Een grote stap voor de mensheid
... of een vlooiensprong met veel tamtam?
foto ©
Net een halve eeuw oud is de Amerikaanse maanlanding, met dank aan de koude oorlog. Wetenschappelijk oogt het resultaat echter mager. En op aarde slagen we er niet in, orde op zaken te stellen, wat doen we dan in de ruimte?
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnement‘Loop naar de maan’, het is een uitdrukking die bij mijn weten alleen in het Nederlands bestaat om iemand hartsgrondig te verwensen. Evenals ‘iets naar de maan helpen’: het volledig verkloten. Dat klopt volledig met de realiteit: afgezien van alle romantische maanadoraties, is dat hemellichaam maar een troosteloze steenklomp zonder atmosfeer, zonder leven, gloeiend heet of ijskoud maar zelden iets ertussen. Dat er desondanks maanexpedities tot stand komen en zelfs wilde plannen om ook even Mars aan te doen, heeft weinig te maken met wetenschappelijke relevantie maar des te meer met prestige en propaganda in een strijd tussen grootmachten. Een paradigma dat twee verwoestende wereldoorlogen opleverde en een koude oorlog als dessert.
Een stout plan met losse eindjes
Meteen zitten we in het legendarische jaar 1969: Woodstock, de Tour waar de jonge Eddy Merckx iedereen naar huis reed, en de Amerikaanse maanlanding, op 21 juli exact een halve eeuw geleden. De zorgvuldig ingestudeerde woorden van Neil Armstrong ‘One small step for a man, one giant leap for mankind’ geven uiteraard helemaal niet weer in wat voor een gespannen toestand van wedijver met de Russen deze ‘grote stap’ tot stand kwam. De voorsprong die de Sovjets hadden uitgebouwd sinds ze op 4 oktober 1957 een satelliet rond de aarde lanceerden, was voor president John F. Kennedy in 1962 het signaal om een ambitieus programma op te starten dat vóór 1970 een man (een Amerikaan uiteraard) op de maan moest zetten en veilig laten terugkeren.
1962, het jaar ook van de fameuze Cubacrisis: het is opmerkelijk hoe Donald Trump nu opnieuw dat ruimtevaartprogramma van stal haalt om de hegemonie van de Verenigde Staten op wereldvlak in de verf te zetten, nadat de Chinezen begin dit jaar heel geniepig (zo zijn ze) een sonde op de achterkant van de maan lieten landen. De ruimtevaartretoriek is een propagandawapen dat langs twee kanten snijdt: eentje voor binnenlands gebruik (we will make America great again, chauvinisme, wij tegen de rest van de wereld) en uiteraard het overbluffen van de tegenstander via technische hoogstandjes die ook wijzen op een militaire superioriteit. Een verwittigde Rus is er maar een halve waard.
In deze blufpoker draaien wetenschappers enthousiast mee, er zijn er maar weinigen die toegeven dat ze in een propaganda-afdeling aan de kost komen. Af en toe spreekt er eens eentje uit de biecht. ‘Technisch waren we er niet klaar voor’, verklaarde één van hen onlangs over de maanlanding aan de BBC. ‘Het was veel te gevaarlijk. Tot aan de lancering haalden we elke dag fouten uit de computerprogramma’s.’ Apollo 1 vloog bij een test in brand en de drie astronauten kwamen om het leven. Apollo 13 wist na een explosie aan boord maar ternauwernood terug te keren naar de aarde. Dat de maanlanding met Apollo 11 het er goed af bracht, was voor een flink deel een gelukstreffer, een berekend risico. Temeer omdat de Apollo’s tegen andere fenomenen zoals meteorietregens en zonne-uitbarstingen helemaal niet berekend waren.
Maar goed, als men God aan zijn zijde heeft, kan veel. Daardoor had de Amerikaanse maanlanding iets weg van de landing in Normandië, vijfentwintig jaar eerder: een stout plan, door een politiek-historische noodzaak geforceerd, met technisch nogal wat losse eindjes en met een flinke dosis meeval tot een goed einde gebracht. Maar terwijl Normandië nog als een goed doel kon gezien worden, de bevrijding van Europa van de nazi’s, was de maanlanding pure show. Niet te verbazen dat complottheorieën tot op vandaag gewagen van een enscenering in filmstudio’s en de Nevadawoestijn. De euforische ‘alles-kan’-sfeer van de sixties deed de rest. Wetenschappers warmden zich tenslotte op aan wat kruimels zoals bodemstalen en detailfoto’s. Om wat te doen? Geen hond die het weet. Feit blijft dat heel de NASA-bureaucratie tot op vandaag een weinig serene en weinig zelfkritische attitude ten toon spreidt. Scepsis is uit den boze, the sky is the limit blijft het devies.
Exotisme
De door Jules Verne al honderd jaar eerder vrij accuraat voorspelde maanreis (weliswaar geen landing maar een baan er rond) wijst nog op iets anders dan de militaire logica en de propagandistische motieven van de ruimtevaart. Het heelal is namelijk van oudsher een plaats waar religieuze projecties een perfecte ‘fond’ vinden, inclusief paradijsvoorstellingen en het idee van een andere, betere plek dan dit aards tranendal. Het idee dat er een kosmische vluchtroute wordt uitgetekend naar een mooi, ongerept luilekkerland, vooral dan voor wie een ticket kan betalen want de plaatsen zijn duur. Het lijkt moeilijk om dat te combineren met de Trumpiaanse grootspraak en het wetenschappelijke alibi, maar hier en daar lees ik toch al in wetenschappelijke publicaties dat de mens zich moet opmaken voor een buitenaards leven om het voortbestaan van de soort te verzekeren.
