De wanhoop van het Turkse leger
Met de mislukte putsch bewijst het Turkse leger de democratie geen dienst. Het resultaat is meer macht voor president Erdogan.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementDe strijd van de Turkse staat tegen de Koerdische separatistenbeweging PKK was afgelopen jaar zodanig opgeflakkerd dat waarnemers spraken van een terugkeer van de jaren ’90. De duistere tijden van geweld en bloedvergieten leken teruggekeerd. De poging tot staatsgreep die een deel van het leger in de nacht van 15 op 16 juli 2016 ondernam, roept dan weer herinneringen op aan de jaren ’80, ja zelfs de jaren ’60. De militairen grepen toen als behoeders van de door Atatürk opgerichte lekenstaat in omdat ze de seculiere orde (1960) of de stabiliteit van het land (1980) bedreigd zagen. Beide bedreigingen leken hen nu anno 2016 onder de regering van de conservatiefreligieuze AKP samen te komen: president Recep Tayyip Erdogan zou een sluipende islamisering van de maatschappij inluiden en niet krachtig genoeg optreden tegen de extremisten van Islamitische Staat (IS) en de Koerdische PKK. Net zoals hun voorgangers, meenden de opstandige militairen dat de heersende politiek het had verkorven en dat alleen zij nog de boel konden rechttrekken. Het is geen toeval dat de putschisten ook spraken over het herstel van vrede en democratie.
Wanhoop
Er kunnen heel wat vraagtekens worden geplaatst bij de werking van de democratie in Turkije vandaag. Tientallen journalisten zijn opgesloten onder het mom van de strijd tegen het ’terrorisme’, 138 parlementairen staan bloot aan strafvervolging na de opheffing van hun onschendbaarheid en Erdogan heeft bijna tweeduizend klachten lopen tegen politici, journalisten en cartoonisten die zich kritisch over hem uitlieten. Erdogan regeert met ijzeren hand en wil zijn macht nog vergroten door de invoering van een presidentieel systeem. Je zou verwachten dat oppositiepartijen als de seculiere CHP en de Turks-nationalistische MHP flink weerwerk zouden leveren, maar daarvoor ontbreekt het hen aan sterke leidersfiguren. Net Erdogan is zo’n sterke leider, en nog geliefd ook bij minstens de helft van de bevolking. Hij kan dus met de absolute meerderheid waarover de AKP beschikt zijn gang gaan. Maar een oplossing voor bovenvernoemde problemen is niet in zicht. Dat dreef die militairen tot wanhoop, die nog in termen van de seculiere orde en de politieke stabiliteit denken. De putsch leek het ultieme middel te zijn van officieren die niet meer durfden te hopen op een democratische ‘aflossing van de wacht’, namelijk de vervanging van de AKP door een regering die meer aan hun ideeën zou tegemoetkomen.
Hardere noot
Deze militairen zijn niet mee geëvolueerd met hun tijd. De bevolking kon nog begrip opbrengen voor de vorige staatsgrepen omdat de politiek toen zwak en verdorven was en het leger als ‘de redder in nood’ verscheen. Vandaag zijn de Turken vereend in hun afkeer van een militaire ‘oplossing’: ze willen niet meer dat hoog gedecoreerde uniformdragers het lot van de staat en de samenleving bepalen. Die Turken, dat zijn én de aanhangers van Erdogan die vrede nemen met zijn autoritaire regeerstijl – als hij maar de economie aanzwengelt – én zijn tegenstanders die geen geüniformeerde ‘beschermers’ behoeven. Ook de oppositiepartijen willen niet weten van een militaire uitschakeling van de regering. Zelfs de pro-Koerdische partij HDP die door de opheffing van de parlementaire onschendbaarheid het hardst is getroffen, veroordeelt de poging tot staatsgreep. De Koerdische nationalisten van de HDP weten ook wel dat de militairen aan de macht nog een hardere noot om te kraken zijn dan Erdogan. Bovendien koppelen ze hun strijd voor Koerdische autonomie ook aan de versterking van de Turkse democratie.
Paranoia
Vele burgers gaven gehoor aan de oproep van Erdogan om op straat te komen tegen de putschisten. Ze kwamen als het ware in opstand tegen een leger, of een deel ervan dat nog in de oude recepten geloofde van ‘herstel van de democratie’ met de wapens. Tegelijk versterken ze zo de positie van Erdogan. De ironie van het hele gebeuren wil dat de autoritaire Erdogan – de nieuwe ‘sultan’ van Turkije – appelleert aan de waarden van de democratie. De vraag is wat Erdogan met zijn versterkte macht gaat doen. Zijn beschuldiging aan het adres van de in ballingschap levende prediker Fetullah Gülen als aanstichter van de putsch, zal de Turkse samenleving alvast met nog meer paranoia en polarisering opzadelen. Ongewild hebben de putschisten de weg geplaveid voor het presidentiële systeem waar Erdogan al zo lang van droomt. Want nu willen de mensen dat de politiek hen beschermt tegen het leger, en niet omgekeerd zoals in vroegere tijden.
(Dit artikel verscheen 16 juli 2016 op de webstek van De Morgen).
Dirk Rochtus (1961) is hoofddocent internationale politiek en Duitse geschiedenis aan de KU Leuven/Campus Antwerpen. Hij is voorzitter van het Archief en Documentatiecentrum voor het Vlaams-nationalisme (ADVN). Zijn onderzoek gaat vooral over Duitsland, Turkije, en vraagstukken van nationalisme.
Een volledige ambtstermijn zat er niet in voor de SPD’ers Brandt, Schmidt, Schröder en nu Scholz.
Jack London was een veelschrijver én avonturier. Zijn omzwervingen overtuigden hem van de noodzaak van een socialistische samenleving, een idee dat hij verwerkte in zijn boeken.