Erhard Eppler: rode waardenconservatief
De denker-politicus Erhard Eppler engageerde zich - zijn tijd vooruit - voor het milieu en de vrede
Erhard Eppler
foto © Reporters / DPA
Afgelopen zaterdag is sociaaldemocraat Erhard Eppler (1926-2019) overleden. De Duitse sociaaldemocratie en samenleving verliest een profeet.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementAfgelopen zaterdag is de sociaaldemocraat Erhard Eppler op 92-jarige leeftijd in Schwäbisch Hall (Baden-Württemberg) overleden. Links leben*, zo luidt de titel van zijn boek waarop ik drie weken geleden in een Heidelbergse boekhandel stootte. Vooral de combinatie met de ondertitel, ‘Herinneringen van een waardenconservatief’, wekte mijn belangstelling.
Ecologische voorloper
In zijn memoires duidt Erhard Eppler (1926-2019) het onderscheid tussen een Wertkonservativer en een Strukturkonservativer als volgt: de eerste verlangt ernaar ‘waarden zoals een wondermooi landschap of ook de solidariteit tussen mensen te verdedigen en te bewaren’, de laatste streeft er vooral naar ‘machtsstructuren te handhaven’ (p. 147). Was zijn links-zijn dan in wezen geïnspireerd door een conservatieve ingesteldheid die milieu en rechtvaardigheid bedreigd zag door het kapitalistische systeem, of wat vandaag de dag ook als neoliberalisme wordt bestempeld?
Dat waardenconservatief-zijn sloot in het geval van Eppler geen revolutionaire visie uit. Eind jaren ’60, begin jaren ’70 was hij de eerste leidende Duitse sociaaldemocraat die het belang van een schoon milieu onderkende, op een moment dat het woord ‘ecologie’ op de tong van weinigen lag. Eppler noemde de jaren ’70 de Vorläuferjahre omdat vele van onze huidige problemen rond milieu, vrede en migratie toen de kop opstaken zonder dat de politiek er ernstig werk van maakte. Zijn hoop om de SPD (Sozialdemokratische Partei Deutschlands) ook tot een ecologisch geïnspireerde partij om te vormen bewaarheidde zich niet; dat maakte de weg vrij voor Die Grünen, de groenen, die vandaag de dag de Duitse sociaaldemocraten de loef afsteken.
Emancipatorische buitenlandpolitiek
Eppler was zijn politieke carrière in 1952 begonnen bij de Gesamtdeutsche Volkspartei die zich inzette voor een eengemaakt, neutraal Duitsland. De toetreding in 1955 van de Bondsrepubliek Duitsland tot het Westerse NAVO-bondgenootschap ontnam die kleine partij echter haar bestaansreden. De leraar Eppler stelde zich dan ook de vraag of hij niet beter zou stoppen met zijn politiek engagement.
De twijfel heerste tot op de dag dat hij een briefje kreeg van de door hem bewonderde SPD-politicus Fritz Erler met daarop de woorden: ‘Als u op uw grafsteen het opschrift wil hebben: “Hij heeft altijd gelijk gehad”, blijf dan waar u bent. Als u aan politiek wil doen, komt u naar ons.’ Dat zat, ook al omdat Erler, een gewezen verzetsstrijder, op het punt stond ‘ein besseres Deutschland aufzubauen‘ (p. 93). De patriot Erhard Eppler liet zich ook door zijn gevoel voor sociale rechtvaardigheid leiden en trad in januari 1956 toe tot de SPD. Als lid van de Bondsdag, het Duitse federale parlement, vanaf 1961 hield hij zich vooral bezig met buitenlandse politiek.
Zijn deskundigheid op dat vlak trok de aandacht van Willy Brandt (SPD), minister van Buitenlandse Zaken in de Grote Coalitie (van christendemocraten en sociaaldemocraten) van 1966 tot 1969. Op diens voorspraak kwam Eppler op 1 oktober 1968 aan het hoofd te staan van wat toen nog Bundesministerium für wirtschaftliche Zusammenarbeit heette (Federaal ministerie voor Economische Samenwerking) zonder de latere toevoeging van ‘Entwicklung’. Eppler beschouwde de uitbouw van ‘ontwikkelingshulp’ als een van de ‘kernelementen van linkse, emancipatorische buitenlandpolitiek’ (Spiegel online, 20 oktober 2019).
De jonge minister stak daarvoor graag de handen uit de mouwen. Ook letterlijk. In zijn Erinnerungen schreef hij dat hij bij een bezoek aan een project in een ontwikkelingsland een schop of een spade ter hand nam om aan de Afrikanen te laten zien dat lichamelijke arbeid niet stopt na het behalen van een diploma middelbaar onderwijs (p. 150). In de ogen van de linkse studenten van ‘mei 1968’ was hij zogezegd een ‘huichelachtige knecht van het kapitalisme, die de opdracht had de uitbuiting van de Derde Wereld met humanitaire frasen toe te dekken.’ (p. 143)
Ontgoocheld in de sociaaldemocratische partij
Eppler bleef ook na de verkiezingen van 1969 minister van Ontwikkelingssamenwerking onder Brandt als bondskanselier. Hij ondersteunde diens Ostpolitik, de opening naar en het aanknopen van goede betrekkingen met de Oostblokstaten.
