Eerste Wereldoorlog gaat ook over de toekomst van Europa
WOI-debat in Duitsland
Het herdenkingsjaar van de Eerste Wereldoorlog is ingezet. Zelfs in Duitsland groeit de belangstelling voor de wereldbrand van toen. Maar de discussie daar tussen links en rechts is ook gericht op zijn betekenis voor het Duitsland van nu en zijn toekomstige plaats in Europa.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementDe Eerste Wereldoorlog speelt een grote rol in het collectieve geheugen van België, Frankrijk en Groot-Brittannië. Maar bij onze oosterburen overheerst de herinnering aan het onheil dat het Derde Rijk met het ontketenen van de Tweede Wereldoorlog over Europa heeft uitgestort. In Duitsland staat de Eerste Wereldoorlog in de schaduw van de Tweede. Toch komt daar stilaan verandering in. Ook de Duitse boekhandels liggen vol met nieuwe publicaties over de Eerste Wereldoorlog en het invloedrijke weekblad Der Spiegel wijdde er zijn cover en titelgeschiedenis aan. Alleen de Duitse ‘politiek’ volgt niet onmiddellijk. Maar hoe zou ze ook? Frankrijk en Groot-Brittannië kunnen hun gevallen helden eren en België kan er zich op beroemen vier jaar lang stand te hebben gehouden tegen de Duitse agressor van augustus 1914. Het officiële Duitsland heeft niets te vieren; de herinnering aan 1914-‘18 is verdrongen door de schaamte over 1933-’45.
Degens
De culturele en de academische wereld herontdekken de Eerste Wereldoorlog. De Bundeskunsthalle in Bonn wijdt onder de titel ‘1914 – De avant-gardekunstenaars in oorlogstijd’ een grote tentoonstelling aan kunstwerken die de gruwel van de oorlog evoceren. Voor het eerst sinds 1968 verschijnt er, van de hand van de politicoloog Herfried Münkler, weer een lijvig werk van wel 900 bladzijden. ‘Das große Sterben’ gaat over de oorlog die vergeten leek in Duitsland. Voor het eerst sinds het debat dat de historicus Fritz Fischer in 1961 ontketende over de hoofdverantwoordelijkheid van het Duitse keizerrijk, kruisen historici en public intellectuals er weer met elkaar de degens over. De aanstoot tot het debat heeft zeker de Australische historicus Christopher Clark gegeven met zijn boek ‘The Sleepwalkers: How Europe Went to War in 1914’. Zoals de titel al suggereert, zijn alle oorlogvoerende partijen in 1914 als ‘slaapwandelaars’ de oorlog binnengestapt, zijn ze als het ware erin ‘gegleden of beter getuimeld of gestruikeld’, zoals de Britse premier David Lloyd George zich in 1920 liet ontvallen. Duitsland, Oostenrijk-Hongarije, Rusland, Frankrijk, Groot-Brittannië: volgens Clark waren ze allemaal even schuldig, dachten ze dat het conflict locaal begrensd zou blijven. Er zou niet in termen van een ‘James-Bond-verhaal met een goede en een slechte’ mogen geredeneerd worden.
Schuld
De stelling van Clark doet bij ons nog maar weinig stof opwaaien. De gruwel van de Eerste Wereldoorlog is allang vergeten, het vijandbeeld van die dagen verwasemd. De discussie over de vraag of Duitsland de hoofdschuldige is voor het uitbreken van die oorlog dan wel of alle oorlogvoerende partijen van toen een gedeelde verantwoordelijkheid dragen, die discussie is in onze contreien hooguit van academisch belang. Onder Duitsers echter is die discussie niet zo onschuldig. Ze raakt aan het zelfbeeld van Duitsland als natie en aan de plaats van de Bondsrepubliek binnen de Europese Unie (EU). De discussie over het verleden is tegelijkertijd een discussie over het heden en vooral de toekomst.
