Ecevit, tegenbeeld van Erdogan
Een dichter aan het roer van de staat? Turkije maakte dat mee met Bülent Ecevit als premier. De dichter-politicus overleed 10 jaar geleden.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnement‘Zwarte jongen’ werd hij genoemd omwille van zijn zwarte haar en snor. Maar een ‘zwarte Turk’, een vrome volksjongen, was hij nu ook weer niet. Bülent Ecevit zag op 28 mei 1925 het levenslicht in Constantinopel (vanaf 1930 Istanboel geheten) als zoon van een professor in de geneeskunde en een moeder die zich als een van de eerste vrouwen in Turkije tot schilderes ontpopte. Ecevit kreeg dus als telg van een elitair milieu het seculiere gedachtegoed van Mustafa Kemal Atatürk, de stichter van de Turkse republiek, met de moedermelk mee. Later, toen hij premier was – en dat was hij viermaal, in 1974, 1977, van 1978 tot 1979, en van 1999 tot 2002 – hield hij het imago van Turkije als een seculier moslimland hoog. Als kemalist verzette hij zich ook tegen de verzuchtingen van de Koerden naar meer autonomie. Hij vreesde dat toegeven op dit vlak zou leiden tot de opsplitsing van het land. Maar anders dan zijn burgerlijke afkomst had kunnen doen vermoeden, evolueerde hij naar het linkse spectrum van de politiek. Als minister van Werk van 1961 tot 1965 drukte hij het stakingsrecht en de erkenning van collectieve arbeidsovereenkomsten erdoor.
Paradoxen
Ecevit was een man van het mooie geschreven woord. Van 1946 tot 1950 werkte hij als persattaché op de Turkse ambassade in Londen. Daar studeerde hij kunstgeschiedenis en Sanskriet en vertaalde hij het werk van de grote Indiase dichter Rabindranath Tagore. Zelf schreef hij ook poëzie. In de jaren ’50 verbleef hij met een beurs in Amerika en werkte er voor twee kranten in North Carolina. Bij zijn terugkeer in Turkije sloot hij zich aan bij de Republikeinse Volkspartij (CHP), die door Atatürk was gesticht, en waarvoor zijn eigen vader nog had gezeteld in het parlement. Zijn verkiezing tot parlementslid in 1957 vormde het begin van een politieke carrière die 45 jaar zou duren. Van 1972 tot 1980 was hij voorzitter van de CHP en vanaf 1989 van de Demokratik Sol Parti (DSP), de Democratische Linkse Partij. Zijn carrière weerspiegelde de wisselvalligheden van de Turkse partij- en regeringspolitiek. Zijn politieke daden weerspiegelden dan weer de paradoxen in zijn persoonlijkheid. Hij was een overtuigde kemalist, maar moest in 1974 na maandenlange onderhandelingen wel degelijk een coalitie vormen met de Nationale Heilspartij (MSP) van Necmettin Erbakan, de stamvader van de politieke islam in Turkije. Als premier van een regering die het maar tien maand uitzong, voerde hij wel de succesvol verlopen invasie en bezetting van het noordelijke deel van Cyprus door. De ‘Veroveraar van Cyprus’ zag zichzelf als de beschermer van de Turks-Cypriotische minderheid op het turbulente eiland.
Hervormingen
Van 21 juni tot 3 juli 1977 en later van januari 1978 tot oktober 1979 was hij weer premier, ditmaal van regeringen die geconfronteerd werden met zware economische problemen en politieke stormen. De militaire putsch van 10 september 1980 maakte op genadeloze wijze een eind aan de burgeroorlogachtige toestanden die er in Turkije heersten. Ecevit kreeg, zoals zoveel andere politici, een verbod om aan politiek te doen. Pas in 1987 kon hij weer aan de slag, ditmaal als voorzitter van de DSP. Zijn kansen op succes keerden weer in 1999, toen hij als premier in een regering van lopende zaken in de aanloop naar de verkiezingen van april van dat jaar de vruchten kon plukken van de gevangenneming van Abdullah Öcalan, de leider van de Koerdische separatistenbeweging PKK. De partij van Ecevit behaalde de meeste zetels en vormde met de Moederlandpartij (ANAP) en de ultranationalisten van de MHP een nieuwe coalitie. Hoewel Ecevit vroeger een protectionistische tariefpolitiek had gevoerd om de invoer van goedkope buitenlandse producten af te weren en Turkije zo ook had afgeschermd van vernieuwingen vanuit het Westen, overwon hij – nu voor de vierde maal premier – zijn wantrouwen jegens Europa. Hij voerde hervormingen door die zijn land in december 1999 het statuut van kandidaat-lidstaat van de Europese Unie (EU) opleverden. Eenvoudig was dat niet. Het volk wilde Öcalan, staatsvijand nummer 1, zien hangen, maar Ecevit slaagde erin de doodstraf te laten afschaffen. Ecevit mocht dan wel een hardleerse Turkse nationalist zijn, maar stond toch een beperkt aantal rechten voor de Koerden toe, zoals privéonderwijs in het Koerdisch. Turkije ging in 2001 weer door zwaar economisch onweer, maar met de hulp van topeconoom Kemal Dervis als nieuwe minister van Economische Zaken wist Ecevit de storm te bedwingen. Hoewel Ecevit altijd al de sturende rol van de overheid in de economie had verdedigd, stelde hij zich naar het einde van zijn vierde premierschap meer open op tegenover de vrije markteconomie.
