JavaScript is required for this website to work.
post

Eberhard Jäckel (1929-2017) : Meester van de Holocaustherinnering

Bekend Hitler-onderzoeker overleden

Dirk Rochtus24/8/2017Leestijd 3 minuten

De Duitse historicus Eberhard Jäckel is overleden. Hij was een bekend Hitler-onderzoeker en engageerde zich voor het Holocaustmonument in Berlijn.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Wie al in Berlijn is geweest, kent het ‘Denkmal für die ermordeten Juden Europas’, het monument, dat bestaat uit 2711 abstracte betonblokken die in hoogte van 20 cm tot 4,5 meter variëren, en dat de herinnering aan de volkenmoord op de Joden levendig houdt. Een ‘Denkmal’ – letterlijk een denkteken –  moest het zijn volgens de historicus Eberhard Jäckel (1929-2017) die mee het initiatief ertoe nam, en geen ‘Mahnmal’ dat moraliserend maant.

Voor de bekende professor Hedendaagse Geschiedenis kwam het op het gefundeerde nadenken aan, bijvoorbeeld over Hitlers Weltanschauung (zoals zijn boek over de wereldbeschouwing van Hitler heette) of de politiek en de misdaden van het nationaalsocialistische regime. De nuchtere analyse betekende voor hem ‘het vooroordeel door het oordeel te bestrijden’. Zo maakte hij bijvoorbeeld brandhout van het in 1996 verschenen boek Hitler’s Willing Executioners: Ordinary Germans and the Holocaust waarin Harvard-professor Daniel Jonah Goldhagen de Duitsers ten tijde van het Derde Rijk als collectief verantwoordelijk voor de moord op de Joden bestempelde. Voor Jäckel vormde het boek van Goldhagen een ‘terugval in primitieve stereotypes’.

‘Historikerstreit’

Jäckel behoorde in de jaren 70 tot de ‘intentionalisten,’ de historici die meenden dat Hitler doelbewust vanaf het begin de vernietiging van de Joden nastreefde, terwijl zijn collega  Hans Mommsen (1930-2015) als aanhanger van de ‘functionalisten’ geloofde dat de holocaust een gevolg van een ‘cumulatieve radicalisering’ van de nazipolitiek was. Vandaag is die strijd tussen intentionalisten en functionalisten beslecht omdat zowel persoonlijkheden als structuren als doorslaggevend in het historische proces worden gezien. Het was wel vanuit die oorspronkelijke opvatting als ‘intentionalist’ dat Jäckel in de beroemde ‘Historikerstreit’ van 1986-‘87 positie innam tegen de historicus en filosoof Ernst Nolte die Auschwitz een reactie op de Goelag noemde.

Nolte stelde met andere woorden dat de Duitse bourgeoisie vanuit een angstreflex op de dodelijke bedreiging door het bolsjewisme (de ‘klassenmoord’) een beroep zou hebben gedaan op de nationaalsocialist Hitler om de rassenmoord te plegen op de joden, die mee aan de basis van het revolutionaire marxisme zouden liggen. Volgens Jäckel werd de Shoa, de vernietiging van de Europese Joden door de nazi’s, gekenmerkt door haar ‘Beispiellosigkeit’, haar ‘uniek karakter’, en mocht ze daarom niet worden gelijkgeschakeld met de Armeense genocide of de uitroeiing van de indianen. Die stelling verdedigde hij met de woorden: ‘Ich hierarchisiere nicht die Opfer, sondern ich differenziere die Vorgänge‘ (‘ik breng geen hiërarchie aan tussen de slachtoffers, maar maak een onderscheid in de manier waarop zich de gebeurtenissen voltrokken’).

Vervalsingen

Jäckel die naar goede oude Duitse traditie gestudeerd had aan verschillende universiteiten (onder meer Göttingen, Tübingen en Freiburg im Breisgau), publiceerde in 1969
Frankreich in Hitlers Europa: die deutsche Frankreichpolitik im 2. Weltkrieg dat nog altijd een standaardwerk is over de politiek van de nationaalsocialisten tegenover het bezette Frankrijk. Intussen was hij al professor aan de universiteit van Stuttgart geworden en dat bleef hij tot aan zijn emeritaat in 1997. Hij publiceerde in 1980 ook het bronnenmateriaal Hitler. Sämtliche Aufzeichnungen 1905-1924 (verzamelde aantekeningen).

Het boek zou het eerste in een kritische uitgavenreeks over de ‘geschriften’ van Hitler moeten worden, maar dat project werd stopgezet toen Jäckel er een jaar later achter kwam dat een 70-tal van de 694 documenten uit vervalsingen bestond. De notoire vervalser Konrad Kujau had ze aangeleverd. Toen Kujau in 1983 het tijdschrift Stern het materiaal leverde voor de publicatie van de vermeende ‘dagboeken van Hitler’, trok Jäckel als een van de eersten de authenticiteit ervan in twijfel.

Vrijheid als verplichting

Jäckel engageerde zich ook in het openbaar met voordrachten en boeken voor een groter publiek. De universiteitsleiding vond daarom dat hij een aanvraag moest indienen voor ‘nevenactiviteiten’. Daarop antwoordde Jäckel dat het overbrengen van de resultaten van wetenschappelijk onderzoek naar het grotere publiek geen nevenactiviteit, maar de centrale taak van een professor vormt onder het motto ‘Die Freiheit des deutschen Professors ist auch eine Verpflichtung’. Eberhard Jäckel zag het als zijn plicht om het Duitse volk te herinneren aan wat de nationaalsocialisten aan misdaden hadden begaan.

Maar niet alleen de nationaalsocialisten. Na de Duitse eenmaking werkte Jäckel als een ware meester van de herinnering mee een nieuw concept uit voor de ‘Gedenkstätte Buchenwald’. Van de 250 000 mensen die de nazi’s in Buchenwald opgesloten hadden, stierven er 50 000 door ontbering of moorddadig geweld. De Sozialistische Einheitspartei Deutschlands (SED), de leidende partij van de DDR, de communistische Oost-Duitse staat, bouwde Buchenwald na de oorlog uit tot een ‘Weihestätte’ (gewijd oord) waar vooral de communistische verzetsstrijders werden herdacht.

Tussen 1945 en 1950 hadden de Sovjetautoriteiten die de Sowjetische Besatzungszone (de latere DDR) bestuurden, er echter ook 28 000 politieke tegenstanders opgesloten waarvan er 7000 om het leven kwamen. Onder impuls van Jäckel herinnert de ‘Gedenkstätte Buchenwald’ nu aan ‘alle slachtoffers van totalitaire regimes’.

Professor Jäckel overleed afgelopen dinsdag, 15 augustus, op 88-jarige leeftijd in Stuttgart.

Dirk Rochtus (1961) is hoofddocent internationale politiek en Duitse geschiedenis aan de KU Leuven/Campus Antwerpen. Hij is voorzitter van het Archief en Documentatiecentrum voor het Vlaams-nationalisme (ADVN). Zijn onderzoek gaat vooral over Duitsland, Turkije, en vraagstukken van nationalisme.

Commentaren en reacties