Een Porsche met twee nummerplaten
Waarom de N-VA een postmoderne dichter tot woordvoerder aanstelde
Om haar spreidstand vol te houden heeft de N-VA een dichter nodig als woordvoerder. De wekelijkse column van Johan Sanctorum.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementMen herinnert zich nog de TV-beelden van begin oktober, waarin N-VA-voorzitter Bart De Wever werd opgehaald door een bizar personage dat een Porsche bestuurde met twee verschillende nummerplaten. De achterste plaat, die normaal geflitst wordt, bleek iemand anders toe te behoren (is dat vrouwtje dat alle boetes in haar bus kreeg, trouwens al vergoed, zoals nadien beloofd werd?). Bovendien griste de chauffeur doodbedaard een briefje voor fout parkeren van onder zijn ruitenwissers en verscheurde het voor de camera’s. Het bleek achteraf te gaan om ene Joy Donné, die nu zowaar kabinetschef is van Jam Jambon op Binnenlandse Zaken.
Flou artistique
Er werd verder weinig aandacht aan besteed, al vond men het een atypisch gedrag voor iemand van een deftige Vlaams-nationalistische partij die zich ethisch vrij rigoureus opstelt, en ergerden sommige militanten zich op de sociale media aan het hoge apparatsjikgehalte van dit gebeuren: alsof functionarissen van een regeringspartij boven de wet verheven zijn.
Maar een recent interview in de Morgen van 22 november j.l. met dichter en ex-pornoacteur Dirk Van Bastelaere, nu kersvers woordvoerder van de N-VA-kamerfractie, brengt alles in een breder verband en kadert hoger vernoemd voorval in een groter verhaal van restyling, binnen een partij die ondertussen de Belgische politiek is gaan domineren zoals voordien enkel de oude CVP dat kon in de jaren ’60 en ’70 van vorige eeuw.
Van Bastelaere out zich in dat vraaggesprek als separatist én rechtsliberaal. Terecht stelde Erik Spinoy, een van zijn oude kunstbroeders, in een reactie dat ‘het interview leest als een catalogus van clichés uit het N-VA-discours’. Dat klopt en is op zich ook helemaal geen probleem: een woordvoerder wordt nu eenmaal geacht om partijstandpunten weer te geven.
Vlaams Parlementslid Bart Caron (Groen!) maakt zich in een andere repliek dan weer vrolijk over het kerncitaat én de kop van het interview: ‘In een onafhankelijk Vlaanderen zou ik Groen stemmen’. Jazeker, wanneer Pasen op een maandag valt. Want aan het tempo dat de N-VA nu bezig is, haalt België moeiteloos het jaar 3000. Waarbij Caron nog fijntjes opmerkt dat Van Bastelaere, pleitbezorger van een minimale staat en dus tegen subsidies, als dichter toch maar mooi mee heeft geprofiteerd van die cultuursubsidies, tot hij die dus als partijwoordvoerder niet meer nodig had
De clou is echter beide critici, denk ik, ontgaan,- namelijk het feit dat Dirk Van Bastelaere demonstreert hoe een politiek discours zich van een flou artistique kan bedienen, waardoor ongerijmdheden met het grootste gemak onder de waterlijn passeren. Dat is nuttig, zeker voor een brede volkspartij als de N-VA die zoveel tendensen moet samenhouden. Vooral deze volzin springt eruit en is een verdere analyse waard. Op de opmerking van de journalist dat de N-VA toch voor een conservatief maatschappijbeeld gaat, antwoordt Van Bastelaere:
‘Toch vind ik dat N-VA een progressief verhaal heeft. De N-VA is een revolutionaire partij, omdat ze probeert het Belgische systeem op te heffen, langs de weg der geleidelijkheid. Dat is een aantrekkelijke want haalbare utopie.’
Nu staan dichters niet bekend voor het hanteren van éénduidige begrippen, maar hier passeren in één zin toch wel twee knallers van paradoxen. Want ofwel ben je revolutionair ofwel ga je voor geleidelijke verandering. En ofwel is iets utopisch, ofwel is het realistisch en haalbaar. En je bent ofwel conservatief ofwel progressief.
Voor simpele lui als u en ik, maar niet voor dichter Dirk Van Bastelaere. Merk op dat hij binnen deze ene volzin zowat alle grand écarts demonstreert die het discours van zijn partij kenmerken, namelijk deze tussen verandering (het woord waar zijn partij zowat het eigendomsrecht heeft afgedwongen) en stabiliteit (iets wat vele N-VA-kiezers nastreven), en anderzijds tussen het autonomistisch-Vlaamse (punt 1 van de partijstatuten!) en het reformistisch-confederale spoor.
Tot hiertoe werden die spreidstanden met vallen en opstaan uitgeoefend door de steeds strammer wordende Jan Jambon, Ben Weyts, en andere Peter De Roovers. Maar je hoorde op de duur de spieren kraken: dit viel discursief niet meer te verdedigen. Zopas nog orakelde Jan Jambon in een toespraak voor het KVHV dat de post van Belgisch vicepremier hem existentiële hoofdpijn opleverde en dat de blauwdruk voor een nieuwe, grondige staatshervorming in geheime kluizen klaar lag,- maar de dag nadien werd dat alweer gerelativeerd als ‘pure beeldspraak’. Hier is een volwaardig taalkunstenaar van doen, geen amateur. En zo werd er geheadhunt in het land der letteren. Met het gekende resultaat.
