Extreemlinks minder gevaarlijk dan extreemrechts?
Bagatelliseren wakkert conflict aan
Linkse betogers, je ziet hun vredelievende karakters.
foto © Reporters
In politiek gelden links en rechts als synoniemen van respectievelijk ‘goed’ en ‘slecht’, ‘sociaal’ en ‘ongelijkheid’, ten onrechte.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementDe deelname van de extreemlinkse Partij van de Arbeid (PVDA) aan het gemeentebestuur in Zelzate zorgt voor heel wat beroering in politieke en maatschappelijke middens. Zeldzaam zijn de stemmen ter rechterzijde die er geen graten in zien. Johan Sanctorum is er zo een van. In Doorbraak schrijft hij: ‘ik vind het uitstekend en een bewijs dat democratie nog werkt, dat sp.a en PvdA een links bestuur gaan vormen in Zelzate, een arbeidersgemeente bij uitstek. Waarom zouden die in godsnaam voor liberalen stemmen?’ Ook Jan Segers, editorialist van Het Laatste Nieuws, spreekt zich uit voor ‘de lokale democratie zonder nationale fatwa’s’. ‘Waarom zo principieel en obligaat bang zijn voor de lokale democratie, ook als die niet naar links maar naar rechts neigt?, vraagt Segers zich nog af.
Moraliserend
Waarom het cordon niet doorbroken wordt, heeft te maken met de verschillende houding die hier in onze westerse democratieën wordt aangenomen tegenover links en rechts en bij uitbreiding de extreme vormen ervan. In het politieke denken gelden links en rechts als synoniemen van respectievelijk ‘goed’ en ‘slecht’. Links wordt door de goegemeente geassocieerd met ‘sociaal’ en het strijden voor democratie en gelijkheid, rechts eenzijdig met ongelijkheid. Het opkomen van centrumrechts voor het primaat van de vrijheid en de bescherming van de nationale identiteit wordt afgedaan als een strijd die respectievelijk door hardvochtigheid en nationaal egoïsme ingegeven zou zijn.
Die moraliserende kijk op links en rechts straalt zo natuurlijk ook af op de extreme verschijningsvormen van beide stromingen. De extremist van links verschijnt zo als iemand die bij alle eventuele bedenkingen over de door hem aangewende middelen toch nog altijd ‘eervolle’ doelen zou nastreven, de extremist van rechts draagt het odium van racisme met zich mee. Die morele zienswijze vormt – objectief geanalyseerd – de ideologische achtergrond voor het bagatelliseren van extreemlinks. Nochtans bant deze maatschappelijke en door de media uitgedragen consensus over wat goed en wat kwaad is in onze democratie het gevaar niet dat niet alleen van de extreme uitingen van rechts, maar ook van die van links uitgaat.
Brutaal geweld
Extremisme richt zich naargelang zijn aard tegen telkens andere mensen: dat van rechts tegen degene die niet tot het eigen volk of ras behoort, dat van links tegen degene die tot een andere klasse behoort of zelfs tegen degene die er afwijkende denkbeelden op nahoudt, en dat van het islamisme tegen de ‘ongelovige’. Waar extreemrechts mensen dus viseert omwille van hun ‘zijn’ (dat niet veranderd kan worden), doen extreemlinks en het moslimextremisme dat met mensen omwille van hun ‘denken’ (dat veranderd ‘moet’ worden).
Wie denkt dat extreemlinks niet gevaarlijk is, was bijvoorbeeld geen getuige van of heeft niets opgevangen van het brutale geweld (op het terroristische af) dat extreemlinkse relschoppers bezigden tijdens de top van de G-20 in Hamburg in juli 2017. Gemaskerd trokken ze twee dagen langs als ‘der schwarze Block’ (de naam waaronder ze gekend zijn) door de stad, vernielden en staken auto’s in brand, sloegen winkelruiten in en joegen toevallige voorbijgangers de stuipen op het lijf. Maar volgens Martin Schulz, de toenmalige kandidaat-kanselier van de Duitse sociaaldemocraten (SPD), kon dat niet links zijn, want links en het gebruik van geweld zouden elkaar zogezegd uitsluiten.
Waarschuwen
Het gevaar zit hem hierin dat alle varianten van het extremisme (links, rechts, islamitisch) ‘in de kern de pluraliteit van belangen, de scheiding der machten en de universaliteit van de mensenrechten negeren’. Wat hier tussen aanhalingstekens staat, zijn de woorden van de Duitse professor Eckhard Jesse, die als ‘Extremismusforscher’ (onderzoeker van het extremisme) bekend staat. De zeventigjarige Jesse vlooit al zijn hele academische leven lang honderden extremistische tijdschriften van rechts en van links uit. Op zijn naam heeft hij honderden publicaties staan, waaronder het gezaghebbende Jahrbuch Extremismus & Demokratie dat al voor de dertigste keer bij de gerespecteerde uitgeverij Nomos Verlag is verschenen.