Met Helmut Schmidt (SPD), de opvolger van Brandt, boterde het niet zo goed. Schmidt besloot – anders dat wat hij Eppler aanvankelijk beloofd had – fors te bezuinigen op ontwikkelingshulp. Eppler was zwaar ontgoocheld, aangezien hij al die jaren als minister met het volgende argument voor zijn ontwikkelingsbeleid had geijverd: ‘Wie nu niet méér voor Afrika doet, moet over 20 of 30 jaar op een geweldige immigratiedruk rekenen.’ (p. 168). Eppler bood op 4 juli 1974 zijn ontslag als minister aan.
Tussen Eppler en Schmidt zou het nooit meer goed komen, ook al omdat beide er een totaal tegenovergestelde mening op nahielden over die twee andere grote thema’s die Eppler bekommerden, het milieu en de vrede. Schmidt liet zich laatdunkend uit over vraagstukken van milieu als Spinnereien (hersenspinsels) en verdedigde met het zogenaamde NAVO-dubbelbesluit hernieuwde bewapening (onder voorbehoud van onderhandelen), mochten de Sovjets nieuwe raketten plaatsen. Eppler engageerde zich in zowel de milieu- als de vredesbeweging, maar het waren de Grünen die als ecologische en pacifistische partij profiteerden van de rebellie onder de bevolking tegen de sociaaldemocraat Schmidt.
De val van de Muur
Erhard Eppler had de gevoeligheden voor de milieu- en vredesproblematiek aangescherpt. Hij was wat de Duitsers een ‘Vordenker’ noemen, iemand die ‘vooruitdenkt’, visionair is. Dat was hij ook wat de ‘Duitse kwestie’ betreft, de vraag hoe de relaties tussen de twee Duitse staten zich dienden te ontwikkelen. Nadat hij zich in 1981 uit de actieve politiek had teruggetrokken, engageerde hij zich als Präsident van de Evangelischer Kirchentag (de Duitse Protestantse Kerkvergadering). In die hoedanigheid en ook als voorzitter van de Grundwertekommission (basiswaardencommissie) van de SPD had hij velerlei contacten met de DDR en wist hij wat er aan gevoelens van ongenoegen en opstandigheid onder de mensen daar leefde.
Erhard Eppler had als hoofd van een SPD-delegatie van 1984 tot 1989 een zevental gespreksronden geleid met afgevaardigden van de SED, de marxistisch-leninistische bewindspartij van de DDR, de Oost-Duitse staat. In een redevoering op 17 juni 1989 (ter herdenking van de volksopstand van 17 juni 1953 in de DDR) zei hij dat de ‘heersers in de DDR (…) hun kans verkeken hadden en de dagen van hun heerschappij geteld waren’ (p. 254). Geen vijf maanden later zou de Muur vallen.
Flexibiliteit van de geest
Zo’n uitspraken had niemand verwacht van een sociaaldemocraat die tijdens de grote antirakettenbetoging van oktober 1981 in de Hofgarten in Bonn voor de vredesbeweging had gesproken en later nog met communistische intellectuelen in de DDR gesprekken had gevoerd (p. 254). Die flexibiliteit van denken manifesteerde Eppler ook met zijn ondersteuning van de plannen van de sociaaldemocratische bondskanselier Gerhard Schröder (1998-2005) voor de hervorming van de arbeidsmarkt, van de Kosovo-oorlog en van de inzet van het Duitse leger in Afghanistan. Later bekritiseerde hij de harde opstelling van het Westen tegenover Rusland naar aanleiding van de Krimcrisis.
Eppler was niet zozeer een ‘politiek dier’ dan wel een denker-politicus; hij verbond theorie en praktijk. Zijn ideeën schreef hij neer in 25 boeken en talloze opiniestukken voor kranten en weekbladen. Niet alleen de Duitse sociaaldemocratie, maar de hele samenleving verliest met hem een profetische gestalte.
*Links leben. Erinnerungen eines Wertkonservativen (Berlin 2015)
Tags |
---|
Dirk Rochtus (1961) is hoofddocent internationale politiek en Duitse geschiedenis aan de KU Leuven/Campus Antwerpen. Hij is voorzitter van het Archief en Documentatiecentrum voor het Vlaams-nationalisme (ADVN). Zijn onderzoek gaat vooral over Duitsland, Turkije, en vraagstukken van nationalisme.
Een volledige ambtstermijn zat er niet in voor de SPD’ers Brandt, Schmidt, Schröder en nu Scholz.
‘Afgrond’ verhaalt de waargebeurde verhouding tussen Venetia Stanley en de veel oudere Britse premier Henry Asquith, die leidde tot een kabinetscrisis.