Dat evolutionair exotisme is op zich bizar, maar niet indruisend tegen de menselijke status van nestbevuiler. Het ontheft ons van veel zorgen en geeft ons het idee dat we alle rommel gewoon kunnen achterlaten en elders herbeginnen. Nu we de aarde verkloot hebben, wacht het heelal op onze voetafdruk, zo denken we toch in onze oneindige eigenwaan. Het 19de eeuwse kolonialisme wordt zo klakkeloos geprojecteerd op een 21ste eeuwse Space Odyssey, de jongensdroom van Frank de Winne en burggraaf Frimout, die een fata morgana zal blijken. Want helaas, de maan is zoals gezegd een dorre klomp, Mars is al geen haar beter. Het Verniaanse exotisme botst met de realiteit dat de rest van het zonnestelsel een levenloze woestenij is, maar niettemin blijven we die vlooiensprongen cultiveren als toonbeelden van menselijk vernuft.
Status-quo
En zo wordt heel het ruimtevaartgegeven een technisch hoogstandje én een metafoor voor de menselijke domheid: onze intrinsieke beperkingen gecombineerd met een (al te) grote ambitie waarvoor de Grieken ooit het woord hybris (hoogmoed) hebben uitgevonden. Ondanks de NASA-grootspraak en de spierballen van Trump zijn en blijven we echte klunzen die hun plaats niet kennen in het heelal.
Ondertussen brengen we geen enkel aards probleem, dat inzicht en creativiteit vergt, tot het begin van een oplossing. Klimaatopwarming, verwoestijning, grondstoffenschaarste, een min of meer permanente energiecrisis, overbevolking, voedseltekort, de daarmee gepaard gaande vluchtelingenstromen, de oorlogen die daarop zullen volgen, het toont de mens op zijn kleinst, als een luis in dit heelal. Maar niettemin dus die raket naar Mars, als een pathetisch gebaar dat ons afleidt van de ongemakkelijke waarheid: technisch-wetenschappelijk is er in die 50 jaar vrijwel geen fundamentele vooruitgang geboekt en kan men van een status-quo spreken, ondanks alle monsterbudgetten en groteske expeditie-dromen. Inclusief het waanidee dat we veel van ons modern comfort aan de ruimtevaart te danken hebben, van de velcro’s tot de tefalpannen, alsof daar iemand voor naar de maan moet geschoten worden.
Ruimtereizen zijn dus vooral een alibi voor een mislukt aards project, we zouden beter wat meer moeite doen om onze zaken alhier op orde te zetten. Quod non. Sinds het rechtop lopen van de homo erectus is de horizon wel zichtbaar, met elke meter schuift hij op, lijkt de aarde groter, verruimt het gezichtsveld maar het inzicht groeit niet mee. Het begint hier te dagen dat de mens op zich misschien wel een toxisch verschijnsel is, een mislukking van de natuur, en dat we de aarde een dienst bewijzen door er binnen korte termijn de brui aan te geven.
Blijft dan nog de fascinatie voor buitenaards leven. Geen marsmannetjes te bespeuren dus, maar veel verderop misschien: iemand daar? Het antwoord is eigenlijk simpel: de kans dat er ergens in de ruimte een spiegelbeeld van de mens rondloopt, is uiterst gering. Ofwel gaat het om zeer primitief leven, ofwel om wezens die vele malen intelligenter zijn dan wij en de aarde zelfs een bezoek niet waard vinden gezien onze aanwezigheid. De gouden plaat die de Voyager 1 mee heeft ter attentie van de aliens, vanwege The United States of America – Planet Earth, bevatte daartoe al heel wat ontradende informatie, zoals de muziek van Bach naast die van Chuck Berry en allerlei aardse symbolen die bewijzen dat wij ons zelfs niet kunnen inbeelden dat er iets ‘anders’ is dan de aliens zoals Star Trek ze toont.
Gelukkig was er dus nog Eddy Merckx en de andere Eddy die de échte limiet van het menselijk kunnen hebben bereikt. ‘Vreest niet. Wij komen uit Ertvelde, en onze bedoelingen zijn vreedzaam’. Een bulderlach weerklinkt vanuit de ruimte.
Johan Sanctorum (°1954) studeerde filosofie en kunstgeschiedenis aan de VUB. Achtereenvolgens docent filosofie, tijdschriftuitgever, theaterdramaturg, communicatieconsultant en auteur/columnist ontpopte hij zich tot een van de scherpste pennen in Vlaanderen en veel gevraagd lezinggever. Cultuur, politiek en media zijn de uitverkoren domeinen. Sanctorum schuwt de controverse niet. Humor, ironie en sarcasme zijn nooit ver weg.
Ook na een afgekocht proces over omkoperij en valsheid in geschrifte, is er kans op een schepenambt in Vlaanderens grootste stad.
Vandaag is het precies een kwarteeuw geleden dat Merkel in een historisch opiniestuk afrekende met Helmut Kohl en zo de macht binnen de CDU greep.