtuigen toch weer tjokvol en protesteren de virologen niet eens, misschien omdat ze in de zomer ook exotische oorden opzoeken.

Groteske circussen

Achter deze economische wetmatigheid loert niettemin de meer existentiële, filosofische vraag: moeten die city trips nu echt? Moet een mens zo nodig heel de wereld afschuimen op zoek naar exotische kicks? Hangt ons geluk daarvan af? Temeer omdat topbestemmingen als Barcelona zelf aangeven dat het wat minder mag in het belang van de lokale leefbaarheid.

Corona doet ons dus nadenken over wat er nu eigenlijk echt toe doet. De geluksvraag zowaar. Nog zo’n sector: de sport, en dan bedoel ik natuurlijk de professionele sportindustrie. De nationale voetbalcompetitie is herbegonnen, met lege stadions. Echte sportfans kunnen een en ander op TV bekijken, maar om die fans is het niet te doen: de grote voetbalclubs gaan failliet zonder wedstrijden — met de reclame-inkomsten en TV-rechten daaraan verbonden — en vedetten als Eden Hazard dreigden te moeten inleveren op hun jaarwedde van 31 miljoen euro, de sukkelaars. Dus moet en zal er tegen een bal gestampt worden, met hetzelfde argument als het toerisme: het scheelt een hoop mensen aan de dop.

We kunnen het rijtje verder afgaan. De ronde van Frankrijk gaat door zonder te weten of ze zelfs Parijs haalt voor een deel omdat wielerfans ernaar uitkijken, maar vooral omdat Michel Wuyts en Karl Vannieuwkerke op de VRT ongemakkelijk met hun vingers zaten te draaien. En omdat de geldmachine achter dit jaarlijks gebeuren, Amaury Sports Organisation (ASO, omzet 160 miljoen euro) voor zijn overleven die Tour moét organiseren, idem dito voor de ploegen en hun sponsors. Sectoren en activiteiten die vooral hun eigen overleven tot doel hebben, smeken het luidst om een herstart, business as usual. Maar tegelijk roept het vragen op rond zin en onzin van dit soort groteske circussen.

Democratie volgens Willaert en Co

cultuursectorDat brengt ons naar het eigenlijke onderwerp van deze column: cultuur. Nu Vlaams minister-president Jan Jambon, zo tussendoor ook nog cultuurminister, aangeschoten wild is, willen we ons ook graag bezinnen over het nu van deze sector.

Op 20 augustus jongstleden beviel Dominique Willaert, artistiek leider van de sociaal-artistieke werkplaats Victoria Deluxe in Gent, van een pathetisch opiniestuk in De Standaard, waarin opgeroepen werd om het belang van cultuur in de samenleving te onderkennen. Ik kan me daar helemaal in vinden. De vraag is alleen welk soort ‘cultuur’ Willaert bedoelt. Hij is de man die in 2017 het nieuws haalde door met veel bombarie een lezing van Theo Francken, toenmalig staatssecretaris voor Asiel en Migratie, te verstoren. Die ging door aan de Gentse universiteit en was georganiseerd door het Katholiek Vlaams Hoogstudenten Verbond. Volgens de artistiek leider van het (door de Vlaamse overheid zwaar gesubsidieerde) theatercollectief Victoria Deluxe had Francken daar geen recht van spreken. Een speciale invulling van democratie.

 

cultuursectorVRT

Willaert is dan ook van een andere gezindte en ziet kunst als opstap naar de klasseloze maatschappij.  ‘Hoop rijst op wanneer we de kracht en de moed ontwikkelen om voor (radicaal) andere verhoudingen te gaan’ orakelde hij in het cultuurmagazine Rekto:Verso. Goed idee, Dominique: begin misschien eens met het overheidsinfuus waaraan je hangt, in vraag te stellen, want dat rijmt toch niet op revolutionair denken. Helaas: de revolutie stopt bij deze linkse activist als de subsidie-aanvragen moeten ingediend worden.