Jesse, die in de jaren ’90 de universiteit van Trier voor die van het Oost-Duitse Chemnitz ruilde, heeft naam gemaakt met zijn theorie van de Äquidistanz. Dat betekent dat de rechtsstaat zich even ‘gedistantieerd’ moet opstellen tegenover extreemrechts als tegenover extreemlinks. In Duitsland is het verkondigen van die theorie geen sinecure. Als in dat land rechts zelfs als synoniem van extreemrechts wordt beschouwd (denk aan ‘antifascistische’ rockconcerten als ‘Rock gegen Rechts’), laat het zich niet moeilijk raden dat wie waarschuwt voor extreemlinks, of op zijn minst extreemlinks even gevaarlijk acht als extreemrechts, als verdacht overkomt. Inderdaad, wegens zijn theorie van de Äquidistanz wordt Jesse door de linkerzijde verketterd als iemand die extreemrechts zou willen vergoelijken. Als hij ergens een voordracht gaat houden, heeft hij politiebescherming nodig, want ‘Antifa’ vindt het niet kunnen wat hij zegt en schrijft.
Schrikbeeld
Jesse stelt in een opiniestuk in de Neue Zürcher Zeitung het gebrek aan Äquidistanz tegenover de extreme verschijningsvormen van links en rechts vast. In Duitsland zijn daar volgens hem drie, telkens met een symbolisch jaartal verbonden gebeurtenissen voor verantwoordelijk: 1933 als het begin van de nazidictatuur (wat in het naoorlogse Duitsland de gevoeligheid voor extreemrechts heeft verscherpt), 1968 waar ten gevolge van de studentencontestatie de ‘anti-extremistische consensus’ van de vroege Bondsrepubliek vervangen werd door de ‘antifascistische consensus’ (wie strijdt tegen extreemrechts zou automatisch een strijd voor de democratie voeren) en 1989, waar met de val van de Muur en de ondergang van de DDR het schrikbeeld van een communistische dictatuur verdween. Nog volgens Jesse vormen de gewelddadige uitingen van links en rechts en van het islamisme vooralsnog geen gevaar voor de democratische rechtsstaat, maar wel voor het leven en welzijn van bepaalde groepen, (al naargelang omwille van hun ras, geloof, seksuele geaardheid of zelfs maar meningen).
Conflictcultuur
Jesse meent dat het gebrek aan Äquidistanz de conflictcultuur in onze maatschappij aanwakkert. De rechtsstaat moet er alles aan doen om mensen te beschermen die omwille van hun huidskleur of geloof belaagd of aangevallen worden (zoals in Duitsland waar islamitisch geïnspireerd geweld tegen joodse burgers aan het toenemen is). Maar de rechtsstaat moet ook het wezen van de democratie – de vrijheid van denken en spreken – beschermen.
De onverdraagzaamheid tegenover mensen die er niet de ‘juiste’ mening op nahouden neemt immers in onze Westerse maatschappij alsmaar toe. Dat mocht ook professor Dieter Schönecker van de universiteit Siegen (Duitsland) ondervinden. In het kader van een seminarie over vrije meningsuiting had de filosoof twee sprekers uitgenodigd wier denken niet strookt met links, namelijk Thilo Sarrazin (auteur van boeken als Deutschland schafft sich ab en Feindliche Übernahme) en Marc Jongen, zowat de ideoloog van de Alternative für Deutschland (AfD). De universiteitsleiding weigerde Schönecker – zelf een onverdachte geleerde – geldmiddelen ter financiering van het seminarie ter beschikking te stellen. Wie zo handelt, aldus Schönecker in een gevatte reactie op die weigering, ‘schränkt meine Wissenschaftsfreiheit ein, auch wenn er sich zugleich zu ihr bekennt’ (beperkt me in mijn wetenschappelijke vrijheid, ook wanneer hij er zich tegelijkertijd toe bekent).
Tekenen
Vlaanderen is Duitsland niet, maar de tekenen van een gebrek aan Äquidistanz worden ook hier bij ons zichtbaar. Het is maar een kwestie van tijd, of het gebrek aan verdraagzaamheid vanwege een bepaalde zijde van het politieke spectrum slaat om in geweld. Dat hebben we ook al in de aanloop naar de gemeenteraadsverkiezingen kunnen vaststellen, toen verschillende verkiezingsborden van partijen ter rechterzijde besmeurd of vernield werden. Jesse heeft daar een duidelijk antwoord op. Het devies ‘geen vrijheid voor de vijanden van de vrijheid’ helpt volgens hem niet verder, wel het devies ‘keine Freiheit zur Abschaffung der Freiheit’ (geen vrijheid om de vrijheid af te schaffen).
Tags |
---|
Dirk Rochtus (1961) is hoofddocent internationale politiek en Duitse geschiedenis aan de KU Leuven/Campus Antwerpen. Hij is voorzitter van het Archief en Documentatiecentrum voor het Vlaams-nationalisme (ADVN). Zijn onderzoek gaat vooral over Duitsland, Turkije, en vraagstukken van nationalisme.
Een volledige ambtstermijn zat er niet in voor de SPD’ers Brandt, Schmidt, Schröder en nu Scholz.
‘Afgrond’ verhaalt de waargebeurde verhouding tussen Venetia Stanley en de veel oudere Britse premier Henry Asquith, die leidde tot een kabinetscrisis.