De historicus Fritz Fischer had in zijn in 1961 gepubliceerd boek ‘Griff nach der Weltmacht’ de stelling geponeerd dat het Duitse keizerrijk een grote verantwoordelijkheid droeg voor het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog. Hij onderbouwde die stelling ook met de verwijzing naar de oorlogsdoelstellingen die de toenmalige rijkskanselier Theobald von Bethmann Hollweg in zijn ‘Septemberprogramm’ had ontvouwd, namelijk de uitschakeling van Frankrijk als grootmacht, het omvormen van België tot een vazalstaat en het streven naar Duitse overheersing van Centraal-Europa. Enkele jaren later zou Fischer het keizerlijke Duitsland zelfs aanwijzen als de enige schuldige.
Nationalisme
De opvattingen van Fischer pasten goed in het tijdsbeeld. Niet alleen de Duitsers van na 1945, maar ook de andere Europeanen zagen in het keizerlijke Duitsland een staat die een ‘apart pad’ (Sonderweg) had bewandeld dat wegleidde van de democratie, een staat die doordrongen was van een militaristische geest en van waaruit een directe lijn liep naar het barbaarse naziregime. Het Duitse nationalisme werd beschouwd als de drager van een mentaliteit die aan de basis van twee wereldoorlogen lag.
Het antwoord daarop kon alleen zijn: meer Europa, minder natiestaat. Geen ‘Duits Europa’, zoals de Duitse nationalisten zogezegd hadden voorgestaan, maar een ‘Europees Duitsland’, zoals de eerste bondskanselier Konrad Adenauer beoogde met de integratie van de Bondsrepubliek in het Westen, in de Europese Gemeenschap. Deze integratie heette ‘Westbindung’, en dat begrip verwijst ook naar de inkapseling van het ‘gevaarlijke’ Duitsland in een supranationale structuur die de naties overstijgt. Het verhaal van Fischer versterkte en legitimeerde het verhaal van Europa als vredesstichtende macht, van Europa als de tegenhanger van de natiestaat.
Barsten
Maar wat als dat verhaal barsten krijgt? Wat als de inkapseling van Duitsland in Europa berust op een onwaar verhaal als zou het Duitse keizerrijk de ‘Alleinschuld’ voor de Eerste Wereldoorlog torsen? Er zijn een aantal jonge Duitse historici als Dominik Geppert, Sönke Neitzel, Cora Stephan en Thomas Weber opgestaan die de stelling van Clark aangrijpen om te beweren dat de tegenstelling Europa versus de natiestaat een valse tegenstelling is. Het officiële Duitsland heeft het als nakomeling van de ‘slechterik’ van 1914 moeilijk met de natiestaat en wil deze doen opgaan in Europa. Maar de beleidsmakers in Londen en Parijs zelf denken er niet aan om dat voorbeeld te volgen. De jonge Duitse historici die in het centrumrechtse kamp kunnen gesitueerd worden, verzetten zich dan ook tegen degenen die de Duitse ‘Alleinschuld’ van 1914 zouden willen gebruiken als argument om de natiestaat ‘af te schaffen’. Volgens hen hoeven Europa en de natiestaat elkaar niet uit te sluiten. Er zijn uiteraard ook Duitse historici die vasthouden aan het verhaal dat Fischer in de jaren ’60 bracht. Een Wolfram Wette bijvoorbeeld vreest dat met Clark de klok wordt teruggedraaid in de richting van een ‘reactionair klimaat’ zoals ook zou blijken uit de huidige bewapeningsspiraal in de wereld. En zo ontsteekt de Eerste Wereldoorlog vijftig jaar na Fischer weer een nieuw debat tussen links en rechts in Duitsland. De geschiedenis gaat dus ook over de toekomst.
Deze tekst verscheen eerder bij Knack. Dirk Rochtus schreef er een tweede deel bij over het debat in Groot-Brittannië, dat morgen bij ons verschijnt.
Categorieën |
---|
Dirk Rochtus (1961) is hoofddocent internationale politiek en Duitse geschiedenis aan de KU Leuven/Campus Antwerpen. Hij is voorzitter van het Archief en Documentatiecentrum voor het Vlaams-nationalisme (ADVN). Zijn onderzoek gaat vooral over Duitsland, Turkije, en vraagstukken van nationalisme.
Een volledige ambtstermijn zat er niet in voor de SPD’ers Brandt, Schmidt, Schröder en nu Scholz.
‘Afgrond’ verhaalt de waargebeurde verhouding tussen Venetia Stanley en de veel oudere Britse premier Henry Asquith, die leidde tot een kabinetscrisis.