Mossel én vis
Het is dus niet niét zo dat, zoals Van Bastelaere beweert, de kunstenaar en de partijwoordvoerder via watersdichte tussenschotten hier los van elkaar zouden functioneren. (‘In mijn hoofd loopt er een duidelijke lijn tussen mijn oeuvre als kunstenaar, en mijn werk daarnaast. Ik zou mijn literatuur nooit voor een politieke kar willen spannen.’)
Integendeel: het interview toont net aan dat de bipolariteit, eigen aan het N-VA-discours, wordt gegenereerd vanuit een literair-dichterlijke vrijheid. Tegensprakelijke poëzie bekritiseer je niet, het is wat het is. Waardoor conservatief en progressief, revolutionair en geleidelijk, utopie en realiteit, moeiteloos met elkaar inwisselbaar zijn. De CVP-semantiek, maar dan veel radicaler én flamboyanter. Was het bij de wankelmoedige tsjeven noch mossel, noch vis, dan is het nu mossel én vis.
Dat is meteen het antwoord op de vraag waarom de N-VA-fractie de toch wel belangrijke functie van woordvoerder aan deze springerige poëet toebedeelde, en niet aan een ernstige ideoloog, al dan niet met een flamingante stamboom: we moeten het allemaal niet zo serieus nemen. Hoezo? Daartoe moeten we even het groot uithangbord bekijken waaronder Dirk Van Bastelaere zijn poëzie publiceert: het postmodernisme. Ik beperk me tot de definitie van dat woord, zoals het in zijn bio zelf omschreven wordt:
‘Van Bastelaere’s poëzie is ironisch-afstandelijk en kenmerkend voor de generatie jonge Vlaamse dichters met hun sceptische houding ten aanzien van een wereld waar zij geen zin of samenhang in kunnen ontdekken. Alle zekerheden ontbreken en de werkelijkheid is fragmentarisch en absurd. Schrijven over die werkelijkheid is een spel en het gedicht is dan ook een spel: een autonome tekst met meerdere betekenissen.’
Een autonome tekst dus, met meerdere betekenissen. Fragmentarisch en absurd. Alles is een spel en alle combinaties zijn geoorloofd. Plezier verzekerd bij de publieke uitspraken van de nieuwe fractiewoordvoerder. En nu herinneren we ons opeens terug de chauffeur met de twee nummerplaten. Ik weet niet met welke wagen Dirk Van Bastelaere rondtoert, maar heel dat verhaal van de dubbelzinnige dandy Joy Donné lijkt hem op het lijf geschreven. De N-VA rijdt inderdaad met twee nummerplaten rond, en komt daar op miraculeuze manier ook mee weg, dankzij een samenspel van winnersgeluk en perfecte controle op de publieke perceptie.
De spontane (?) reactie van Bart De Wever, toen de man met de Porsche hem afhaalde, ‘Ceci n’est pas ma voiture!’, lijkt dan ook een parafrase van het welbekende Magritte-doek: ‘Ceci n’est pas une pipe.’ Zoals het surrealisme het slecht werkende, kromme België in de 20ste eeuw artistiek moest legitimeren, zo schraagt de ondraaglijke lichtheid van het postmodernisme de partij die Vlaanderen en België rijp maakt voor de 21ste eeuw.
Het zijn de blitse Porsche-dichters die de N-VA-nieuwe stijl retorisch moeten inkleden,- een stijl die uiteindelijk een nieuw semantisch en ideologisch kader moet opleveren, waarbinnen geen plaats meer is voor het essentialisme van de oude Vlaamse beweging, die om die reden ook door Bart De Wever himself opzij werd gezet. Hip cynisme, vrolijke Gleichgültigkeit, sofistische acrobatie en probleemloze inconsequentie zullen de toon zetten.
Deze stijlovergang loopt perfect synchroon met een andere shift: de overgang van het klassieke strategisch denken waar de N-VA zo om geroemd werd (lijn het doel af en bepaal het juiste middel) naar een fragmentarische en absurde status-quo-strategie (iedereen zo lang mogelijk aan de praat houden).
Op maandag, woensdag en vrijdag is de N-VA voor een rechtsliberaal België, op dinsdag en donderdag is ze Vlaams-nationalistisch en sociaal, op zaterdag en zondag combineert ze met succes dat alles tegelijk, zo tegen de hoogmis van elf uur genaamd ‘De Zevende Dag’. De Vlaming staat erbij en kijkt ernaar.
In één ding heeft Dirk Van Bastelaere ondubbelzinnig gelijk: een rondje doordeweeks N-VA-bashen, zoals de cultuursector pleegt te doen, zal niet volstaan om deze partij in verlegenheid te brengen.
Volgehouden kritische lectuur van de teksten zal nodig zijn, het discours publiek confronteren met zijn ongerijmdheden. Samen met het presenteren van een echt alternatief voor deze Thatcheriaanse versie van het nationalisme. Want dat alternatief is er natuurlijk wél.
De progressief-sociale republikeinen weten meteen waar beginnen.
Foto (c) Reporters
Personen |
---|
Johan Sanctorum (°1954) studeerde filosofie en kunstgeschiedenis aan de VUB. Achtereenvolgens docent filosofie, tijdschriftuitgever, theaterdramaturg, communicatieconsultant en auteur/columnist ontpopte hij zich tot een van de scherpste pennen in Vlaanderen en veel gevraagd lezinggever. Cultuur, politiek en media zijn de uitverkoren domeinen. Sanctorum schuwt de controverse niet. Humor, ironie en sarcasme zijn nooit ver weg.
Ook na een afgekocht proces over omkoperij en valsheid in geschrifte, is er kans op een schepenambt in Vlaanderens grootste stad.
Amerikakenners Roan Asselman en David Neyskens bespreken de actualiteit aan de overkant van de oceaan.