Van dit cultureel warhoofd komt ook de onvergetelijke gedachte, gelanceerd in een Knack-interview van 2013, dat bepaalde Gentse wijken overdag zo warm en gezellig kleuren, omdat de kille, hardwerkende Vlamingen gaan werken zijn en niet bijdragen tot de leefbaarheid van de stad, in tegenstelling tot de van uitkeringen levende migrantengezinnen die de ganse dag vrolijk koutend de straat opgaan. Dat zal wel. Verbaas u over de hilarische paradox in dit soort uitspraken, en waarom ik vind dat hier een groot stand-up comedian aan ons is verloren gegaan.

Dominique Willaert is tenslotte, waarom verbaast het ons niet, een gezworen compagnon van Dyab Abou Jahjah en diens Movement X, nog een zelfverklaarde ‘burgerbeweging’ die het bijna uitsluitend moet hebben van verbale bluf, het organiseren van zitstakingen met twee man en een paardenkop in de hoop dat er een camera in de buurt is.

‘Psychosociale gezondheid’

cultuursectorIk besteed enige aandacht aan deze kleurrijke verschijning, omdat hij een van de boegbeelden en woordvoerders is van de Vlaamse cultuursector, in zijn gedaante van links-activistisch vehikel. Met politiek engagement is niets mis, maar het probleem van deze sector is dat ze waarden als ‘verbeelding’ en ‘empathisch vermogen’ versmalt tot clichés binnen een cultuurmarxistische zelfbevestiging, ook wel pensée unique genoemd. Onder andere via de organisatie Hart Boven Hard wordt cultuur gezien als het middel om de Vlamingen ‘het juiste bewustzijn’ bij te brengen, lees: weg van het Vlaams nationalisme en zijn verdorven historische ballast. Cultuur in Vlaanderen is van de weeromstuit links-belerend, belgicistisch en eigenlijk ook gewoon navelstarend-elitair.

Het gaat met andere woorden om een bubbel van mensen die zichzelf belangrijk vinden, voor het vervullen van hun grootse missie veel overheidsgeld vragen, om tenslotte de doorsnee-Vlaming te kunnen berispen en politici van een andere gezindte zelfs het spreken te beletten. Allemaal in naam van de democratie, de verbeelding, de vrije expressie en de ‘de psychosociale gezondheid van de bevolking’ zoals het in dat DS-stukje staat. Dat — en nu richt ik me rechtstreeks tot Willaert en heel het grote Vlaamse Cultuurgebeuren — Dominique, is de reden waarom het de doorsnee Vlaming geen fluit kan schelen of dat veredeld schooltoneel van je nu kan doorgaan of niet.

Het morele suprematisme en de decennia lange monopolisering van het culturele veld door links heeft een algemene onverschilligheid opgeleverd bij het publiek. Fundamenteler nog dan de profsport zouden Willaert en co zich de vraag moeten stellen of hun elitaire bezigheidstherapie nog een bestaansreden heeft. Wij hebben gewoon geen cultuur die zich aan de kant van het volk schaart en bijvoorbeeld gaat voor wat steeds meer Vlamingen willen: een eigen staat. Wel de Palestijnen en elk volk op deze planeet hebben dat recht volgens Willaert en co, maar niet de Vlamingen.

Conclusie: het geblaat van de sector om versoepeling, in naam van de ‘psychosociale gezondheid van de bevolking’, klinkt als het gepiep van een muis in een kattenasiel. Het spijt me echt, iedereen die me kent weet wat voor een cultuurfreak en muziekfanaat ik ben. Maar het zal 99,99 % van de Vlamingen worst wezen of er in een theaterzaal nu één of twee stoelen tussen elke bubbel moeten: de sector heeft zichzelf irrelevant gemaakt, behalve voor de werknemers en hun achterban. Met dank aan corona. Zoals ik zei: elk nadeel heb zijn voordeel. Tussen alle ongemakken van deze pandemie door verschijnen af en toe ook ongemakkelijke waarheden.

Johan Sanctorum (°1954) studeerde filosofie en kunstgeschiedenis aan de VUB. Achtereenvolgens docent filosofie, tijdschriftuitgever, theaterdramaturg, communicatieconsultant en auteur/columnist ontpopte hij zich tot een van de scherpste pennen in Vlaanderen en veel gevraagd lezinggever. Cultuur, politiek en media zijn de uitverkoren domeinen. Sanctorum schuwt de controverse niet. Humor, ironie en sarcasme zijn nooit ver weg.

Commentaren en reacties