Afgesloten tijdperk
Het gemanoeuvreer om al die hervormingen erdoor te krijgen en de wonden die de financiële crisis had geslagen, voedden een misnoegdheid onder het volk waarvan de zich moderaat gebarende stichters van de AKP, de opvolgster van een verboden islamistische partij, wisten te profiteren. Toen Ecevit in mei 2002 ziek werd, maar op zijn stoel bleef ‘plakken’, zwol de ontevredenheid nog aan. Bij de vervroegde verkiezingen van 3 november 2002 behaalde de AKP van Recep Tayyip Erdogan en Abdullah Gül met 34 % van de stemmen de absolute meerderheid. De DSP van Ecevit verzonk met nauwelijks 2 % in de politieke betekenisloosheid. Het tijdperk van Ecevit was voorgoed afgesloten. Vier jaar later, op 5 november 2006, overleed Ecevit aan een hersenbloeding. Eén miljoen mensen woonde zijn staatsbegrafenis bij, wat herinneringen opriep aan de tijd dat progressief Turkije hem had bestempeld als ‘Tek Ümit, Ecevit!’ (Ecevit, jij bent onze enige hoop).
Integer
Ecevit was als dichter en politicus een man met vele gezichten, een man ook van de paradoxen, van het ‘hoewel’ zoals hierboven geschetst: een Turkse nationalist die toch een voorzichtige opening naar de Koerdische beweging maakte; een linkse politicus die toch de vrije markt omarmde; een seculier die op een bepaald moment toch regeerde met vrome moslims, noodgedwongen weliswaar omdat de kiezer de kaarten nu eenmaal zo had geschud. Ecevit was de man die bekommerd was om de arbeider en om vervolgden. Zo zette hij in 1974 de politieke gevangenen weer op vrije voeten. Maar herinnerd zal hij ook worden als de man die – initieel vanuit zijn bekommernis om de Turks-Cypriotische minderheid – de deling van het ‘land van Aphrodite’ bezegelde. Ecevit heeft vele malen het ambt van regeringsleider bekleed. President is hij nooit kunnen worden omdat hij zijn universitaire studies niet had afgemaakt. Zijn opvolger als premier vervult die voorwaarde ook niet, maar wist zich toch tot president te laten verkiezen. Ecevit gold als een integer man. Hij leefde sober en heeft zich nooit verrijkt, vrij als hij was van enige betrokkenheid bij de vele corruptieschandalen die Turkije altijd al hebben geplaagd. Hij was ook een man van het welluidende woord. Een jaar voor zijn dood verscheen nog een dichtbundel van hem: Bir şeyler olacak yarın (‘Dingen zullen morgen gebeuren’).
(Van Dirk Rochtus verscheen bij uitgeverij Vrijdag het boek ‘Turkije. De terugkeer van de sultan’. Centraal staat in dit boek de opvolger en tegenhanger van Ecevit)
© www.unutmayalim.com
Dirk Rochtus (1961) is hoofddocent internationale politiek en Duitse geschiedenis aan de KU Leuven/Campus Antwerpen. Hij is voorzitter van het Archief en Documentatiecentrum voor het Vlaams-nationalisme (ADVN). Zijn onderzoek gaat vooral over Duitsland, Turkije, en vraagstukken van nationalisme.
Een volledige ambtstermijn zat er niet in voor de SPD’ers Brandt, Schmidt, Schröder en nu Scholz.
‘Afgrond’ verhaalt de waargebeurde verhouding tussen Venetia Stanley en de veel oudere Britse premier Henry Asquith, die leidde tot een kabinetscrisis.