JavaScript is required for this website to work.
post

Euthanasie: een kwestie van vrijheid én discretie?

Johan Sanctorum

ColumnJohan Sanctorum5/11/2015Leestijd 3 minuten

Misschien moeten kerk, staat of moraalfilosofen zich met onze persoonlijke keuzes rond levenseinde net niét teveel bemoeien. 

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

In zijn zopas verschenen boek ‘Psychogenocide’ behandelt de Vlaamse psychiater Erik Thys een weinig belichte bladzijde uit de industriële Endlösung bij de nazi’s, namelijk de likwidatie van zo’n 300.000 psychiatrische patiënten. Overeenkomstig de wetten van de eugenetica werden ze als gedegenereerd beschouwd en niet-conform het ideaalbeeld van de Ariër, gezond naar geest en lichaam. Dus naar de gaskamer ermee.

Typisch voor de groteske nazi-propaganda, werden de kunstuitingen van deze patiënten gelinkt aan de Entartete Kunst, de moderne schilderkunst van toen, door de nazi’s eveneens beschouwd als ziekelijk, pervers en ’tegennatuurlijk’.

De Duitse artsen gingen gewillig mee in het euthanasieprogramma voor geesteszieken, omdat het als wetenschappelijk clean gold, en –in tegenstelling tot de latere Jodenvervolging en de Holocaust- een zeer discreet en bureaucratisch verloop kende. Er kwam papierwerk aan te pas, verslagen, fiches, stempels, en op het einde een ‘humane’ liquidatie. Waarna de interessantste lichamen nog konden dienen voor dissectie. Alles proper en medisch verantwoord, met Darwin en de ‘survival of the fittest’ in het achterhoofd.

Ethisch overheidsbeslag

In de 20-er en 30-er jaren van vorige eeuw hadden de nazi’s zeker geen patent op die denkbeelden: ook in bv. de VS was er een levendige belangstelling van het politieke establishment en de medische wereld voor zogenaamde rasveredelingstechnieken. Interessant is ook dat Erik Thys het gevaar van een ‘bureaucratische’ geneeskunde an sich als iets universeels bekijkt, en dus ook van deze tijd. Uiteraard vergassen wij vandaag geen geesteszieken en is ons begrip van euthanasie gekoppeld aan ‘ondraaglijk lijden’, mededogen én toestemming van de patiënt.

Maar speciaal bij geesteszieken is dat laatste nu net een heikel punt. En het begrip ‘mededogen’ behoort tot een grijze zone waarin het begrip ‘levenskwaliteit’ opduikt, maar ook utilitaire overwegingen zoals: wat heeft deze mens nog aan het leven? En omgekeerd tenslotte: wat heeft de maatschappij nog aan deze mens? En gij, terminale patiënt, voelt u zich toch niet een beetje als last voor uw omgeving en de ziekteverzekering?

Deze ethische roetsjbaan is onvermijdelijk gelinkt aan een ideologie, een mainstream-moraal en een medisch-technisch systeem. Er is een publiek debat, er zijn media, er ontstaat een consensus. Een kransje van dokters, welzijnsexperten, consulenten en palliatieve zorgverleners komt ongevraagd aan uw bed staan: de dood wordt een algemene kwestie, professioneel beslecht in grote hospitalen en inrichtingen.

En zo wordt zelfdoding haast salonfähig. Met de beste bedoelingen reiken de verzorgers het thema aan en scheppen een context: ja, de humane levensbeëindiging is wel degelijk een optie, en wettelijk geregeld. Neen, er is geen dwang, u bent volledig vrij, maar overweeg het, praat erover, etcetera. Het spuitje wordt m.a.w. gebanaliseerd en onderdeel van een procedure die langs een ‘evaluatiecommissie’ passeert. Daar heb je de witte bureaucratie terug, alle gelijkenissen met het verleden toevallig.

Vandaag komt daar nog een dimensie bij, namelijk het nut voor de organentransplantatie, en de druk die ontstaat om door zijn eigen dood ‘iemand te redden’. Voor schrijfster Kerstin Huygelen is deze morele chantage, die met de dood van haar moeder verbonden is, een duurzaam thema. Men wacht op uw overlijden, de organen zijn al besteld. Wat moet men, in deze context, dan precies verstaan onder ‘vrijwillige levensbeëindiging’?

Om al die redenen vind ik dat het systeem zich met mijn dood of die van mijn dierbaren niet moet bemoeien. Vooral niet bij hevig lijden. Ik weiger euthanasie als een politiek onderwerp en aspect van een maatschappelijke consensus, ze weze ‘progressief’ of ‘conservatief’. Vanaf het moment dat er programma’s bestaan, wetten, procedures, directieven, al dan niet voorafgegaan door ethische rapporten van professor Etienne Vermeersch, staan wij ook voor een stuk de dood af aan het apparaat.

Willen wij ons het recht voorbehouden op zelfbeschikking, ook wat het allerlaatste betreft, het levenseinde, dan moet die onttrokken worden aan de witte schorten, de gezondheidsbureaucratie, de moraalfilosofen én de politieke regelneverij. Weg met het ethische overheidsbeslag.

Dus is euthanasie een privé-zaak. Iets persoonlijks, onder intimi. En meteen ook buitenwettelijk. Niet alles kan in wetten gegoten worden: sterven is iets anders dan belastingen betalen. Laat dit thuis gebeuren, of alleszins ver weg van een evaluatiecommissie. Ik geloof in de discrete arts die, op het moment dat het gevraagd wordt, daar ook is. Of een lichte doch beslissende overdruk van de boezem van de verpleegster, als ik de tijd rijp acht, meer moet dat niet zijn.

 

Johan Sanctorum is filosoof, publicist, blogger en Doorbraak-columnist.

Tags
Personen

Johan Sanctorum (°1954) studeerde filosofie en kunstgeschiedenis aan de VUB. Achtereenvolgens docent filosofie, tijdschriftuitgever, theaterdramaturg, communicatieconsultant en auteur/columnist ontpopte hij zich tot een van de scherpste pennen in Vlaanderen en veel gevraagd lezinggever. Cultuur, politiek en media zijn de uitverkoren domeinen. Sanctorum schuwt de controverse niet. Humor, ironie en sarcasme zijn nooit ver weg.

Commentaren en reacties